Home Reizen van Jan en Carla

Mali

7-29 december 2002

 

zaterdag 7 december
Om 8.50 uur staat de buurman klaar om ons naar het station in Ruurlo te brengen. Na 3 keer overstappen ontmoeten we op Schiphol de rest van de groep: totaal 15 personen. Na een voorspoedige reis landen we om ± 21.50 uur plaatselijke tijd (het is hier 1 uur vroeger dan bij ons) in Bamako. Het is dan nog 30º. Onze reisleidster, Sofie, staat al klaar. Na een inleidend praatje en geld wisselen gaan we rond middernacht naar bed.

zondag 8 december
Vandaag een lange reisdag: van 7.30 tot 19.00 uur. Alleen een stop voor de lunch. Veel oponthoud door politiecontroles, de eerste keer duurde dat zelfs 3 kwartier. De weg is saai: steeds rechtdoor in een droog en weinig afwisselend landschap met af en toe een dorpje. Als je je ogen een uur dichtdoet is er nadien niets veranderd. In de bus trakteer ik op de thuis gebakken boter- en gemberkoek en van de reisorganisatie krijg ik een t-shirt; dus vandaag toch nog een beetje jarig. Vlakbij Djenné gaan we met de pont over de Banirivier (paar stapjes door het water). Na een drankje en het eerste lokale warme eten (soep, couscous met rozijnen, kip met hééél weinig vlees en watermeloen toe) krijgen we de traditionele, elke keer zoeter wordende, 3 kopjes thee: bitter als de dood, zacht als het leven en zoet als de liefde. We slapen in tentjes op het dak van het kampement.

maandag 9 december
Het is fris als we opstaan. Samen met 5 andere leden van de groep gaan we Djenné in. Aanvankelijk met een gids, later gaan we alleen verder. In 1988 plaatste Unesco de stad in haar geheel op de werelderfgoedlijst.  Alle huizen in Djenné zijn van leem en je ziet zowel Sudanese als Marokkaanse kenmerken. Zo zijn de huizen met de pilaartjes op het dak (links de vrouwelijke, rechts de mannelijke en daartussen het aantal kinderen) Sudanees. De getraliede ramen en beslagen deuren zijn Marokkaans. In Djenné zijn ook veel koranschooltjes. Kinderen, m.n. jongens, leren hier de koranverzen op leitjes te schrijven en ze te reciteren. Ze weten meestal niet wat ze zeggen, want ze spreken geen Arabisch. Het beroemdste lemen gebouw van Djenné is natuurlijk de grote lemen moskee, die helaas niet toegankelijk is voor niet-moslims. Karakteristiek voor de lemen moskeeën zijn de afgeronde vormen van de torens en kantelen. Dit is om de regen, die het leem snel afbreekt, zo weinig mogelijk kans te geven. De uitstekende delen palmhout hebben naast een decoratieve ook een praktische functie: ze dienen als steigers bij het restaureren na de jaarlijkse regentijd. De huidige moskee werd in 1907 gebouwd op een 3m hoog plateau van 75x75m. De zijde met de torens is naar Mekka gericht en de ingang aan deze zijde is voor de inwoners van het rijke stadsdeel. Er is een binnenplein en een overdekte gebedsruimte, die gesteund wordt door 90 pilaren. De vloer bestaat uit zand.

De markt, aan de voet van de moskee, is weer echt Afrikaans: ze zitten overal en verkopen van alles, bijv. plastic emmers, teenslippers, groenten en fruit, sieraden, kruiden, zout, vlees,  medicijnen (de pillen worden per stuk verkocht en zijn vrijwel altijd over de houdbaarheidsdatum), keukengerei, zeep, batterijen, kleding, aardewerk, kippen en geiten, enz. enz. Deze markt is heel kleurrijk door de prachtige kleding van de vrouwen. Vanaf het dak van een huis hebben we een subliem uitzicht over de markt.  Van Jan krijg ik een zilveren ketting en armband voor mijn verjaardag (niet op de markt gekocht, maar bij de plaatselijke ‘juwelier’). We kopen wat kaarten en postzegels en begin van de middag zijn we terug bij het kampement. Het is intussen zo’n 30º. We eten wat, schrijven de kaarten en brengen die naar het postkantoor (later zal blijken dat ze er ruim 6 weken over hebben gedaan om op de plaats van bestemming te komen!).  Als de ergste warmte voorbij is gaan we met een paardenkar naar een Peuldorp enkele kilometers verderop. De Peul zijn sinds oudsher de veehouders. Er is nauwelijks sprake van een weg, wel waait er veel stof. In de kar zitten we op wat stro en een mat. Als we door kuilen rijden stuitert het flink en dat voelt beslist niet aangenaam. We krijgen een aardige indruk van het dorpsleven. Er woont nog een Peulvrouw die in het bezit is van de traditionele grote gouden oorsieraden. De meeste Peulvrouwen hebben tijdens de grote droogtes in de 70-er en 80-er jaren hun sieraden moeten verkopen om te kunnen overleven. ’s Avonds eten we gezamenlijk bij restaurant Ba Ba in Djenné: tomatenrijst, patat van zoete aardappel, geitenvlees, ratatouille en watermeloen toe.

