Home Reizen van Jan en Carla

Ecuador

&

Galápagos-eilanden

 

5 september - 4 oktober 2004

 

 

ECUADOR

zondag 5 september
Om 18.15 gaan we naar Doetinchem waar we de trein nemen naar Schiphol. Vijf minuten voor middernacht stijgt het vliegtuig op. Omdat er niet via Guayaquil gevlogen wordt èn omdat er in het donker niet geland mag worden in Quito (omdat het vliegveld midden in de stad ligt en de stad omringd is door bergen) duurt de tussenstop op Bonaire een half uur langer.

maandag 6 september
We landen om 06.15 in Quito en om 07.45 zijn we bij het hotel. We zijn dan 20½ uur onderweg geweest. Na het gebruikelijke introductiepraatje door Mark Veldhuis, die de komende weken onze reisleider zal zijn (en zoals achteraf blijkt een hele goede), gaan we samen het oude centrum van Quito verkennnen. De stad ligt op ruim 2800 m hoogte en was eeuwenlang de hoofdstad van het noordelijke Inca-rijk. Ondanks de verschillende aardbevingen zijn veel gebouwen uit de Spaans-koloniale tijd bewaard gebleven. Eerst gaan we naar de Santo Domingokerk, die tegenover het hotel ligt. Halverwege de maandagochtend zijn er nog heel wat gelovigen en daarom is het bekijken van de kerk niet goed mogelijk.

            

                  Santo Domingoplein en -kerk                                                    de heilige maagd torent boven de stad uit


We bezoeken El Sagrario, oorspronkelijk hoofdkapel van de kathedraal, nu een zelfstandige kerk. Ook hier weer veel biddende mensen. Dan komen we op de Plaza Independencia in de volksmond Plaza Grande genoemd. Er staan veel (palm)bomen en heel veel bankjes en het is er gezellig druk. Midden op het plein staat het vrijheidsmonument. Rond het plein de kathedraal met veel schilderijen uit de School van Quito, het Palacio de Goebierno (presidentieel paleis), het bisschoppelijk paleis en ten slotte het gemeentehuis. Rond 12.00 uur vindt bij het Palacio de Goebierno de wisseling van de wacht plaats: een waar spektakel. Eerst verschijnen een fanfarekorps en soldaten te paard op het plein. Vervolgens wordt op het dak de vlag gehesen en vindt de wisseling van de wacht plaats. De wacht is gekleed in 19e eeuwse uniformen in goud, blauw en rood. Ook de Ecuadoriaanse vlag heeft deze kleuren: het goud van de Inca's, het blauw van de oceaan en rood van het bloed dat voor de vrijheid vergoten is en in het midden een condor en een vulkaan. We komen ook in een gloednieuw luxueus winkelcentrum terecht waar we een soort gefrituurde stengel met iets zoets erin eten; lekker. Op de Plaza San Francisco maken we een praatje met een agent van de toeristenpolitie, die erg nieuwsgierig is naar onze reis en zich verbaasd afvraagt waarom we in Nederland wel Engels en geen Spaans leren. Overigens zie je overal politiemensen in allerlei soorten: toeristenpolitie, verkeerspolitie en nog een paar weer anders geklede agenten. Ze lopen allemaal een beetje te niksen en indrukwekkend te wezen in hun uniform.
's Middags willen we naar La Compaňa, dit zou 'de mooiste kerk van Latijns Amerika' zijn,  maar helaas: wegens verbouwing gesloten. Dan bekijken we in het gemeentehuis een paar leuke schilderijen, die het leven in Ecuador voorstellen. In het voormalige bisschoppelijk paleis zijn nu winkeltjes, restaurantjes en een paar galerieën gevestigd: een leuk sfeertje. We drinken er een cuba libre en slenteren wat rond. We bekijken nog de kerk van het klooster van St. Franciscus, de oudste kerk van het continent (1534) en de kerk La Merced. De laatste is van binnen roze met wit reliëf, waardoor een soort kantpatroon ontstaat. Het is duidelijk dat de oude stad van Quito heel veel kerken heeft.
's Avonds eten we gezamenlijk  met de groep (14 personen) in het hotel. Vanuit de eetzaal op de 3e etage hebben we een mooi uitzicht op het Plazo Domingo, de lichtjes van de stad tegen de hellingen en het Mariabeeld boven op de heuvel.

dinsdag 7 september
Om 08.00 uur staat de bus klaar om ons wederom naar het vliegveld te brengen. We rijden nog even langs het huis van Mark om wat kinderkleding te halen, die hij later tijdens de reis bij een schooltje zal afgeven. Het is ongeveer 25 minuten vliegen naar Lago Agrio, een oliestadje aan de rand van 's werelds grootste regenwoud: het Amazonebekken. Hier vandaan gaan we verder met een ranchera, een soort open bus met lange banken. We rijden over een onverharde weg met grote stenen en veel kuilen; langs de hele weg loopt de oliepijpleiding. Het is hotsebotsen en je kunt je voorstellen wat er gebeurt als er een tegenligger passeert: stofwolken … dat wil je niet weten! Enkelen van de groep gaan op het dak zitten; het uitzicht is er mooier, maar gezien de toestand van de weg zit je er bepaald niet comfortabel. Na 3 uur dokkeren en een korte lunchpauze komen we bij het Nationale Park Cuyabeno, dat vlak tegen de Colombiaanse grens ligt. We stappen over in kano's met buitenboordmotor en varen nog 3 uur over de rivier. Het is een schitterend junglegebied. Onderweg zien we o.a. geel met blauwe papegaaien, zwart met gele wevervogels (veel groter dan in Ethiopië en met een langere staart), en een stuk of wat hoatzín, een soort prehistorische vogels. En dan de schitterende, haast lichtgevende, blauwe vlinders; ze zijn zo groot als een hand. De mannetjes zijn blauw en de wijfjes crèmekleurig. De eindbestemming van de boottocht is een nederzettinkje aan de rivier met grote open hutten op palen en een dak van palmbladeren (cabaňas). In een van die hutten zijn naast elkaar klamboetentjes opgehangen, waarin we de komende nachten zullen slapen. Zo'n 'klamboe-slaapzaal' schept een band! De nederzetting is luxer dan we dachten want er zijn wc's en koude douches. Stroom is er niet, dus alles bij het licht van kaarsen of de zaklantaarn. Een aparte ervaring: naar de wc bij kaarslicht! Na het eten kruipen we vrij snel in onze klamboe.

