Home Reizen van Jan en Carla

Myanmar (=Birma)

  22 december 2005 – 12 januari 2006

donderdag 22 december + vrijdag 23 december

Eigenlijk is onze reis gisteren al begonnen want we hebben in Weesp bij Stef geslapen. Vandaag om 8.00 uur met de trein naar Schiphol en daar geld gewisseld. Bij de security werd er wel heel grondig gefouileerd. Om 11.30 uur gaan we de lucht in. We hebben de plaatsen aan het raam, niet zo handig want de Aziaat naast ons is niet van zins op te staan of zijn benen in te trekken als we er langs willen. Eén keer lijkt ons toch niet te veel gevraagd op zo’n lange vlucht. Dus als de nood echt hoog is zit ik haast bij hem op schoot en Jan klimt letterlijk over hem heen. Precies 12 uur later landen we op de luchthaven van Singapore. Weer wachten, weer security, etc. Uiteindelijk komen we om 07.30 Nederlandse tijd (= 13.00 uur plaatselijke tijd) in ons hotel in Yangon, waar we kennismaken met Ernst-Jan, onze reisleider, en Myo, de Birmese gids die ook de hele reis bij ons zal zijn. Bij Myo kunnen we direct $100,- wisselen; we krijgen er een enorm dikke stapel kyats voor terug. Gedurende de rest van de reis kunnen we op elk gewenst moment geld bij Myo wisselen: in de bus, tijdens de lunch, enz.; heel luxe zo’n altijd aanwezige bankservice. ’s Middags gaan we de stad in, richting Sule pagode. Onderweg zien we veel straattafereeltjes zoals we die uit Vietnam kennen: mensen die gezellig bij elkaar zitten op plastic kinderstoeltjes, thee drinkend en etend.

      

Op verschillende plaatsen worden van bladeren, bestreken met een kalkmengsel, pakketjes gemaakt met daarin stukjes betelnoot. Jong en oud kouwt dit goedje en heeft dus rode tanden; een onsmakelijk gezicht. Met veel gerochel wordt het uitgekouwde spul weer uitgespuugd. Volgens mij tast het op den duur ook het tandglazuur aan want we zien veel mensen met gebitten waar een aantal tanden ontbreken. De Sule pagode staat op een drukke rotonde. Schoenen en evt. sokken uit (dat moet bij elke heilige plaats, zoals pagodes, tempels of kloosters) en voor 1000 kyats (= ongeveer 1 dollar) willen ze die wel voor ons bewaren. Dat doen we in het vervolg dus niet meer: voortaan laten we ze net als de Birmezen bij de ingang staan of nemen ze desnoods in de rugzak mee. Aan de cirkelvormige buitenkant zijn kleine winkeltjes. Bij de ingangen kun je offergaven kopen, waarna je de trap opgaat en op een rond platform komt met in het midden een 48m hoge stoepa. Overal zie je mensen bidden, wierook branden of offeren voor de nissen met boeddhabeelden. De gouden daken lijken wel van kant. ’s Avonds eten we met zijn allen bij ‘Golden Duck jr’ aan de rivier. Daarna bewonderen we de verlichte Shwedagon-pagode bij avond, evenals de replica van de koninklijke boot waarin een restaurant is gevestigd: feeëriek. En dan om 21.00 uur eindelijk slapen.

zaterdag 24 december

Vandaag gaan we naar de grootste bezienswaardigheid van Yangon en Birma: de Shwedagon-pagode.