dinsdag 10 december
Om 8.00 uur vertrekken we om in de pinasse (met rietmatten overdekte gemotoriseerde open boot) te stappen die in de Bani ligt. De Bani is een zijrivier van de Niger. Het is erg rustig op en langs de rivier. Wel zien we dat er over land heel veel stof waait: de tijd van de harmattan (droge woestijnwind). We leggen aan bij een Bozodorp. De Bozo leven van de visvangst. Er is ongelooflijk veel stof. Zoals overal zijn de kinderen enthousiast, vooral als er een liedje wordt gedaan zoals ‘deze vuist op deze vuist’. Er loopt een meisje van hooguit 7 jaar met een baby van misschien enkele weken oud op haar rug: jong geleerd is oud gedaan! En zoals altijd worden we uitgeleide gedaan door alle kindertjes van het dorp.

                                                                                                                               

Halverwege de middag stoppen we bij een dorp waar vandaag markt is. Omdat het water erg laag staat kunnen we niet dichtbij het dorp komen en moeten eerst 20 minuten lopen. Wederom vreselijk stoffig. De markt is heel authentiek en nog veel leuker dan in Djenné. Het is jammer dat onze tijd daar zo beperkt is: we hadden nog wel uren willen blijven. En weer kijk je je ogen uit op de kleurige kleding en het ‘marktgedoe’. Door de harde wind vandaag zijn we behoorlijk achter op het schema. Het begint al donker te worden als we aan de oever van de rivier onze tenten opzetten. We eten, zittend op matjes, bij het kampvuur.

woensdag 11 december
Na een ontbijt van op het kampvuur geroosterd brood vertrekken we. Onderweg doen we nog twee Bozodorpen aan. Bij het laatste zijn de kinderen opvallend opdringerig. Misschien komt dat omdat dit dorp niet ver van Mopti ligt en er waarschijnlijk wel vaker toeristen komen. Wel hebben ze er een mooi moskeetje. Een meisje wenkt me en wijst op haar mond. We lopen mee naar een klein binnenplaatsje. Vrouwen en kinderen staan te klappen op het ritme van geroffel op een kalebas, die in een teil met water ligt: het geeft een vrij donker geluid. We worden gevraagd om mee te klappen. Op de grond ligt een jonge vrouw met haar hoofd in de schoot van een ander. De laatste slaat in hoog tempo met een soort pennetje de donkere tatouageversiering rond de mond van de liggende vrouw. Deze donkere rand om de mond is typerend voor Peulvrouwen. Het gebeurt bepaald niet zachtzinnig. Ze kauwt op iets, waarschijnlijk een verdovend middel, en spuugt dat af en toe uit. Bijzonder om dit zo mee te maken. Fotograferen of filmen doen we niet, omdat we het gevoel hebben dat het gebeuren daar te ‘intiem’ voor is en het niet op prijs wordt gesteld. Jammer, want dit was uniek. Rond 14.00 uur zijn we in het stadje Mopti in ons luxe hotel met zwembad! Eindelijk het stof uit onze haren wassen. Het water dat van ons af komt is bruin! Daarna slenteren we richting haven. Onderweg zien we een bijzondere vorm van veevervoer: geiten in rijstzakken met alleen de kop eruit worden in het bagageruim van een bus gestouwd. Op de kade zien we grote platen zout (lijkt op grote marmeren platen). Verder de gebruikelijke marktkoopwaar en ontzettend veel gedroogde (stinkende) vis. Bij bar Bozo, aan de kop van de haven, drinken we wat. Op de terugweg onderhandelt Jan stevig over de prijs van een Peulhoed. Er wordt 16.000 CFA gevraagd, we krijgen hem uiteindelijk voor 5000 CFA. Afdingen hoort hier bij de handel. Zou je dat niet doen, dan word je niet voor vol aangezien en heeft men dus geen respect voor je. Het is bewolkt en ’s middags komt de zon helemaal niet meer. ’s Avonds eten we bij restaurant Segui erg goed, o.a. capitaine (een soort Nijlbaars) en geflambeerde bananen.