                

                                         ranchera                                                                     de bagage in de ene, wij in de andere kano

 

cabaña


woensdag 8 september
Na het ontbijt lijkt het wel een schoenenwinkel: iedereen moet laarzen passen. Dan gaan we weer in de boten; een prachtige blauwe vlinder fladdert een heel eind met de boot mee en ook de grote ijsvogel die naar vis duikt blijft lang in het gezichtsveld. Na geruime tijd leggen we aan en maken een 3 uur durende wandeling door het primaire regenwoud onder leiding van Julio, een indiaanse gids. Het regenwoud is een wirwar van planten, die op en door elkaar groeien en elkaar het licht niet gunnen. Prachtige bromelia's en andere parasietplanten groeien op de boomtakken. Al onze duur betaalde kamerplanten groeien hier in volle glorie, gratis en voor niks. We zien o.a. kleine boomkikkertjes, doodshoofdaapjes, de anaconda-mier (een grote giftige mier) en het omhulsel van een tarantula-spin. Julio vertelt ons ook hoe de indianen het regenwoud gebruik(t)en in hun dagelijks leven, bijv. voor het snijden van pijlpunten, gif voor de pijlpunten wordt gemaakt uit een stof die op de huid van een bepaalde kikker voorkomt, er zijn vruchten waarvan de pitten een verfstof afscheiden die weer gebruikt wordt voor het beschilderen van lichaam en gezicht. Touw en manden worden gemaakt van de vezels van de palmboom en sappen van planten en bomen zijn goed voor allerlei kwaaltjes, enz. enz. In het bos is het glijden door de modder, klauteren over omgevallen bomen en heel goed uitkijken dat je niet achter plantenstengels blijft hangen of struikelt over boomwortels. Het is een indrukwekkende wandeling. Op de terugweg in de boot krijgen we een tropische regenbui en, ondanks de poncho's, zijn we binnen de kortste keren tot de huid toe nat. Het blijft tot laat in de middag regenen. Het is precies zoals iemand eens zei: tijdens een tropische regenbui ben je in 2 minuten doornat, met regenkleding duurt het 2 minuten langer!

            

wonderen van de jungle


In de namiddag gaan we piranha's vangen met een simpele hengel: een tak met een touwtje en daaraan een stukje vlees. En warempel: er worden er 8 opgehaald. Ook zien we een grote luiaard hoog in de boom hangen en aan de waterkant o.a. een tijgerreiger.

donderdag 9 september
De ochtend wordt weer besteed aan een wandeling van zo'n 3½ uur. Dit deel van het bos loopt regelmatig onder water en dat is goed te zien aan de vegetatie. Julio laat ons weer verschillende bomen en vruchten zien. Ook een gigantische kapokboom, die door de indianen als heilige boom wordt gezien. Natuurlijk komt bij een aantal van de groep het kind naar boven: er wordt al slingerend aan de lianen voor Tarzan gespeeld. Sommige lianen groeien om bepaalde bomen heen en na verloop van tijd is niet meer te zien wat voor soort boom er eerst gestaan heeft. Het laatste stuk van de wandeling doen de laarzen goede dienst: we zakken soms bijna tot de rand van de laarzen in de blubber. Een van de groepsleden met wat kortere laarzen houdt zijn voeten dan ook niet droog. Verder worden er diverse malen halsbrekende toeren uitgehaald wanneer we via een boomstammetje aan de overkant van een beek proberen te komen.

               

                bromelia's groeien hoog in de bomen                                            al soppend proberen overeind te blijven

Net als gisteren komt de regen vanaf 13.00 uur met bakken naar beneden, maar in tegenstelling tot gisteren blijft het helaas de rest van de avond ook wat regenen. Desondanks gaan we in de namiddag in de boten naar het merengebied. Nu is het daar 3 tot 5m diep, maar in het droge seizoen valt dit gebied droog. De roze rivierdolfijn laat zich niet zien, maar wel zien we apen, witte reigers, toekans en hoatzín-vogels (door de groep 'soepkippen' genoemd). De beloofde mooie zonsondergang valt in het water en de mogelijkheid om in het meer te zwemmen lijkt voor niemand aantrekkelijk te zijn. Op de terugweg  proberen we kaaimannen te vinden, echter zonder succes. Om 19.30 uur zijn we weer terug in het kamp.

vrijdag 10 september
De volgende ochtend regent het nog steeds, maar wanneer we om 08.45 uur weer in de boten stappen is het gelukkig droog. Onderweg weer toekans, ijsvogels, wevervogels en 'soepkippen', maar ook doodshoofdaapjes, capucijnaapjes en zwarte aapjes met een witte snor. De indianen noemen ze "melkaapjes" vanwege de witte (melk)snor. En als klap op de vuurpijl een grote slang op een dikke tak in een boom. Eerder was er al een anaconda gesignaleerd, maar deze cazadora (= jager) is erg zeldzaam en ook erg giftig. We gaan weer op dezelfde wijze terug naar het vliegveld in Lago Agrio (boot – ranchera).

 

de receptie van hostal Aya Huma


Om 18.30 stappen we uit op de luchthaven van Quito en stappen daar meteen in de bus naar Peguche (2554m), waar we rond 20.30 uur aankomen. We zullen hier, bij Hostal Aya Huma, 3 nachten blijven. Het hostal wordt gedreven door een Nederlandse vrouw, Mieke de Vet, die met een indiaan getrouwd is. Het oude stationnetje is nu hotel: aan de ene kant van het spoorlijntje ligt het restaurant en aan de andere kant liggen de kamers en de receptie. Het ziet er allemaal erg leuk en gezellig uit; je ziet duidelijk de invloed van de Nederlandse. En de echt warme douche na 3 dagen regenwoud is z-a-l-i-g!

zaterdag 11 september
Na een heerlijk en goed verzorgd ontbijt lopen we langs het spoorlijntje naar Otavalo (3 à 4km), naar de bekende markt. Eerst over de dierenmarkt, waar kippen en eenden in alle soorten en maten te koop zijn, maar ook varkens, jonge hondjes en cavia's. Verder fruit, wat groenten en suikerriet. De bekende markt is een enorme souvenirmarkt, die een flink aantal straten en een groot plein beslaat, maar desondanks toch leuk is. De meeste souvenirs zijn van wol, zowel geweven als gebreid: kleden, shawls, allerhande kleding en kleine dingen zoals tasjes, beursjes etc. Verder veel hoeden, sieraden en snijwerk uit hout en steen. We kopen twee tafellopers, een hoed voor Jan, een hoedje zoals de lokale bevolking draagt voor onze verzameling en nog wat klein spul. Rond het middaguur lopen we terug naar het hotel en kopen nog wat ansichtkaarten.

               

            op de markt in Otavalo worden o.a.  cavia's verkocht, maar vooral heel veel weefwerk

 

                                      

oude en jonge inwoonster van Otavalo


Aan het eind van de dag gaan we in het dorp naar een demonstratie panfluit maken en natuurlijk wordt er ook op gespeeld. Bij het avondeten treedt er een muziekgroep op. Een aantal kinderen uit het dorp zingt en danst: weinig professioneel maar wel heel aandoenlijk.

zondag 12 september
Met twee busjes naar het kratermeer van de oude vulkaan Cuicocha. We maken een fikse wandeling op 3200-3400m hoogte rond het meer, waarin twee eilandjes liggen. Met goedvinden van de groep heeft Mark een paar kinderen uit Peguche meegenomen op de wandeling. Voor hen is het ook een uitje. Het is een mooie tocht, maar ook letterlijk adembenemend door de nodige klimpartijen en de grote hoogte waaraan we nog niet zo gewend zijn. 's Avonds ziek: overgeven en diarree.