Voor boeddhisten is dit de heiligste pagode van het land omdat hier de relikwieën van vier boeddha’s liggen. Dagelijks komen er duizenden gelovigen. We zijn er al vóór 08.00 uur. Overdekte trappen op de vier windrichtingen leiden naar het platform op de 58m hoge heuvel. Uiteraard moeten de schoenen uit. Langs de trappen bevinden zich de stalletjes waar je offergaven kunt kopen; dit wordt ook veel gedaan. In het midden van het platform (5,6 ha) staat een massieve vergulde stoepa. Wat feitjes over de stoepa: hoog 98m, omtrek 433m. De spits bestaat uit ‘lotusbladen en een bananenknop’. De ijzeren parasol (1000kg) is bedekt met goud en edelstenen Bovenop een windvaan versierd met 1100 diamanten en 1400 edelstenen. Daarop een bol met 4350 diamanten met als bekroning een diamant van 76krt. De stoepa wordt jaarlijks verguld en de goudlaag weegt inmiddels 60 ton En dit allemaal in een land waar de meeste mensen arm zijn!Verder staan er paviljoens met 7 of 9 daken en zijn er voor de bezoekers plaatsen om te rusten. Het is overweldigend: de pracht en praal van de gebouwen, de enorme marmeren vloer, de hoeveelheid pelgrims die zo ingetogen bidt en offert, de monniken met hun rood-bruine en de nonnen met hun rose met oranje gecombineerde gewaden.

Birmezen geloven dat hun beschermgeest huist in de gebedspost die is verbonden met de dag van de week waarop ze zijn geboren Ze brengen hier offers, branden wierook en geven de boeddhabeelden en beschermgeest een ritiueel bad. Een Birmees met wie we aan de praat komen zoekt voor ons onze geboortedag op, zodat Jan en ik resp. bij de leeuw en de garoeda deze rituelen kunnen uitvoeren. Het zou ons en onze familie geluk, gezondheid en rijkdom geven. Niet dat we daarover te klagen hebben, maar kwaad kan het niet. Ook zagen wij de feestelijke ceremonie van een jongetje dat (tijdelijk) het klooster ingaat. Meestal gebeurt dit rond het 10e jaar. Een astroloog bepaalt de gunstigste dag. Deze jongen komt met zijn familie naar de pagode om te offeren; iedereen op zijn paasbest. De monnik in spe is gestoken in prinselijke kleding en getooid met sieraden. Hij stelt prins Siddharta voor in de tijd dat deze rijk was en de verlichting nog niet had bereikt. Daarna gaan ze naar het klooster. Hier legt de jongen zijn sieraden af, laat zijn hoofd kaal scheren en vraagt of hij mag toetreden. Na toestemming krijgt hij een monnikspij en bedelnap. Meestal blijft hij een paar dagen tot 3 weken en krijgt les in meditatie. Iedere Birmese man wordt geacht 2x in zijn leven (tijdelijk) in het klooster te gaan. De eerste keer rond het 10e jaar (enkele dagen), de 2e keer direct na de 20e verjaardag (3 maanden). Ze houden zich bezig met studie en meditatie. Monniken moeten celibatair leven en afzien van genot. Ze mogen niet slapen in bedden, niet eten na het middaguur en geen geld aannemen voor persoonlijk gebruik. Ze voorzien in hun levensonderhoud met bedelen. Vervolgens zijn we naar de Nga Htat Gyi-pagode gegaan waar zich bij het klooster een enorm beeld van boeddha, zittend op een lotustroon bevindt. Deze wordt wel de boeddha van 5 verdiepingen genoemd.

Het laat zich raden dat we vervolgens naar de pagode van de 6 verdiepingen gaan, de Chauk Htat Gyi-pagode, waar zich een gigantische liggende boeddha bevindt (70m lang en 18m hoog). Op de voetzolen zie je de 108 merktekens waaraan je de verlichte kan herkennen. De tekens stellen de wereld van de dieren, mensen en goden voor.

Weer terug in het centrum gaan we na een heerlijke lunch tegenover de Sule-pagode nog even naar een ‘luxe’ supermarkt om iets te halen om onze trek tijdens de busrit van morgen te stillen. Bij binnenkomst worden we met detectors afgetast! Ook lijkt er meer personeel dan klanten aanwezig. Aan het eind van de middag lopen we naar de overdekte Bogyote Aung San-markt. Opvallend is het grote aantal winkeltjes waar edelstenen, goud en zilver verkocht worden. We eten ’s avonds bij een Chinees schuin aan de overkant van het hotel. Halverwege de avond komt er een groepje blinden buiten kerstliedjes zingen: toch nog kerstsfeer. We verwachten dat ze na afloop van het gezang met de pet rond zullen gaan, maar nee, ze lopen gewoon door. We gaan ze achterna om hun de donatie alsnog te geven. Dan komen ze terug voor een toegift. Dit is dus de bekende Aziatische bescheidenheid: niet vragen, maar afwachten.