donderdag 12 december
Omdat we een deel van de bagage hier in het hotel achter zullen laten pakken we na het ontbijt op ons gemak de tassen opnieuw in. We lopen nog even naar het centrum en kopen bij ‘patisserie Dogon’ een lekker zoet broodje voor de lunch. Intussen ben ik snotverkouden en dat zal zo blijven tot we weer in Nederland zijn. Rond het middaguur vertrekken we met vier landcruisers richting Douentza. De weg is goed. Om de tijd te doden probeert Jan aan de gids, Allay genaamd, en de chauffeur ‘In Den Haag daar woont een graaf’ te leren. Ze hebben er veel plezier in en er wordt veel gelachen. Om 15.00 uur kunnen we de tenten opzetten in het kampement. De wc is een donkere ruimte met een gat in de grond, het wemelt er van de kakkerlakken en ’s nachts zijn er ook kikkers gesignaleerd. We gaan nog enkele Tellemgraven bekijken, waarvoor we eerst stevig moeten klimmen. De graven doen wat denken aan sommige graven in Toradjaland op Sulawesi in Indonesië. Daarna bezoeken we een piepklein museumpje met rituele voorwerpen. Het loopt al naar het eind van de middag en het is er erg donker, elektriciteit is er niet, zodat we onze zaklantaarns moeten gebruiken om de voorwerpen in het museum te kunnen bekijken.  

Vlak voor het eten lopen we nog even naar het dorp waar een feest aan de gang is: een fluit, twee trommels en twee kalebassen met een aantal dansende vrouwen. En natuurlijk een grote menigte nieuwsgierige kijkers De dorpsgek doet verwoede pogingen met een stok de menigte op afstand te houden. Er wordt lustig meegedanst. Het is leuk dat we dit nog even gezien hebben.

vrijdag 13 december
Tot 15.00 uur rijden we door een immens zandgebied, met een paar struikjes en acaciabomen. Soms zie je iemand lopen en vraag je je af: waarheen? waar vandaan? want in de wijde omtrek is niets te zien. Na vier bewolkte dagen schijnt vandaag de zon weer: het is 36º. We lunchen onder een grote acacia in de buurt van een waterput, waar de nomaden met grote kuddes runderen en/of geiten naar toe komen. De waterzakken worden door twee ezels uit de put omhooggehaald. De weg is niet meer dan een spoor door het mulle zand.

Als we halverwege de middag bij de Niger aankomen is de pont er nog niet. Dat wordt dus wachten: veel zon en geen bomen of struiken. We vermaken ons met het kijken naar een paar dreumesen (ouder dan 2 jaar zijn ze niet) die een ezeltje opjagen. Zo klein als ze zijn hebben ze de kunst al aardig afgekeken. Na een uur komt de pont: helaas, twee van de vier 4-WD’s kunnen niet mee. Besloten wordt dat de hele groep overvaart en dat een deel van de groep meerijdt op een pickup. Dat scheelt ruim 1½ uur wachten. Het hotel in Timboektoe doet heel oosters aan. Vanaf het terras heb je een prachtig uitzicht op de woestijn en een Touareg-tentenkamp. Met een biertje genieten we van de prachtige zonsondergang in de woestijn.

zaterdag 14 december
We ontbijten buiten, waar het barst van de vliegen. Om 8.00 vertrekken we met een gids, die ons de Djinguereber-moskee van binnen laat zien (moskeeën zijn meestal niet toegankelijk voor niet-moslims). Het gebouw is donker en heeft heel veel pilaren en men zegt dat hij binnen vrijwel identiek is aan de moskee in Djenné. Echter niet te vergelijken met de moskeeën zoals wij die uit Istanbul kennen. De moskee stamt al uit 1327. De huizen in Timboektoe hebben sterk Marokkaanse kenmerken. Vervolgens toont hij ons de huizen van enkele ontdekkingsreizigers, die erin geslaagd zijn in de 19e eeuw in Timboektoe te komen en er ook even hebben gewoond; daarvoor was er geen Europeaan levend uit Timboektoe teruggekeerd. Ook doen we een museum aan, waar gebruiksvoorwerpen van de Touaregs te zien zijn. De conservator van het kleine museum kan ons een aantal aardige dingen over de voorwerpen vertellen.

Vervolgens lopen we naar de markt waar ieder op eigen gelegenheid verder gaat. De markt is deels in een soort hal, deels onder afdakjes van houten palen met rijstzakken en deels gewoon in de open lucht. Er worden o.a. leren waterzakken verkocht. Deze zijn, als ze droog zijn, keihard. Dit zagen we nog niet eerder. Het is intussen 38º geworden. We lopen nog wat over de markt en door de straatjes. In Timboektoe zie je geen wegen, alleen zand. Het ziet er een beetje uit als bij ons, wanneer er een flink pak sneeuw gevallen is, alleen is het geen sneeuw maar zand en blijft het altijd liggen. Overal in de zandstraatjes staan ovens, waar de vrouwen in de ochtend brood bakken. ’s Morgens om een uur of zeven, wanneer het nog schemerig is, zie je overal de gloeiende ovens in de straten. Dit is de enige plaats in Mali waar men geen Frans stokbrood eet, maar platte broden van stevig deeg. Vroeg in de middag druppelt iedereen weer bij het hotel binnen.