  

kratermeer van de Cuicocha


maandag 13 september
In de ochtenduren maken we een excursie naar een kleuterschooltje en enkele huisbedrijfjes in de omliggende dorpen. Het kleuterschooltje is wel wat anders dan wij gewend zijn: een grote kale ruimte met alleen kleine plastic stoeltjes. Ik schat dat er zo'n 50 kinderen zijn tussen de 2 en 7 jaar. Daarna bezoeken we een paar weverijtjes, een bedrijf dat sisaltouw maakt, een bedrijfje dat vilt maakt en er daarna hoeden van fabriceert en ten slotte een bedrijfje waar mandjes en andere snuisterijen worden gemaakt. Het lunchpakket eten we langs de kant van de weg op.

                

                kleuter in Otavalaanse klederdracht                                          de hele familie wordt ingezet voor het bedrijf

In de middag rijden we in ruim 4 uur naar het ecologisch reservaat Maquipucuna, het nevelwoud dat op 1800m tegen de hellingen van de Andes ligt. De laatste 7km gaan over een smalle onverharde weg, waarop een zieke koe ligt; ze is er slecht aan toe. We kunnen er maar net langs. We logeren in een bamboe lodge midden in het nevelwoud in een 4-persoonskamer met stapelbedden; we delen de kamer met Jan en Marijke. Na het eten geeft een medewerker van het centrum uitleg over het park en de wandelroutes.

dinsdag 14 september
De zon schijnt en het wemelt rond de lodge van de kolibrietjes. Ze kunnen hun vleugeltjes zo snel bewegen dat je ze niet eens meer ziet, ongelooflijk. We besluiten ons samen in de wildernis te storten en niet met een groepje plus gids te gaan wandelen. Dit nevelwoud is beduidend anders dan het regenwoud een week geleden: veel varens en baardmossen. Het is heerlijk zo met zijn tweeën in de jungle.

              

                                       korstmossen                                                                vlinder zo groot als een mannenhand

Na de lunch gaat het regenen en dat blijft de rest van de dag zo. Dus lekker in de hangmat lezen. Na het avondeten geeft Mark voor de liefhebbers salsales. Intussen is de halve groep ziek geworden

woensdag 15 september
Stralend weer! 's Morgens blijkt dat ook de laatsten geveld zijn door de ongemakken. We rijden weer terug richting Quito. Omdat ze de eigenaar niet hebben kunnen vinden ligt de koe er nog steeds, zij het dat ze aan de kant geschoven is. Een kalfje ligt er naast. Het beest leeft nog steeds, erg zielig. We rijden naar het dorpje Calacali, waar een monument is van 'la mitad del mundo' (het midden van de aarde). Na herberekening is gebleken dat dit de juiste plaats is en niet bij het grote monument dat 8km verderop richting Quito ligt. We gaan ook nog even naar het 'verkeerde', maar veel grootser opgezette monument. Hier krijgen we een stempel in ons paspoort en versturen we de ansichtkaarten, die ook een stempel met mitad del mundo krijgen. Als het 12.00 uur is staat de zon zo recht boven ons dat er nauwelijks schaduw is. 21 september staat de zon hier loodrecht boven en schijnt er helemaal geen schaduw meer te zijn.

        

                                      'la mitad del mundo'


Dan richting Lasso, waar we zullen logeren in een mooie en zeer oude hacienda (1688). Het is een schitterende oude herenboerderij, die verbouwd is tot luxe hotel. We hebben de beschikking over 2 enorme kamers, waarvan 1 met open haard en een flinke badkamer. Wel wat erg royaal voor ons tweetjes. 's Avonds komt het kamermeisje de haard aansteken! Het is erg leuk eens over alle binnenplaatsen en door de gangen van dit gebouw te lopen. Je kijkt je ogen uit want overal staat en hangt antiek. Ook bij het eten knipmessende obers. Helaas valt het eten wat tegen en is de open haard uit als we terugkomen op de kamer.                                                                                   

           

                                                                               ons 5-sterren logeeradres       

donderdag 16 september
Weer mooi weer. 's Morgens vroeg rijden we naar het indianendorp Saquisili, naar de veemarkt. Er worden vooral grote zwarte varkens verhandeld, maar ook koeien, geiten, schapen, kippen en lama's. Ook vers veevoer wordt er verkocht. Het is leuk om te zien hoe de indianen onderhandelen en dan voldaan met een onwillig varken aan een touw vertrekken. Daarna gaan we naar de 'gewone' markt. Ook hier is het weer erg leuk om rond te kijken. Veel aardappelen, groenten en fruit, maar ook grote stukken palmsuiker en verder alles wat een mens nodig kan hebben.

 

                 

                          met de koop naar huis                                                                       jong geleerd - oud gedaan

                  

 op de markt veel verse groenten en fruit en natuurlijk gebakken cavia's (Ecuadoriaanse delicatesse)


Aan het eind van de ochtend rijden we naar de Cotopaxi, een vulkaan met besneeuwde top, die een hoogte heeft van 5897m. Het is de op één na hoogste actieve vulkaan ter wereld. Het waait hard en de weg lijkt wel een wasbord: dus 1½ uur hobbelen tot de parkeerplaats op 4500m. Hier is het ijzig koud en de wind is aangewakkerdtot stormkracht: je kunt soms nauwelijks op je benen blijven staan. Dan moeten we nog zo'n 300m zigzaggen naar de berghut boven en vandaar is het nog een kwartier naar de gletscher. Halverwege de klim naar de hut haak ik af: door de combinatie van zeer harde wind en daarmee heel veel opwaaiend stof en het klimmen met rugzak op deze hoogte vind ik het op een bepaald moment niet leuk meer en besluit terug te gaan. Met mij zijn er nog een paar die er zo over denken. Jan gaat verder (4800m) en vertelt dat de gletscher heel imposant is.

            

koud en troosteloos


Rond 15.00 uur vertrekken we naar Baňos waar we om 19.00 uur arriveren. Mark is nogal benauwd om in Baňos te slapen want de alarmfase is afgegeven: de vulkaan Tungurahua is erg onrustig en een eruptie wordt niet uitgesloten. Hij regelt zelfs een vluchtplan voor het geval de sirenes gaan loeien en het stadje geëvacueerd wordt. Niet erg geruststellend allemaal. Het onderkomen is heel eenvoudig in vergelijking met de haciënda.
's Avonds eten we heerlijk kaasfondue en ondanks het 1½-persoonsbed slapen we heerlijk.