zondag 25 december

We treffen het niet: gisteren was het al bewolkt, maar vandaag komt het met bakken uit de hemel. Bij het ontbijt krijgen we een stukje taart. We denken vanwege de kerst, maar het is omdat het hotel 25 jaar bestaat. Dan vertrekken we richting Bago, maar eerst moeten er 3 witte (eigenlijk zijn ze wat roze-gelig) olifanten bekeken worden. Ze worden gezien als heilige dieren en mogen dan ook niet gefotografeerd worden. Hun situatie is er niet een zoals je die bij heiligen voorstelt: ze staan weliswaar onder een mooi bewerkt afdak, maar wel op een betonnen vloer met een ijzeren ketting+bal aan hun poot. Ze gaan daardoor heel neurotisch voortdurend steeds 2 stappen naar voren en 2 stappen naar achteren. Niet erg verheffend. Er wordt ons wel verteld dat ze iedere dag een uur gaan "wandelen", maar wij hebben daar zo onze twijfels over. Vervolgens worden we bij een klooster gebracht waar een 12m hoge boeddha staat die uit één brok marmer is gehouwen. Ook bezoeken we nog de militaire erebegraafplaats Htaukkyan, waar 27.000 geallieerden uit de 2e wereldoorlog begraven liggen. Zoals meestal met deze begraafplaatsen: indrukwekkend. Rond 16.00 uur komen we aan bij ons hotel even buiten Kyaiktiyo. Het ligt midden tussen de plantages en de kamers liggen op een geaccidenteerd terrein in kleine groepjes verspreid tussen de palm- en papyabomen. Erg idyllisch.

maandag 26 december

Erg ongewoon voor deze tijd van het jaar, maar ’s nachts en ook nog ’s morgens vroeg heeft het erg veel en hard geregend, maar we besluiten toch naar de Gouden Rotspagode te gaan. Dat is overigens een hele onderneming. We rijden met onze bus naar het dorp Kyaiktiyo. Hier stappen we om 09.00 uur over in een open truck met daarin zeer smalle latten (10cm) als bankje. De ruimte tussen de bankjes is ook minimaal, ongeveer 30 cm. Niet erg comfortabel voor de Nederlandse lange benen. Met deze truck rijden (beter gezegd: scheuren) we in een half uur de berg op naar het ‘truck-platform’. Hier krioelt het van de trucks en mensen.

Van hieraf moeten we nog zo’n 40 minuten een behoorlijk steile weg naar boven klimmen. Dat kost veel energie, maar langs de weg zijn stalletjes met eten/drinken, traditionele medicijnen en souvenirs. Hoewel het niet meer regent lopen we letterlijk in de wolken en kunnen niets zien van de ongetwijfeld schitterende omgeving. Onderweg zien we dragers met grote manden boven hun hoofd de bagage van pelgrims naar boven sjouwen. En als je niet wil lopen kan je jezelf ook in een bamboe draagstoel door 4 mannen naar boven laten brengen (dit komt bij ons wel heel koloniaal over!). De Gouden Rotspagode is één van de heiligste plaatsen van Birma en beslaat een heel groot terrein. Dus schoenen weer uit en voorzichtig glibberen op de natte spekgladde marmeren tegels. De 7m hoge stoepa staat op een met bladgoud bedekt rotsblok dat op de de punt van een rots balanceert en is via een brug te bereiken, maar alleen mannen worden er toegelaten(!). De gelovigen brengen bladgoud op de rots aan en steken opgerold papiergeld tussen rots en rotsblok.