We krijgen in Timboektoe een officieel stempel in ons paspoort als bewijs dat we hier geweest zijn (en levend teruggekomen!!). Bij het teruggeven van het paspoort blijkt dat ik de 14.000 CFA luchthaventax (ongeveer € 21 en voor Malinezen een heel groot bedrag), die ik alvast bij mijn paspoort had gestopt, was vergeten. Ik krijg alles weer keurig terug. Rond 15.45 uur lopen we vanuit het hotel een stukje de woestijn in, waar de kamelen klaar liggen om ons bij de Touaregs in de woestijn te brengen. Het is een raar gevoel wanneer zo’n beest opstaat of gaat liggen. We leren dat je met gekruiste voeten in de nek van het beest jezelf af kunt zetten als hij naar voren helt. Dus allemaal met blote voetjes in de nek van het beest kriebelen. We zitten op een houten zadel, wat niet echt comfortabel zit, maar voor ruim 2 uur goed uit te houden is. Het geeft je een heel klein beetje een indruk hoe het moet zijn om dagen achtereen met een kameel door de woestijn te gaan. Onderweg zien we nog een echte zandhaas. Het is vrijwel donker als we op de  plaats van bestemming komen. We zetten de tenten op en gaan eten. We kunnen ook bij de nomaden in hun tent slapen, maar Sofie raadt dit af, aangezien de matten waarop je moet liggen nog wel eens ongedierte bevatten. De nomaden vragen of ze voor ons mogen dansen en zingen. De vrouwen, in het zwart gekleed, staan in een halve cirkel en zingen/neuriën op monotone wijze, soms klappend, soms zich buigend. Een aantal mannen danst. Het ziet er krijgshaftig uit, voor zover dat te zien is in het donker alleen bij het licht van de maan. ’s Nachts slapen we heel slecht, omdat vlak achter onze tent in de woestijn een paar geiten de hele nacht erbarmelijk staan te mekkeren.

zondag 15 december
Vandaag een vermoeiende en lange reisdag. We rijden tot de lunch zonder stop door de woestijn, zigzaggend door het mulle zand. Af en toe een kudde wegspringende geiten, een enkele keer een kameel. Een weg is er niet, hooguit een spoor. Ze noemen dit soort wegen dan ook ‘pistes’. Een enkele keer duikt de rivier de Niger tussen het zand op. ’s Middags stoppen we even in Bamba, een dorpje aan de rivier. Hier liggen de kamelen en de zoutplaten (ongeveer 40x100 cm) die ze vanuit de woestijn vervoerd hebben. Vanaf hier gaan ze verder per boot naar Mopti. Intussen is het weer 40º geworden. Jan maakt een praatje met enkele mannen, waaronder het schoolhoofd, en krijgt een glaasje thee aangeboden. Aan het eind van de middag zetten we de tenten op bij de rivier, tegenover een paar zandduinen, die prachtig kleuren in de avondzon.

maandag 16 december
Vandaag gaan we verder door de woestijn. Gisteren zagen we nog veel struikjes, vandaag is het nòg meer zand en nòg minder begroeiing. Het is weer echt ‘terreinrijden’. Onderweg zien we een kamelenkaravaan met platen zout. We stoppen bij het dorpje Bourem aan de Niger waar het markt is. Wederom kleurrijke vrouwen, maar ook de Touaregmannen dragen prachtige boubous: wit, hardblauw, lila, hemelsblauw, geel, enz. Daarna crossen we verder. ’s Middags af en toe dichte tot zeer dichte mist (lees: stof). Schone kleding aantrekken tijdens de dagen dat we aan het rijden zijn hebben we wel afgeleerd: na een uur ben je smeriger dan daarvoor. Rond het middaguur zijn we in Gao. We kunnen hier slapen in banda’s (hutjes) of de tenten op het dak opzetten. We kiezen voor het laatste. Ze hebben hier zelfs douches: het water is koud, maar dat is geen probleem door de hoge temperatuur. Als je een beetje lang bent steek je wel voor de helft boven het muurtje uit. Ondanks deze ‘ongemakken’ is het lekker weer even schoon te spoelen.
Aan het eind van de middag gaan we met een pinasse naar een roze gekleurd zandduin, dat we ook beklimmen. De grote torren laten mooie sporen in het zand achter en in de avondzon zijn de kleuren prachtig. In de oevers van de rivier nestelen heel veel ijsvogeltjes. ’s Avonds eten we met zijn allen in een restaurantje. Het eten is meer dan voldoende en ook smakelijk, maar omdat ze niet voor zoveel mensen tegelijk kunnen koken is het eten koud: jammer. Na afloop gaat een aantal van de groep nog met de chauffeurs naar de plaatselijke disco. Ook ’s avonds, als we naar bed gaan, is het nog erg warm.