vrijdag 17 september
We gaan Baňos verkennen. Eerst naar de basiliek. Binnen ziet het er mooi en goed onderhouden uit (met dank aan de paus, die hier nog niet zo lang geleden was). Er hangen grote schilderijen van rampzalige gebeurtenissen die goed afgelopen zouden zijn door tussenkomst van de H. Maagd. In Baňos staan ze ook overal van rietsuikerpasta een soort toffee te maken. Hiervoor slaan ze het warme spul steeds opnieuw (ongeveer zoals een pizzabakker dat met pizzabodems doet). Als het stevig genoeg is wordt het in stukken gesneden en verpakt. Als het nog warm is smaakt het goed, maar koud is het heel erg taai en kleverig en krijg je je kiezen bijna niet meer van elkaar. Baňos is toeristisch, maar daardoor ook goed onderhouden en biedt het dus niet die troosteloze aanblik van andere stadjes. We zien het warmwaterbad met de waterval, maar omdat de hygiëne van een zwembad in Ecuador niet zoals bij ons in Nederland is besluiten we geen bad te nemen. We kopen langs de straat warme gebakken banaan met kaas, lopen een supermarkt in en drinken ergens iets. Na de lunch gaan we samen met Philip en Wim naar de Duivelspotwaterval, zo'n 20km buiten het stadje. Voor dit tripje nemen we een taxi en onderweg vertelt de chauffeur ons wat wetenswaardigheden over de omgeving en laat een paar andere watervallen zien. Met z'n drieën gaan we met een kabelbaan de rivier over (Jan blijft liever met beide benen op de grond en maakt foto's) en uiteindelijk gaan we naar de Duivelspot. Het is nog een flink stukje lopen, maar dan is ie er: niet vreselijk hoog, maar het water stort met zo'n geweldige kracht in een soort kom dat er een enorme kolkende watermassa ontstaat. Een eindje verderop lopen we via een hangbrug over de rivier naar een terrasje met mooi zicht op de waterval. 's Avonds eten we bij een Italiaan. Het dienstertje is niet erg snugger: als Jan een fles wijn bestelt wordt hij gesloten op tafel gezet. Als Jan gebaart of de fles open kan legt ze een kurkentrekker neer! We denken dat het vragen om wijnglazen wel erg ingewikkeld wordt en gebruiken de waterglazen die op tafel staan.

zaterdag 18 september
Na een gezamenlijk ontbijt bij een restaurantje op het centrale plein (het is te vroeg voor ons hotel) vertrekken we naar de Chimborazo, de hoogste berg van Ecuador (6310m). In Piluhuin stoppen we. Dit dorpje is bekend om de manier waarop ze de varkens bereiden: het dode varken wordt op een ijzeren vlonder gelegd waarna ze er grote gasbranders op zetten.  Op deze manier zou het varken van binnenuit gaarstomen (?!). Als het varken helemaal zwart geblakerd is laten ze het afkoelen, sponzen het schoon en de ceremonie begint opnieuw tot het varken bijna gaar is. Daarna snijden ze in het stukken, die verder bereid worden met uien, kruiden en stukken banaan. Het geheel ziet er niet echt aanlokkelijk uit. Als we al hoog op de flanken van de Chimborazo rijden zien we een paar kleine kuddes vicuňa's, een wilde lamasoort, roodbruin van kleur. Bij de berghut aangekomen blijkt de top in de nevels te liggen dus een aantal mensen begint niet eens aan de klim. Een klein groepje, waaronder Jan, laat zich niet afschrikken en klimt nog 200m hoger naar de 5000m. Hier krijgen ze als bewijs van hun prestatie een stempel in het paspoort.

op de Chimborazo was het behalve koud ook nog eens heel mistig


Een aantal sportievelingen gaat de afdaling per moutainbike doen (4 uur). De meesten rijden met de bus naar Riobamba, waar Mark kaartjes voor de treinreis van morgen koopt. Daarna gaat het naar Urbina, ongeveer drie kwartier van Riobamba, waar we overnachten in een stationsgebouw, het hoogst gelegen (3810m) station van Zuid-Amerika. Maar eerst rijden we nog heel even door naar een klein dorpje, Santa Rosa. De mensen hier hoog in de bergen zijn erg arm en zijn dan ook blij als ze Mark weer zien: hij brengt altijd wat mee, bijv. kleding of schoolbehoeften. Dit keer dus de doos met kleding die we aan het begin van de reis bij zijn woning ophaalden. Ons onderkomen is eenvoudig, maar wel gezellig. Beneden is er een grote open haard en er wordt geschaakt en gedart. Aan het eten is veel zorg besteed. Alleen het gezamenlijke sanitair is minimaal en gelegen in een akelig koude ruimte: het lijkt wel een vriescel. Aangezien het ijzig koud is op de slaapkamers, de doucheruimte ook niet erg aantrekkelijk is en we er al weer om 04.30 uur uit moeten, kruipen we vrijwel gekleed het bed in.

zondag 19 september
Om 06.00 uur klimmen we in Riobamba op het dak van de trein, waar al aardig wat mensen zitten. We hebben een plat kussentje gekregen om nog enigszins comfortabel te kunnen zitten. Als de trein om 07.00 uur vertrekt zitten we hutje-mutje. Na 2 uur een stationnetje waar we een half uur stoppen. Van het zitten op een treindak word je niet warm  en wat smaakt een heerlijke warme gebakken banaan dan goed. Dan naar Alaussí waar we ook weer een half uur stoppen en uiteindelijk naar het doel van deze tocht: de 'Duivelsneus', een bergtop die de vorm van een neus zou hebben; het vraagt wel veel van je fantasie om dit te kunnen zien. Bij de 'Duivelsneus' kan de trein door de steile helling alleen zigzaggend naar beneden. Het landschap is mooi, maar de reis van 07.00 tot 13.00 uur op een dun kussentje en zonder rugsteun op het dak van de trein is knap vermoeiend. Dus we zijn blij als de rit ten einde is. Na de lunch is het nog 2½ uur rijden naar 'Ingapirca', de enige Inca-ruïnes die Ecuador rijk is (3200m). De restanten zijn niet heel erg indrukwekkend, maar het zijn zo ongeveer de enige overblijfselen van de Inca's die Ecuador heeft, dus daar zijn ze trots op. We slapen in een luxe possada bij het terrein. De luxe valt echter wat tegen als de douche niet warm blijkt te zijn.

  

                    

                 De beroemde rit op het dak van de trein                                        gooien ze wat lekkers naar beneden?