Op het terrein zijn veel plaatsen waar aan boeddha’s e.d. geofferd kan worden. Hoewel er zeer devoot gebeden wordt is de sfeer lang niet zo ingetogen als bij de Shwedagon-pagode. Het is voor veel mensen een dagje uit en je ziet hier hele families picknicken. We lunchen uitgebreid bij het nabij gelegen hotel en lopen dan de berg weer af naar het truckplatform. Groepjes jongelui vinden het prachtig om met de buitenlanders op de foto te gaan en we staan dus op heel wat kiekjes van Birmezen. Na weer een rit op de smalle plankjes komen we om 15.00 uur weer in Kyaiktiyo en rijden daarna in 3 uur naar ons hotel in Bago. Na het eten lopen we nog even over de avondmarkt.

dinsdag 27 december

Zon en blauwe lucht! We gaan naar de boeddha van Shwethalyaung, het mooiste en heiligste boeddhabeeld van Birma. Het is weer een gigantische liggende boeddha, zij het dat deze iets kleiner is dan die in Yangon. Het beeld is gemaakt in 994 na Chr. Na de verwoesting van Bago in 1757 werd het door jungle overwoekerd en pas weer in 1881 herontdekt. Persoonlijk vind ik dit beeld mooier dan dat in Yangon.

Net naast dit heiligdom wordt er gewerkt aan een nog grotere boeddha. Kennelijk denkt men hier "hoe groter, hoe heiliger".   Dan gaan we naar de Shwemawdaw-pagode. Deze heeft veel weg van de Shwedagon-pagode in Yangon, maar is toch iets minder indrukwekkend. Of komt dat omdat we al eerder zo’n pagode gezien hebben?

                 

Een jongen wil op de foto. Dan nog eens. Hij poseert er speciaal voor; wil zeker fotomodel worden. Dan wil hij dat ik een derde foto maak, maar dat weiger ik; 2 foto’s van deze jongeman vind ik welletjes. We bezoeken ook de replica’s van de ontvangsthal van de koning en de koninklijke vertrekken. Veel goud e.d. maar het maakt op ons niet zo’n grote indruk; het leeft niet. Dan gaat de tocht naar een klooster waar 2000 monniken wonen. ’s Morgens in alle vroegte lopen de monniken door de stad om hun ontbijt bij elkaar te bedelen. Om 10.45 uur krijgen de monniken in het klooster hun lunch. Deze wordt geschonken door donateurs. Er wordt op een gong geslagen (de daar aanwezige honden beginnen bij dit geluid op slag erbarmelijk te janken en te blaffen) en dan komen ze in 2 héle lange rijen naar de eetzaal. Voor de eetzaal krijgt ieder een portie rijst in zijn nap uit een enorme ketel en in de eetzaal staan vlees en/of groenten. Er wordt in doodse stilte gegeten en je hoort alleen het gekras van het aluminium bestek.

 

                      

’s Middags nemen we een kijkje op de markt. Altijd erg leuk. De mensen vinden het prachtig als ze de foto’s zien die we gemaakt hebben.

                           

 

Vrijwel alle vrouwen en heel veel kinderen hebben ‘thanaka’, een lichtgele verfstof, op hun gezicht. De bast van een bepaalde boom wordt op een steen gemalen en vermengd met water tot een gele pasta die beschermt tegen zonnebrand en uitdroging en die voor verkoeling zorgt. Maar vooral: de huid lijkt lichter; het schoonheidsideaal.

Aan het eind van de middag gaan we richting busstation, maar onderweg stoppen we nog bij de Kyaikpun-pagode die bestaat uit 4 boeddha’s uit 1476 die met hun rug tegen een vierkante zuil zitten. Het verhaal gaat dat er 4 zusters waren en als één zou trouwen zou er een beeld instorten. Een van hen is getrouwd en bij de aardbeving van 1930 leek de voorspelling uit te komen want één beeld werd verwoest. Het is later herbouwd. Daarna eten we bij het busstation net buiten de stad met de bedoeling om 19.00 uur te vertrekken. Echter alle bagage past niet in de laadruimte en ook de klep van de laadruimte laat het afweten. Uiteindelijk vertrekken we inclusief alle bagage om 19.45 uur met de nachtbus naar Meiktyla.