dinsdag 17 december
Omdat we gistermiddag al de pinassetocht naar het roze duin gemaakt hebben kunnen we vanmorgen uitslapen. We vertrekken pas om 10.00 uur. Na een korte rit moeten we de auto’s uit,  omdat we met de pont over de Niger moeten. Maar met diezelfde pont moeten ook onwillige kamelen, runderen, ezels en geiten mee. Er worden complete gevechten geleverd om de dieren op de pont te krijgen. Een stier met enorme horens breekt uit en we moeten ons snel uit de voeten maken. Aan de overkant komen we na een korte rit bij de veemarkt. Hier is het een echte mannenaangelegenheid. In hun kleurige wijde gewaden en tulbanden onderhandelen ze of liggen op de grond gezellig te keuvelen. Er waait vandaag een stevige wind: overal zand. Het zweeft in de lucht. Op bepaalde stukken waar we rijden kun je plotseling niets meer van de omgeving zien. Desondanks is het toch weer 40º. Tegen het eind van de middag zien we rotsen en tafelbergen en komen we in Hombouri aan. Hier drinken we wat en kopen Jan en ik een houten geluksbeeld. Het is afkomstig van de Songhai, een volk dat van de 15e tot eind 16e eeuw het gebied tussen Timboektoe, Djenné en de Nigeriaanse grens tot grote bloei bracht. In Hombouri is ook een dierenmarkt. Deze is mooier: tussen de bomen in de late middagzon geeft het een heel sfeervol plaatje. Na een korte rit komen we bij onze wildkampeerplek aan de voet van de rots ‘la main de Fatma’ in de omgeving van Hombouri. Deze rotsformatie zou de vorm hebben van de hand van de dochter van de profeet (je moet hier wel een ruime fantasie voor hebben) en is lange tijd een heilige plaats in de omgeving geweest. Helaas is alles diffuus door het stof in de lucht, zodat het geen zin heeft de mooie rotsformaties te fotograferen. Intussen snottert en hoest bijna de hele groep; zal ook wel met het stof te maken hebben.

woensdag 18 december
Om 7.00 uur vertrekken we voor een wandeling over het laagste deel van de ‘main de Fatma’. Omdat er nog steeds heel veel stof in de lucht hangt komt de zon niet goed door. Dus wederom geen mooie foto’s. Maar ‘elk nadeel hep se voordeel’ want door het stof in de lucht is de temperatuur op dit tijdstip niet al te heet om te klimmen. Na 2½ uur komen we aan de andere kant beneden, waar de landcruisers ons weer staan op te wachten. Normaal, als het helder en warm is, duurt deze tocht minimaal 3 uur. We rijden stevig door, drinken nog wat in Douentza en zijn rond 13.45 uur weer terug in ons luxe hotel in Mopti. Na een paar laatste foto’s nemen we afscheid van onze chauffeurs. Nu eerst douchen en haren wassen: onvoorstelbaar wat een vuiligheid er van ons afkomt. We eten een sandwich met gerookte vis, waarna Jan een tukje gaat doen en ik ga genieten van het zwembad en de ligstoelen. We besluiten ’s avonds in het hotel te eten.

donderdag 19 december
Vandaag een vrije dag in Mopti. We ontbijten op ons gemak en slenteren de stad in. We gaan nu ook naar het oude deel van de stad. Het is hier veel minder druk en er zijn ook nauwelijks winkeltjes. Hier voltrekt zich het gewone dagelijkse leven: er wordt gestampt, gekookt en gewassen. Het is er heel rustig en ontspannen lopen. Ook de grote moskee van Mopti bevindt zich hier. Daarna drinken we wat bij de inmiddels bekende bar Bozo aan de haven en zien hoe een paar mannen bezig is enkele geiten mooi te maken voor de verkoop op de markt. Stuk voor stuk worden ze nat gemaakt en dan stevig ingezeept. Vervolgens worden ze de rivier ingetrokken waar ze grondig worden afgespoeld en van klitten ontdaan. In hetzelfde kleine stukje water zwemmen een paar kinderen, wordt de was gedaan en wordt een bromfiets schoongemaakt. We eten een sandwich in het hotel en brengen de middag relaxend aan het zwembad door. ’s Avonds gaan we weer eten bij Segui, maar het is er nu heel erg druk. Gevolg: alle vis is op en Jan krijgt zijn soep met een koffielepel omdat alle eetlepels in gebruik zijn. Na een uur wachten komen ze ons vertellen dat de rum voor de geflambeerde bananen ook op is. Er zijn wel een paar muzikanten (zang + tokkel- en slaginstrument), die typisch Malinese muziek maken en dat maakt een hoop goed.