Na het eten wordt ons gedemonstreerd hoe men het stichtingsfeest in Cuenca viert: er is het bekende vuurwerk, maar ook een soort lampion van 50 à 75 cm met open onderkant. Deze wordt eerst boven een vuurtje gehouden zodat hij gevuld wordt met warme lucht. Dan duwen ze er gedraaide kranten doordrenkt met paraffine in (een soort lont) en steken dit aan. De fel gekleurde lampion stijgt en blijft lang in de lucht zweven: wij zagen hem wel 10 minuten voordat hij uit het zicht verdween. Niet duidelijk was of hij te ver weg of uitgebrand was. Bij het genoemde feest schijnt de lucht vol te zijn met deze lampions. Dat moet een vrolijk en sprookjesachtig gezicht zijn.

maandag 20 september
Jan is er vroeg uit om een paar foto's van de Inca-ruïnes te maken. In de rotsen is een indianenhoofd te zien, waarvan men vroeger dacht dat het door de Inca's gemaakt was. Waarschijnlijker is dat het een speling van de natuur is.  In de ochtend maken we met een paar anderen een wandeling van 2 uur in de omgeving en zien hoe de mensen op het platteland werken en leven: veel kleine akkertjes die met de hand bewerkt worden en verder worden er wat koeien, varkens en schapen gehouden. De vrouwen in deze streek dragen de gebruikelijke fel gekleurde rokken en omslagdoeken; bijzonder zijn de kleine witte bolhoedjes met vaak een kwastje aan de voorkant. Daarna gaan we met de bus naar Cuenca, dat op 2594m ligt. We logeren in het oude, koloniale deel van Cuenca,  in een goed hotel dat gevestigd is in een oud Spaans gebouw aan de rivier. Na lang zoeken vanwege het late uur vinden we een restaurantje waar we nog kunnen lunchen (uiterst goedkoop: $1,50 voor soep, rijst met een vleesragout+groenten en iets te drinken). Dan verkennen we Cuenca. Het is een gezellige stad met heel veel gevels en straatjes uit de Spaanse koloniale tijd. En net als in Quito: in vrijwel elke straat zie je een kerk. We komen op het pleintje met de bloemenmarkt, waar losse bloemen, bloemstukjes en rozenblaadjes worden verkocht. Het Parque Caldéron is eigenlijk een plein met in het midden een standbeeld en veel bloeiende bomen en planten en natuurlijk veel bankjes. Omdat het gemeentehuis ook aan dit plein ligt en de verkiezingen voor de deur staan zijn er veel mensen op de been. Hier dragen de indiaanse vrouwen witte strohoeden met een zwarte band. De nieuwe kathedraal met de blauwe koepels is bijzonder groot: 42,5x105m en zou plaats bieden aan 10.000 gelovigen. De kerk is opgetrokken uit albast en marmer uit Ecuador en de vloer is van Italiaans marmer. Binnen maakt m.n. de grote ruimte veel indruk. Maar ook het interieur van de kerk is erg mooi. De kerk is gebouwd toen de door de Spanjaarden gebouwde 'oude kathedraal' te klein werd. De middag brengen we genoeglijk slenterend door.      

      
                               De nieuwe kathedraal                                                    demonstratie van indiaanse vrouwen

dinsdag 21 september
Eerst het wasgoed weggebracht, daarna ergens gaan ontbijten en vervolgens naar de rivier gelopen waarin indiaanse vrouwen nog de was doen. Het museum voor moderne kunst is ons volgende doel. Er zijn nauwelijks bezoekers. Na wat rondgekeken te hebben doen we onze lunch met een grote ijscoupe bij de Italiaanse ijssalon en dan ... siësta in het hotel. 's Middags gaan we naar het Museo del Banco Central, waar m.n. de etnografische expositie aardig is. Buiten hebben ze een botanische tuin aangelegd, waarin kooien met prachtige vogels van Ecuador. Veel indruk maakte een soort gier: beige-wit met een donkergrijze kraag en, alsof hij er los in zat, een oranje hals die bijna 360° gedraaid kon worden. 's Avonds eten we in een Oostenrijks restaurant waar een buikdanseres optreedt … en dat in Ecuador! Internationaler is bijna niet mogelijk.

woensdag 22 september
Met een Engelstalige gids vertrekken we naar Nationaal Park El Cajas, 30 km buiten Cuenca. Daar maken we een prachtige wandeling van ruim 3 uur. Het park heeft een vrijwel onaangetast paramólandschap (= lage begroeing van gras boven de boomgrens) en heeft 235 kratermeertjes. We lopen van 3800m naar ± 4000m en dalen dan weer naar 3600m. Waar op deze hoogte alleen het paramógras lijkt te groeien bloeien nog allerlei bloemetjes. Het is een afwisselende wandeling: veel meertjes, soms over stenige geitenpaadjes (geiten zijn er overigens niet, wel lama's), soms klimmen, dan weer via stenen over bergbeekjes, soms is de grond nat en zompig, dan weer is er zandgrond. Het is een schitterende wandeling. Helaas vrijwel geen zon, maar dat zijn we intussen gewend; we zijn al blij dat we het droog houden. Aan het eind van de wandeling gaan we heerlijk verse forel eten.

               

wandeling in het nationaal park El Cajas


Terug in Cuenca bezoeken we een fabriekje waar de echte panamahoeden gemaakt worden (de panamahoed komt oorspronkelijk uit Ecuador en niet uit Panama); iedere hoed wordt nog volledig met de hand vervaardigd. Naast de bekende herenhoeden maken ze ook hele chique dameshoeden (van het type Lady Di). De hoeden zijn heel zacht en licht en de prijs varieert tussen de $20,- en $300,-, afhankelijk van de dichtheid van het weefsel. 's Avonds eten we gezamenlijk met de chauffeur als afscheid.

donderdag 23 september
Voordat we naar Guayaquil vertrekken voor de laatste rit met de bus, wordt eerst de chauffeur bedankt met een woordje, een lied en een envelop. De weg naar Guayaquil is prachtig, maar helaas veel laag hangende bewolking wanneer we over een pas op 4100m hoogte rijden. Ook aan de kust is het bewolkt, maar tevens warm (29°) en drukkend. Guayaquil is een erg grote en erg drukke stad en doet wat aan Saõ Paulo denken. Met lunchtijd komen we bij het hotel. Het is niet veel bijzonders, maar goed genoeg voor één nacht. We wandelen naar de boulevard: heel modern en verzorgd, maar vooral ver weg van de uitlaatgassen. Na wat gegeten te hebben gaan we naar het museum met moderne kunst, ook aan de boulevard. Het is een prachtig museum, modern van opzet en een mooie collectie. Op de terugweg naar het hotel lopen we door een schitterend park met allerlei tropische planten en bomen.

GALÁPAGOSEILANDEN

vrijdag 24 september
Met 4 taxi's gaan we naar het vliegveld en na ruim 2 uur vliegen landen we op het eiland Baltra, waar we opgewacht worden door Caesar, die de komende week onze gids zal zijn. De toegangsprijs voor de eilanden is $100,- voor buitenlanders en voor de Ecuadorianen $4,-! Dan in de bus, vervolgens weer uit de bus met je bagage om het pontje naar het eiland Santa Cruz te nemen en dan wederom in een andere bus richting Puerta Ayora, een havenplaatsje aan de zuidzijde van het eiland. Onderweg stappen we uit om twee kraters en een lavatunnel te bekijken. We zien dan ook Darwinvinkjes, Galápagosduiven en een reuzenschildpad (de eerste en enige landschildpad die we 'in het wild' zullen zien).

de luchthaven van Baltra (Galápagos)