woensdag 28 december

Na een slapeloze nacht arriveren we om 07.00 uur in Meiktyla en na een kop koffie reizen we om 08.15 verder met de eigen bus. Het landschap is mooi en na aanvankelijke bewolking komt in de loop van de ochtend de zon door. We rijden over een bergweg omhoog de bergen in. Langs de kant zie je mannen, vrouwen en kinderen stenen hakken. De weg is smal, heel erg modderig door de regen van de afgelopen dagen en heeft veel gaten: dat betekent schudden en slingeren. Maar de weg is bovenal heel erg bochtig. Ondanks deze nadelen rijdt er veel zwaar verkeer op de weg en het vraagt heel wat stuurmanskunst om bij het passeren niet in de dikke modderlaag vast te raken of naar beneden te duikelen. Uiteindelijk komen we even na 15.00 uur in het plaatsje Nyaungshwe aan, dat via een kanaal met het Inlemeer verbonden is. Na ongeveer 19 uur in de bus voelt de warme douche als een cadeautje. Na de slapeloze nacht slaat de vermoeidheid nu snel toe en gaan we na het eten vroeg naar bed.

donderdag 29 december

Vanochtend maken we een wandeling door de dorpjes rond Nyaungshwe, waar vooral de Pao en de Taung Yo wonen. De Pao-vrouwen dragen donkere kleding en kleurige hoofdbedekking, meestal oranje. Ze leven vooral van landbouw: suikerriet, knoflook, rijst en vooral het kweken van cordiablad, dat gebruikt wordt als dekblad voor de Birmese sigaren, de cheroots. De mensen zijn uiterst vriendelijk, willen graag op de foto en vragen daar soms ook om. We drinken onderweg koffie in een klooster en krijgen daarbij koekjes, chips en fruit. Het is ‘geen maan-dag’ (het tegenovergestelde van volle maan) en daarom eten met name oudere mensen hun meegebrachte eten gezamenlijk op in het klooster. Ook het plaatselijke weeshuis wordt bezocht. Rond het middaguur zijn we weer terug.

                           

                            

In de loop van de middag huren we fietsen en maken een tochtje door de moerassen langs het meer. Hier zie je kleine vissershuisjes op palen in het water staan. Het is niet erg ontspannen fietsen over de zandwegen met losse keien en kuilen, maar de mooie plaatjes maken veel goed. Aan het eind van de rit nemen we nog een drankje op een terras op palen, dat uitkijkt over het dorpje en de brug over het kanaal.

vrijdag 30 december

Vandaag worden we vermaakt: we gaan een boottocht over het meer maken met o.a. bezoeken aan verschillende werkplaatsen. Als we vertrekken is het erg koud en mistig, maar dit geeft ook een heel mystieke sfeer. We zien de bekende beenroeiers op het meer. Balancerend op één been op de voorplecht en met het andere rond een peddel bewegen ze hun bootjes met een wijd uitzwaaiende beweging voort. Het uiteinde van de peddel houden ze in een hand of onder de oksel en zo houden ze 1 of 2 handen vrij om te vissen. Het Intha-volk vist met manshoge kegelvormige fuiken van bamboe. Als ze een beweging in het water/op de bodem zien (het meer is helder en ondiep) laten ze de fuik snel zakken. Vervolgens proberen ze de vis aan een stok met scherpe punt te spiezen.

                   

Eerst bezoeken we de drijvende markt van Ywama, maar die hadden we beter kunnen overslaan: het is vreselijk, want het zijn voornamelijk bootjes met souvenirverkopers. Het dorp is gebouwd op het water. In Giethoorn en Venetië is ook veel water, maar de huizen hier staan alle op palen en nergens heb je vaste grond onder de voeten. Zonder boot ben je aan huis gekluisterd!

Dan gaan we naar een zijdeweverij. Bijzonder is dat ze hier ook weefsels maken van de vezels uit de stengels van de lotusbloem. Heb mezelf verwend met een zijden sjaal. Vervolgens bezoeken we een werkplaats waar ze cheroots maken. Cheroots, de Birmese sigaren, worden alle met de hand gemaakt. De inhoud is meestal een combinatie van tabak, gedroogde houtsnippers en het zoete merg van de tamarindeboom. Als filter gebruikt men maisblad. Cordiablad wordt gebruikt als dekblad. Even verderop zien we hoe ze van teakhout en volledig met de hand hun boten maken.