vrijdag 20 december
De Dogon
We zouden vandaag om 10.00 uur vertrekken, maar het loopt anders. De president komt vandaag met zijn gevolg naar Mopti: dus feest. We hebben nog 1½ uur voor vertrek en gaan kijken. Iedereen is op zijn paasbest. Zelfs alle winkeltjes zijn gesloten en er is ook geen markt (normaal gesproken kun je 7 dagen per week tot ’s avonds laat nog spullen kopen). Er is een optocht waarin alle groepen zich presenteren: de Peul, de Bozo, de Dogon, de Songhai, enz. Alle in hun eigen outfit. Touaregs op hun paarden, prachtig versierde vrouwen en geweldig geklede mannen.  

Ook alle verenigingen presenteren zich: sportverenigingen en scouts. Er is geen schijn van kans dat we met de auto’s de stad uitkomen, dus wordt er besloten pas om 13.30 uur te vertrekken. We zien nog een groep jagers, die af en toe in de lucht schiet, met een hyena aan een touw voorop. Verder de pottenbaksters en andere handwerkslieden. Ook is er een pirogue-race op de Bani, erg leuk om te zien (een pirogue is een soort lange kano). Het is echter vreselijk warm en heel veel gedrang. Politiemensen met stokken jagen af en toe de menigte terug, maar de buitenlanders worden met egards behandeld en kunnen overal langslopen. Echt op ons gemak voelen we ons niet bij deze goed bedoelde voorkeursbehandeling.  

’s Middags vertrekken we richting Pays Dogon. Door het late vertrek kunnen we niet meer naar het dorpje Songo, waar interessante dingen over de besnijdenisrituelen van de Dogoncultuur te zien zouden zijn. Via Bandiagara rijden we naar de omgeving van Djiguibombo. Hier stappen we rond 16.00 uur uit om aan de afdaling beginnen. De omgeving is prachtig, maar het is behoorlijk klauteren over de rotsen. Het eerste kampement is in een mooi dorpje, Kani Kombolé, dat heel vredig ligt in de late avondzon onder de baobabbomen. Een aantal van de groep slaapt op de binnenplaats. Wij slapen op het dak, waar we via een paal met inkepingen naar boven moeten. Het uitzicht is prachtig.

zaterdag 21 december
We vertrekken ’s morgens vroeg voor een wandeling naar het dorp Teli. We kunnen kiezen uit de korte route (7 km) of een omweg maken (12 km). We nemen de lange route. Het is een wandeling door mul zand en door velden met veel klitjes en kruipers, dus binnen de kortste keren zitten ze, via je sokken,onder je voeten in je schoenen. We komen om 10.30 in Teli. Na wat gedronken te hebben klauteren we om 11.00 uur tegen de rotswand op naar de graanschuren en offerplaatsen van Teli. Hier zien we afbeeldingen van de kanaga en de heilige slang. De kanaga is een figuur die bestaat uit twee armen die de hemel in wijzen en twee benen die naar de aarde wijzen. De verbinding tussen de twee is de mens. Je komt de kanaga tegen als rotsschildering, als versiering van huizen en togona’s en als masker. De kleuren zwart, wit en rood die worden gebruikt symboliseren de aarde, de hemel en bloed (=het leven). Het is intussen rond het middaguur en bloedheet. Je kunt de rotsen haast niet meer aanraken om steun te zoeken bij het klimmen. We horen het e.e.a. over het familiesysteem van de Dogon, hun gebruiken  en over de graanschuren. Om 13.00 uur zijn we terug in Teli. Na de lunch en een siësta, die voornamelijk gebruikt wordt om de sokken van alle ongerechtigheden te ontdoen, lopen we weer een aantal kilometers naar ons volgende kampement in Endé. Vandaag eens geen pasta, rijst of couscous, maar heerlijke aardappelpuree (door Sofie met een vork voor 16 mensen fijn gemaakt!). De plaatselijke medicijnman wordt opgetrommeld om een aantal medereizigers met last van spierpijn een massage te geven. Aan het gekreun en gesteun te horen neemt hij ze stevig onder handen, maar het schijnt wel te helpen

zondag 22 december
Vandaag weer een nieuw wandeldoel. We worden eerst langs een souvenirshop met houtsnijwerk enz. geloodst en vervolgens langs een shop met kleden en ander textiel. Daarna kunnen we eindelijk verder. We klimmen naar boven. Bij een rustplek blijkt dat je nog hoger moet klimmen om een fetisjplaats te kunnen zien. Jan en ik en nog een stel laten het afweten. We wachten tot de groep terug is en lopen dan op ongeveer dezelfde hoogte een stuk de andere kant op, naar de verblijfplaats van de hogon. Deze man, een soort opperpriester, wordt door de hele bevolking van het dorp gekozen en blijft hogon tot aan zijn dood. Hij is in staat de fetisjen te duiden, doet min of meer de dorpsadministratie en spreekt recht bij problemen. Zijn voedsel wordt hem iedere dag vanuit het dorp gebracht. Ook offergaven worden naar boven gebracht. Vrouwen mogen nooit bij hem komen (behalve vakantiegangers, op verzoek van het ministerie van toerisme!!).