In Ayora varen we met een 'panga' (een bootje met buitenboordmotor) naar ons schip, de 'Amigo', waar de hutten verdeeld worden. Zowel Jan en Marijke als wij krijgen, waarschijnlijk gezien onze leeftijd, de twee grootste hutten. Deze zijn al klein, dus er is niet veel verbeelding voor nodig om te weten hoe de andere zijn. Hierna varen we weer terug naar Ayora om wetsuits te huren; het zeewater is rond de 18° en dus niet zo aangenaam om in je badpak lang in te zwemmen. De rest van de middag bekijken we Ayora dat, buiten de rode krabben en kleine zeeleguanen bij de haven, weinig meer te bieden heeft dan souvenirshops en eet- en drinktentjes. Terug op de Amigo, tijdens het eten, gaat het fout. Het schip deint behoorlijk: dus zeeziek. Om 18.30 uur ga ik ziek als een hond naar bed.

zaterdag 25 september
Redelijk geslapen. Als we opgestaan zijn zien we al pelikanen, een fregatvogel en een schildpad. We varen in de panga richting mangrovebos en zien op de rotsen blauwvoet-jan-van-genten, een pelikaan en reigers. Later in het water grote schildpadden, roggen en haaien: kleine roodbruine en witpuntrifhaaien. Een school visjes die aan het wateroppervlak zwemt draait ineens om; dit veroorzaakt een opvallend 'plons'geluid. Even later weer een plons en we zien ze weer de andere kant op zwemmen. Heel bijzonder. Dan varen we terug naar Ayora om twee Israëli's op te halen, die zich bij onze groep zullen voegen. Na de lunch varen we naar het eiland Barthelomé. We klimmen via de trappen naar het hoogste punt, waar je een mooi uitzicht hebt op het lavalandschap en de beroemde puntige rots: Pinnacle Rock. Beneden zien we een mooie leguaan. Aan het strandje hijs ik me in de wetsuit en kan mijn eerste snorkelavontuur beginnen. Op de rotsen staan pinguins en pelikanen naar de snorkelaars te kijken. Het zwemmen met de flippers valt nog niet mee omdat ze te groot zijn en ik moeite moet doen ze niet te verliezen. Onder water is het prachtig: schitterende vissen, sommige lijken wel 50cm lang (maar de duikbril vertekent onder water). De vissen hebben de meest fantastische kleuren: je waant je in het zeeaquarium van Artis. Dan zwemt er een nieuwsgierig zeehondje mee. De zeebodem lijkt wel een berglandschap. Plotseling zwem ik midden in een enorme school zilverkleurige visjes. Weer terug aan de kant zie ik aan het eind van het strandje een aantal zeeleeuwen. Later gaan we naar een strandje, over de heuvel aan de andere kant van het eiland. Ook hier veel rondvliegende pelikanen en een paar zeeleeuwen.

 

Pinnacle Rock


zondag 26 september
Vanmorgen naar het eilandje 'Sombrero Chino' (vanwege de vorm). Eerst klauteren we over de gestolde lavabrokken naar de top om te genieten van het  prachtige uitzicht. Daarna lopen we langs de strandjes en lavarotsen met geulen, waar naast de rode krabben ook af en toe een leguaan te zien is en heel veel zeeleeuwen. Ze liggen overal: in groepjes of alleen. Ook hele kleintjes die liggen te huilen en verwoede pogingen doen om over de rotsen bij zee of hun moeder te komen. De zeeleeuwen blijven rustig liggen. Omdat het zand waarop ze liggen ook op hun huid zit heb je soms niet eens in de gaten dat er één ligt en struikel je er bijna over. Ze zijn ook nieuwsgierig: wanneer iemand languit op de grond ligt om te fotograferen komen er een paar aan zijn benen snuffelen! Ook de Galápagoshawk laat zich heel makkelijk fotograferen. Het is prachtig om te zien hoe de zeeleeuwen in het water spelen en zich door de golven laten glijden. Door de sterke stroming is snorkelen hier niet goed mogelijk, maar er is genoeg aan het strand te genieten. Terug naar de Amigo voor de lunch. Terwijl de boot voor anker ligt komt er een nieuwsgierige zeeleeuw om de boot zwemmen.

 

 

de aanwezigheid van mensen stoort de dieren niet


Na de lunch weer met de panga; nu naar het eiland Rabida waar we een 'wet landing' maken. Rabida is bekend om zijn donkerrode zand, waarin veel mineralen zitten: het zand schittert. Er liggen weer groepen zeeleeuwen met hun jongen. Naast het rode zand vallen de vele cactussen op. We zien nog een leguaan. De jan-van-genten scheren met zijn vieren over en duiken dan tegelijk het water in op zoek naar vis. Het lijken wel straaljagers bij een vliegshow. Daarna gaan we weer snorkelen, maar het wil vandaag niet erg lukken: mijn masker loopt voortdurend vol. De jonge zeeleeuwen zijn erg vrij: op het strand komt er een zelf naar ons toe. Weer terug op de Amigo varen we verder naar het eiland North Seymour. Onderweg zien we een manta (een reusachtige rog) uit de zee omhoog springen. Heel veel deining, dus weer ziek.

jonge zeeleeuw op het rode zand van Rabida


maandag 27 september
North Seymour: dor en droog. Aan de waterkant weer zeeleeuwen, pelikanen en blauwvoet- jan-van-genten. Meer landinwaarts nesten met fregatvogels, sommige met de opgeblazen keelzak; een indrukwekkend gezicht. De nesten met jongen kun je tot op een halve meter benaderen. Hier zie je ook veel jonge blauwvoet-jan-van-genten. Bij de jongen zijn de poten nog niet blauw, maar grauwwit. Ze zitten op het pad of komen zelfs naar je toe. Ook zien we landleguanen. Ze zijn een stuk groter dan de zeeleguanen; sommige zo groot als een kat. Ook de kleur is anders: de zeeleguaan is bijna zwart met vaak een grijze snuit van het zout dat hij uitblaast, de landleguaan is geel-bruin. De leguanen zijn hier wat schuwer. We zagen hoe er één met zijn nagel de stekels van een cactusblad afkrabde alvorens het op te eten.

                           

                        blauwvoet-jan-van-gent                                                              sally light-foot crab

                

                            jong van de fregatvogel                                                 fregatvogelmannetje met opgeblazen keelzak

                                                      

landleguanen


Na de lunch varen we naar South Plaza, een eiland dat aan de ene kant geleidelijk oploopt en aan de andere kant uit hoge kliffen en rotsen bestaat. De zeeleeuwen liggen op de aanlegsteiger en lijken niet van plan opzij te gaan. Er moet flink geklapt en geschreeuwd worden om vrije doorgang te krijgen. Aanvankelijk veel zwarte zeeleguanen, verder op het eiland veel landleguanen. Het is weer goed uitkijken waar je loopt. Op het eiland groeit niets anders dan een laag soort rode vetplant en boomcactussen. Dit eilandje is ook een 'herstellingsoord' voor vrijgezelle mannetjeszeeleeuwen: nadat ze een gevecht om een territorium hebben verloren gaan ze hier naar toe om bij te komen van de strijd.