Na de lunch bezoeken we de Phaung Daw U Kyaung-pagode met de 5 goudklompen. Eigenlijk zijn het 5 boeddhabeelden, maar daar is intussen zo veel bladgoud op geplakt dat de oorspronkelijk vorm totaal verloren is gegaan. Tijdens het pagodefestival vervoert men 4 boeddhaklompen in een koninklijke boot naar de belangrijkste dorpen en pagoden rond het meer. Het 5e beeld blijft als bewaker van de pagode achter. Vervolgens zien we hoe kleine zwarte boeddhabeeldjes gemaakt worden. Ze zijn uiterst licht omdat ze gemaakt zijn van een mengsel van lak, as en zaagsel. Ook de vervaardiging van de prachtig uitgewerkte metalen topversieringen van pagodes wordt ons getoond. Het kloppen van het metaal is zwaar en zeer arbeidsintensief werk. Via de drijvende tuinen varen we verder. De tuinen bestaan uit een laag aarde die wordt vastgehouden voor moerasplanten en waterhyacinten. Door de holle wortels van de waterhyacinten blijven de tuinen drijven. Ze zijn 2m breed en 100m lang en worden met behulp van bamboe palen aan de bodem verankerd. Het bewerken van de grond doet men vanuit bootjes. Men verbouwt bloemen, tomaten, bloemkool en aubergines.

Ten slotte bezoeken we het eveneens op palen in het meer gebouwde Nga Phe-klooster. Hier staan boeddhabeelden in verschillende stijlen op sierlijke voetstukken van teakhout ingelegd met glasmozaïek. Het klooster heeft als bijnaam ‘Klooster van de Springende Kat’ omdat de daar aanwezige katten is geleerd door een hoepeltje te springen. We vinden het er erg vies, want op verschillende plaatsen liggen de uitwerpselen van de katten en moet je uitkijken er niet in te stappen met je blote voeten. ’s Avonds worden we getrakteerd op een voorstelling van de plaatselijke folkloregroep. Het is heel amateuristisch, maar ook heel aandoenlijk. De eetstoelen uit het hotel worden voor ons op een rij gezet op het plaatsje van het hotel. Achter ons geniet jong en oud uit het dorp mee. Een jongeman geeft in het Engels uitleg over de diverse onderdelen, maar het is duidelijk dat hij alles uit zijn hoofd geleerd heeft en niet begrijpt wat hij zegt. De voorstelling bestaat uit dans, zang, muziek en acrobatiek en vooral het ‘heilige hert’ (2 personen in 1 pak) is heel komisch. Het dier ontsteekt vuurwerk, drinkt een glas cola, besnuffelt en krabt zichzelf en haalt ten slotte bij de toeristen geld op. Dit alles op een heel knappe en komische manier.

zaterdag 31 december

We verlaten het Inlemeer weer en stoppen even ten noorden van Nyaungshwe bij het Shwe Yaunghwe-klooster, een houten klooster met bijzondere ovale ramen. Naast dit klooster ligt een kleine witte pagode, waarin zich allemaal kleine nisjes met daarin boeddhabeeldjes bevinden. Het geheel moet vroeger prachtig geweest zijn. Toch is dit vervallen gebouw op een bijzondere manier mooi.

De rit gaat verder naar Pindaya, dat op 1200m hoogte aan een meer ligt. We lunchen in een restaurant met mooi uitzicht op het meer en gaan dan naar de Shwe U Min of Gouden-Grotpagode. De grot is 150m diep en bestaat uit een aantal ‘kamers’ van grote omvang. Binnen in de grot staan volgens de laatste telling 8094 boeddhabeelden, maar het aantal groeit nog steeds dankzij donaties. De grootte van de beelden varieert van enkele centimeters tot meer dan levensgroot. Ze zijn gemaakt van verschillende materialen, maar nu vrijwel allemaal goud gekleurd. De meeste beelden zijn in de loop der eeuwen door pelgrims neergezet. Een van de beelden zou zelfs uit ± 250 v.Chr. dateren.