Als we weer beneden zijn wordt er eerst nog iets gedronken, voordat we de eigenlijke tocht beginnen. Het tweede deel van deze dag gaat over een mooi terrein. Vooral het laatste stuk, waar behoorlijk geklauterd moet worden, is erg mooi. We komen door een brede kloof waar o.a. uien verbouwd worden en klimmen ten slotte naar een prachtig dorpje, Begnetowo, waar we ook zullen overnachten. Er staan veel graanschuren met rieten daken en soms zie je in de muren de jachttrofeeën zoals bijv. apenschedels.

Dit keer geen moskee, maar een klein kerkje in het dorp. De kerkbanken zijn niet  meer dan lage aarden afgeronde muurtjes. We eten rijst met kip en groetesaus, zoals we dat alle dagen eten wanneer we niet in een hotel/stad zijn. En deze keer geen watermeloen toe, maar een glas pastis voor de liefhebbers. We slapen weer op het dak.

maandag 23 december
Het is ’s morgens om 6.30 uur 15º en de bevolking vindt het erg koud. Bij het ontbijt krijgen we, naast het laatste restje brood,  een soort kleine oliebollen van gierstmeel. Met een beetje jam is dit een welkome afwisseling op het oudbakken brood. Opvallend in dit dorp: niet allerlei souvenirverkopers. De kinderen komen wel, geven ook wel een handje, maar vragen niet om bic, bonbon, cadeau of bidon. Samen lopen we, vóórdat we vertrekken, nog even naar de rotsen vanwaar je schitterende vergezichten hebt, om nog een paar foto’s te nemen. De ochtendwandeling is prachtig. We lopen overwegend aan de bovenkant van de falaise over rotsachtig terrein. We zien beneden mooie zandduinen en lopen langs een kloof. De rotsformaties zijn indrukwekkend. Ergens tussen de rotsen ligt (heel verrassend) een soort ven, waar waterlelies bloeien,  en veel groen eromheen. De middagwandeling is nòg mooier: veel grillige rotsformaties. Ook dalen we af in een hele smalle diepe kloof: ronduit schitterend. De afdaling is moeilijk en kost veel inspanning, maar is zeer de moeite waard. We slapen in een dorp dat tegen de rotswand ligt: Nombori.

dinsdag 24 december
Vandaag alleen oliebollen als ontbijt, want het brood is niet goed meer. ’s Morgens lopen we eerst tegen de rotswand op naar een offerplaats, daarna wordt ons het plaatselijke  protestantse kerkje getoond. De ‘togona’ (ontmoetingsplaats voor mannen) van het dorp is erg mooi versierd met houtsnijwerk.

We moeten ongeveer 7 km lopen naar Tireli, het dorp waar we zullen overnachten en hopelijk een maskerdans zullen zien. We lopen vrijwel de hele weg door het mulle zand. Er staat een stevige bries, maar desondanks is het erg heet: dus veel stof en af en toe word je gezandstraald. Kortom: deze wandeling is bepaald geen feest. Op de plaats van bestemming is het ook bloedheet, zelfs in de schaduw. Voorlopig ben ik uitgeteld. In de namiddag gaan we naar een maskerdans. De oudere mannen slaan de trom en zingen. De jonge mannen zijn zeer kleurig uitgedost met maskers, die op de natuur geïnspireerd zijn: konijn, hyena, antiloop, kleine duif, wijze vrouw, jonge vrouwen, etc. Sommige maskers zijn een paar meter hoog. Ook zijn er een paar figuren op stelten. Het is een prachtig gezicht zoals de groep vanaf de rotsen naar beneden komt.

Deze avond eten we eens wat anders: geroosterd schaap met rijst en de inmiddels overbekende tomaten-groentesaus. ’s Avonds gaat een deel van de groep op zoek naar het kerkje vanwege kerstavond. Men heeft ons verteld dat er een dienst zou zijn. Er is echter ook een groep Duitsers in het dorp, die een dansvoorstelling georganiseerd heeft. Gevolg: een lege kerk. De pastoor wil voor ons groepje wel een korte gebedsdienst doen. Daarna wacht hij lijdzaam op het moment dat zijn eigen gelovigen uitgedanst zijn en tijd hebben om naar de kerk te komen!