dinsdag 28 september
Om 06.20 worden we gewekt door de scheepsbel: we naderen 'Kickerrock', een enorme gespleten rots in zee. We draaien er omheen en varen dan door de spleet. Na het ontbijt gaan we naar het eilandje Isla Lobos dat een ware kraamkliniek van zeeleeuwen is. Een paar honderd zeeleeuwen, groot en klein, en heel veel pas geborenen. De placenta ligt er vaak nog naast en één zeeleeuwtje zit zelfs nog vast aan de navelstreng. De jongen worden gezoogd tot ± 3 jaar. Je moet erg oppassen met die kleintjes, want ze liggen overal. De jonge moeders worden niet warm of koud van de mensen die hun kind bewonderen. Zo stel ik me het paradijs voor: geen angst voor dieren en mensen. Het eiland is begroeid met laag stuikgewas, o.a. de katoenplant, en bezaaid met keien dus is het behoorlijk klauteren en klimmen. Natuurlijk ook weer enkele blauwvoet-jan-van-genten en een paar jonge fregatvogels. Hierna gaan we weer snorkelen: prachtig gekleurde vissen, zee-anemonen en scholen visjes. Soms verschillende scholen boven elkaar. Een pelikaan duikt plotseling vlak naast me in het water; ik kan onder water zijn vlerk en poten zien.

 

pas geboren zeeleeuw nog verbonden met de placenta


Rond het middaguur komen we bij Puerto Baquerizo Moreno, het havenplaatsje van het eiland San Cristóbal en de hoofdstad van de Galápagos. De bootjes die in de haven dobberen zijn door de zeeleeuwen geconfisqueerd om lekker op te zonnen. Geen een is onbezet! Aangezien niemand er voor voelt om de hele middag in het plaatsje rond te hangen gaan we met een bus naar een soort schildpaddenreservaat aan het andere eind van het eiland. We zien 10 à 12 schildpadden in het gebied. Halverwege het eiland stoppen we bij een kratermeer, maar vanwege de laag hangende bewolking wordt dit geheel aan het oog onttrokken. Terug in het stadje gaan we naar het bezoekerscentrum, waar noch verlichting, noch personeel aanwezig is. Net zo min trouwens als bij het schildpaddenreservaat. Het blijkt te maken te maken te hebben met  protestacties van de gidsen op de Galápagoseilanden.

 

              

     portret + groepsfoto van een leguanenfamilie


woensdag 29 september
's Morgens naar het eiland Espagňola. Aan de Gardner's Bay ligt een mooi strand; het zand is vrijwel wit met her en der wat rotsblokken en de zee is azuurblauw en glashelder. Op het strand liggen kleine groepjes zeeleeuwen. De mannetjes zwemmen in het water heen en weer, luid brullend houden ze hun harem in de gaten. Eerst wandelen we langs het strand. Op de hoger gelegen delen en tussen de rotsen zitten de zeeleguanen, maar nu groter en roder van kleur. Dit komt door het meer proteïne-rijke voedsel. Later tijdens het snorkelen zie ik weer mooie vissen en zee-egels. Dan word ik door Jan en Marijke geroepen: in een soort krater onder water ligt een rog met gigantische afmetingen: ruim 1½m doorsnee, ± 40cm dik en een staart van wel 80cm. Dit hadden zij (beiden ervaren duikers) nog nooit gezien. Hij lag mooi op het zand en was dus uitstekend te zien. Later zag ik nog, verscholen onder een overhangende steen, een witpuntrifhaai. 's Middags gaan we naar een ander deel van het eiland: Punta Suárez. Hier liggen complete families rode zeeleguanen, soms wel 25 tot 30 stuks bij en op elkaar. En natuurlijk de onvermijdelijke zeeleeuwen met hun kleintjes. We zien een hawk en blauwvoet-jan-van- genten en later ook de gemaskerde jan-van-genten. Deze vogels zijn schitterend wit. We zien ook een jong op een nest en een broedende masker-jan-van-gent. Het is verbazingwekkend dat de vogels, ook als zij jongen hebben, zich zo dicht laten benaderen. In de branding zien we een hele tijd een zeeleeuw met een zeeleguaan spelen: hij houdt de leguaan aan zijn staart in zijn bek en zwaait er lustig mee in het rond. Aan de andere kant van het eiland is het 'trekgat' of spuitgat. Hier slaan de golven met grote kracht tegen de rotsen en spuit het water, door een gat als een natuurlijke fontein tot soms 50m hoog. En dan de albatrossen. Op dit eiland leeft vrijwel de gehele wereldpopulatie. Prachtige vogels: donkergrijze vleugels, van onderen lichtgrijs overgaand in een lichtgele nek en dan een witte kop. De snavel is geel. In de baltstijd slaan ze met hun snavels tegen elkaar, gooien de kop naar achter, tettteren soms en beginnen dan weer opnieuw. Ze waggelen heel erg. Gewoon wegvliegen kunnen ze niet: ze moeten eerst een aanloopje nemen. Ook albatrosjongen zien we. Door hun schutkleur loop je bijna aan ze voorbij. Ze zijn donker gekleurd en lijken niet op hun ouders. Een ei van een albatros weegt ongeveer 280gr. De spotvogels zijn erg brutaal. Ze komen heel dicht bij je en drinken zelfs uit je hand. Het is op dit eiland klauteren en klimmen, maar zeker de moeite waard. Op de terugweg naar de boot zien we een hawk met jong op het nest. Vlak bij de panga zwemt er als toegift een zeeschildpad voor onze neus en bij de Amigo zwemt een school oranje-blauwe vissen.

                          

                                broedende masker-jan-van-gent

                                                                                             

                                                                                                                                    albatros

donderdag 30 september
Floreana. Na een natte landing zien we de curiositeit van het eiland: de postbus. In 1896 heeft een zeeman deze geplaatst en iedere keer als er mensen komen, kijken ze of er iets uit hun land bij is, nemen het mee en sturen het door. Het schijnt nog steeds te werken en ook van onze groep halen een paar een kaart eruit om weg te brengen.

                  

                     de 'zeemanspostbus' die nog altijd blijkt te werken

Vervolgens gaan we naar een lavatunnel. Deze is aardedonker dus een zaklamp is noodzaak. Je moet een deel op je knieën door de tunnel en later natuurlijk weer dezelfde weg terug. Na aanvankelijk de tunnel ingegaan te zijn zie ik er toch maar van af. Achteraf een goede keus, want de doorzetters komen tot hun kruis in het water terecht en kunnen hun camara's ternauwernood redden. Dus hun goede wandelschoenen zijn ook doorweekt en die krijgen ze niet meer droog voordat we naar Nederland vliegen. Dan varen we naar een ander deel van het eiland: point Cormorant. Bij de natte landing voor de laatste keer zeeleeuwen. Op het strand zee-egels, schelpen, enz. Dan lopen we naar een lagune met flamingo's, waar ook andere steltlopers hun voedsel in het ondiepe water zoeken. We maken een wandeling rond de lagune en komen dan op een prachtig wit strand waar we een heremiet kreeft (of krab?) zien. Bij dit weekdier ontbreekt het schild aan de achterzijde. Daarom gebruikt hij lege schelpen van andere weekdieren als huisje. In de branding ligt een groot aantal roggen half onder het zand. Op dit bountystrand wordt de onvermijdelijke groepsfoto gemaakt. Direct hierna gaan we snorkelen bij de 'duivelskroon' een groepje rotsen in zee in de vorm van een kroon (en weer ontbreekt het me aan fantasie). Er staat veel wind en stroming, dus oppassen dat je niet tegen de rotsen gegooid wordt of te ver afdrijft. Hard werken dus. Maar de prachtige vissen maken veel goed. Na ruim een half uur snorkelen klim ik weer in de panga. Tijdens de lunch aan boord worden er dolfijnen rond de boot gesignaleerd.