woensdag 25 december
Vanwege de kerst vandaag als ontbijt vette oliebollen èn chocoprince! Na een stevige klim naar de top van de falaise staat daar de bus klaar, die ons via Bandiagara naar Sévaré zal brengen. Het eerste stuk is vreselijk hobbelig, een gemiddelde van 10 km/uur is veel. Na 1½ uur krijgen we gelukkig asfaltweg. Rond 13.30 uur komen we in het hotel, waar we eerst lunchen. Een aantal bestelt kaasomelet, maar dat valt tegen: tussen de dubbelgevouwen omelet ligt een puntje smeerkaas van de overbekende lachende koe. Daarna eindelijk weer een douche: heerlijk. Na een middagje relaxen hebben we om 20.00 uur kerstdiner: champagne, salade, gevulde kalkoen met gebakken aardappelen en geflambeerde bananen toe. En dat in Afrika buiten in de tuin van het hotel: een bijzondere kerst!

donderdag 26 december
Vandaag rijden we verder naar het Zuiden, over goede wegen. We lunchen in San. Na een lange, saaie rit bereiken we in de namiddag ons hotel even buiten Ségou. Ze hebben hier een zwembadje en zowaar: verse jus d’orange. Lekker.

vrijdag 27 december
Na het ontbijt gaan we richting centrum Ségou. We houden een auto aan die ons tegen betaling wel naar de stad wil brengen. We lopen een stuk langs de rivier, komen langs een pottenbakkerij, waar het aardewerk prachtige warme roodbruine en ook veel zwarte tinten heeft. Vervolgens slenteren we langs de oude koloniale gebouwen, drinken wat, lopen over de markt en besluiten dan met de taxi terug naar het hotel te gaan. Hier strijken we bij het zwembad neer.

zaterdag 28 december
Vandaag rijden we naar Bamako waar we rond lunchtijd arriveren. Als we net aangekomen zijn komt er een groepje straatartiesten: dansen, trommelen en een act waarbij messen met snerpend geluid langs en ‘door’ het lichaam gehaald worden. De bagage van de groep kan in twee kamers gezet worden, waar we ook gebruik kunnen maken van de bedden, de douche en het toilet. We besluiten na het eten niet meer Bamako in te gaan, maar samen met zes anderen rustig aan en/of in het zwembad te blijven, aangezien het ook een vermoeiende nacht gaat worden. Aan het begin van de avond gaat alle bagage weer de bus in en rijden we naar tearoom Amandine, langs de snelweg richting vliegveld. Dit is een luxe, westers restaurant. Ze hebben zeer goed gebak en je kunt er ook allerlei salades etc. krijgen. Hier eten we nog een hapje. Daarna rijden we naar de luchthaven waar we rond 21.30 aankomen. En wat we hier aantreffen is niet te beschrijven: wat een verschrikkelijke chaos. Dit hebben we nog nergens anders zo meegemaakt. Je kunt niet voor- of achteruit. Iedereen loopt te duwen en te schreeuwen. Het inchecken duurt een eeuwigheid, waarbij lang en zorgelijk naar het gewicht van onze tassen gekeken wordt (overigens ruim onder de limiet). We hebben er weinig vertrouwen in dat de bagage ook op Schiphol zal aankomen, maar kunnen hier verder toch weinig invloed op uitoefenen. Vervolgens (en alles in een hete, krioelende, schreeuwende mensenmassa) formulieren invullen, tax betalen, controle paspoort, nog een controle paspoort, en weer een controle paspoort, handbagage door de röntgen en zelf door het detectiepoortje, en ....jawel, weer controle p.... Kortom, als we eenmaal zitten te wachten om in te kunnen stappen kan ik geen Malinese vliegveldbeambte meer zien. We lopen over het platform naar het vliegtuig en worden met veel geschreeuw opzij gedirigeerd, omdat we bijna overhoop gereden worden door af en aan rijdende karretjes en ja hoor, voordat we de vliegtuigtrap opgaan staat daar een grote tafel waar de handbagage nog eens door beambten omgewoeld wordt. Om 11.55 uur stijgt het vliegtuig richting Parijs op. We proberen te slapen, maar het wil bij mij niet echt lukken.

zondag 29 december
Om 7.50 plaatselijke tijd landen we in Parijs. In Bamako hebben we niet de plaatsbewijzen voor het tweede deel van de vlucht gekregen, dus daar moeten we ook nog even achteraan. Dan met de bus van het ene eind van het vliegveld naar het andere. Het is somber en grijs en het regent in Parijs. We vertrekken met een half uur vertraging en komen om 9.40 uur op Schiphol aan. Bij de band (waar wonder boven wonder toch onze bagage op ligt) nemen we afscheid van Sofie en de groep. Gelukkig staat Stef ons op te wachten om ons naar huis te brengen. Buiten is het druilerig. Om 11.30 uur stappen we ons huis binnen: einde van 3 weken Mali.

Sawadee

Home Reizen van Jan en Carla