                     

                 lagune met steltlopers, waaronder flamingo's

's Middags is het nog ongeveer 4 uur varen naar Puerta Ayora op Santa Cruz. Als ik op het achterdekje lig met een kussentje onder mijn hoofd vliegt er een fregatvogel over  … en ja hoor: een flinke flats op het kussen. Zelf ontspring ik net de dans, gelukkig. Tegen 17.00 uur worden we aan land gezet en brengen we onze wetsuits weer terug naar het duikcentrum waar we ze gehuurd hebben. Terug op de Amigo wordt er afscheid genomen van de bemanning met een cocktail, een dankwoordje+tip.

vrijdag 1 oktober
05.30 uur ontbijt. Dan om 06.15 naar het Darwin-instituut, het onderzoekscentrum m.n. voor schildpadden. Van de honderdduizenden schildpadden zijn er nog maar 15.000 over. Daarom worden ze hier gefokt en als ze oud genoeg zijn (5 jaar) worden ze weer op de verschillende eilanden teruggezet. Meer dan 1400 zijn er al teruggezet, maar ze hebben zich nog niet voortgeplant. Reden hiervoor is dat reuzenschildpadden pas op hoge leeftijd geslachtsrijp zijn. Pas als dit gebeurd is kan van een succes worden gesproken. We zien schildpadjes van 1 en 5 jaar, maar ook van ± 50 jaar en 130 jaar. Ze kunnen ongeveer 150 jaar oud worden en wegen dan ± 300 kg. En dan was daar natuurlijk ook 'lonesome George', de laatste van zijn ras. Nergens op de wereld hebben ze een vrouwtje van zijn ras kunnen vinden om voor nageslacht te zorgen. Hij deelt zijn terrein met vrouwtjes van een ander ras, maar hier heeft George geen belangstelling voor!

'Lonesome George'


Rond 08.00 uur gaan we weer in de bus en leggen de weg zoals een week geleden in omgekeerde volgorde af. En dan weer eindeloos wachten op het vliegveld. Door het detectiepoortje - later worden we weer teruggestuurd – wachten – detectiepoortje – wachten. Als we eindelijk in het vliegtuig zitten wordt de heer Peters gezocht: of hij een creditkaart kwijt is? Dan blijkt dat door het gedoe bij het detectiepoortje het buideltje met pasjes, creditcard, geld, etc. is achtergebleven. Pfff, we krijgen het even heel warm! In het vliegtuig krijg ik van Jan een mooi halssieraadje.

vrijdag 1 oktober
Een stop in Guayaquil en uiteindelijk rond 17.30 uur weer in het ons bekende hotel in Quito. Eindelijk, na een week, weer eens een echte warme douche (aan boord was hij meestal lauw). We blijken een soort bruidssuite te hebben. Heel toepasselijk: we vieren onze 38e trouwdag. Met een rum-cola in de hand leggen we dit moment vast met de zelfontspanner. In de vooravond nemen we de trolly naar het uitgaansgedeelte van de stad voor de allerlaatste gezamenlijke maaltijd en stappen bij een Argentijns restaurant binnen. Het eten is heerlijk, zo hebben we het deze vakantie nog niet gehad. Het is erg gezellig en er wordt meteen een afspraak gemaakt voor een reünie in december. De jongste Jan (er zijn er drie!) van het gezelschap overhandigt namens de groep een blijk van waardering aan Mark. Bij zijn bedankje zegt Mark de helft van het geldbedrag aan het schooltje in Santa Rosa te zullen geven. Met taxi's gaan we terug naar het hotel en daar nemen we definitief afscheid van Mark.

zaterdag 2 oktober
Samen gaan we met de taxi naar het museum van Oswaldo Guayasamín. Dit ligt aan de buitenkant van de stad, hoog op de heuvel. Het is een mooi museum en het werk hangt ook prachtig in dit zeer ruime gebouw. Guayasamíns werk is niet vrolijk, maar wel heel indringend. De invloed van Picasso op zijn werk is goed merkbaar. Vanaf het terras van het museum kun je mooi over de stad kijken. De taxi heeft gewacht, dus na een uur rondkijken (wat voldoende was) rijden we terug naar het hotel.

werk van Oswaldo Guayasamin

In de loop van de middag lopen we naar het Augustijnenklooster, maar dit is gesloten evenals 'La Compaňa'. Omdat het mooi weer is zoeken we een plekje op een van de banken van Plaza Grande en gaan 'mensen kijken'. Een schoenpoetsertje mag de sandalen van Jan poetsen. Kindjes van een jaar of 5 proberen rolletjes snoep te verkopen. Zouden ze nog ooit uit dit milieu komen? We zijn nog even aanwezig bij een trouwdienst in een kerk waar we toevallig binnenlopen. De bruiloftsmars schettert op een vreselijke manier van een bandje door de kerk. De bruid struikelt steeds over haar (waarschijnlijk gehuurde) jurk als ze aan de arm van haar vader binnenkomt, en de bruiloftsgasten komen tijdens de hele dienst binnen wandelen. Kennelijk is het feest erna belangrijker dan de dienst. Het is ook erg storend omdat de houten vloeren van de kerk enorm kraken. Alles bij elkaar erg luidruchtig en rommelig. We besluiten 's avonds in het hotel te eten, de tassen opnieuw te pakken en vroeg naar bed te gaan.

zondag 3 oktober
Om 03.30 uur worden we gewekt en een half uur later stappen we op de bus richting vliegveld. Om 07.45 vertrekt het vliegtuig. Dit keer wel een stop in Guayaquil (ruim een uur) en een stop op Bonaire.

 

laatste blik op Quito


maandag 4 oktober
Het gaat allemaal sneller dan verwacht en we landen dan ook drie kwartier vroeger dan gepland: om 04.35 plaatselijke tijd zijn we terug op Schiphol. Bij de band nemen we afscheid van elkaar en dan op zoek naar onze Schipholtaxi. Omdat we te vroeg zijn moeten we nog een half uur wachten maar dan gaan we toch eindelijk richting Ruurlo. Moe, maar met veel mooie herinneringen aan een prachtig land stappen we na 17½ uur onderweg geweest te zijn om 08.15 ons eigen vertrouwde huis weer binnen, waar op de tafel een welkomstbloemetje van de buren staat.

Home Reizen van Jan en Carla  

Baobab