Ten slotte bezoeken we een werkplaats waar ze uit de bast van de moerbeiboom geschept papier maken. Soms versieren ze dit tijdens het proces met bloemblaadjes e.d. Van dit handgeschepte papier maken ze, naast tasjes en boekjes, voornamelijk parasols. Sommige zijn beschilderd. Ook de stok en baleinen worden helemaal met de hand gemaakt. Rond 16.45 uur komen we in Kalaw aan, een stadje op 1300m hoogte. Het was vroeger een populair oord voor de Britten omdat de temperatuur er aangenaam is. Omdat het oudjaarsavond is gaan we gezamenlijk eten. We hebben in het restaurant een knusse ruimte voor onze groep alleen en zitten aan een lange tafel. Een van de medereizigers blijkt sterretjes meegenomen te hebben en dan vieren we, allemaal met een brandend sterretje, de jaarwisseling. Van het restaurant krijgen we een glaasje vruchtenwijn om te drinken op het nieuwe jaar. Overigens vieren de Birmezen medio april hun jaarwisseling.

zondag 1 januari

Tegen 07.30 uur stappen we het hotel uit om naar de 5-dagenmarkt te gaan. Deze markt wordt iedere dag in een ander dorp rond het Inlemeer en Kalaw gehouden en het schema rouleert per 5 dagen. Op deze markt komen vooral de bergvolken. Wederom is het weer leuk om naar de mensen te kijken.

                        

Om 08.15 gaan we terug naar het hotel want we hebben afgesproken een wandeling door de bergen te maken met Myo en nog 2 andere reisgenoten. Het wordt een pittige tocht van ruim 18km door bergachtig terrein (±1425m) over smalle paadjes die af en toe ook heel erg modderig, dus glibberig zijn. Regelmatig komen we bergbewoners tegen die naar de markt in Kalaw gaan.

 In het dorpje Tayaw (300 inw.) is nog een longhouse, een lang gerekt huis op palen dat onderdak biedt aan 7 gezinnen. Elk gezin heeft zijn eigen vuurplaats en er zijn aparte slaapkamers voor getrouwde stellen. De kinderen slapen op matten op de vloer. De gezinnen zijn groot, 8 kinderen is geen uitzondering. In het huis wordt ook mais gedroogd en onder het huis scharrelen kippen en varkens. De Palaung komen oorspronkelijk uit China en om zich te verdedigen gingen ze samenwonen in een longhouse. Tegenwoordig gaat men steeds vaker op zichzelf wonen. De kindjes zijn hier erg opdringerig om ons tasjes of hoedjes te verkopen.

Dan klimmen we naar een uitzichtpunt waar ronde houten tafels met banken onder grasdakjes staan. Het is een heerlijk plekje. We krijgen Nepalees eten: naast natuurlijk de gebruikelijke thee krijgen we een kommetje groentensoep. Daarna kleine gefrituurde pannenkoekjes samen met een curry van pompoen, komkommer en aardappel. Het is erg smakelijk en er is meer dan genoeg. Als toetje krijgen we partjes sinaasappel. En dit alles voor 700 kyat (= €0,56) p.p. We zitten hier ongeveer een uur en gaan dan verder. Voor onderweg krijgen we elk nog een sinaasappel mee! Via een pad voor ossenkarren (hier is het echt zoeken om niet tot je enkels in de blub te zakken) lopen we terug naar het hotel waar we tegen 16.00 uur aankomen. ’s Avonds eten we weer bij het restaurant "The Seven Sisters’’ dat, hoe raad je het, geleid wordt door 7 zusjes. Ik bestel lime juice. Omdat ik erg verkouden ben biedt de serveerster aan de lime juice met heet water te maken. Vervolgens wijst ze ons een ander tafel, die op een gunstiger plaats in het restaurant staat. En als toppunt van zorgzaamheid wordt er even later een soort ijzeren stoofje met gloeiende kooltjes naast me neergezet en brengt ze me een fles met heet water, die ik bij wijze van kruik onder mijn trui moet stoppen. Hoe lief kan je hier behandeld worden!

maandag 2 januari

Vandaag een reisdag: naar Mandalay, de tweede stad van het land. In de ochtend gaat het weer over die abominabele weg van een paar dagen geleden. Na de lunch is de weg vlak en vrijwel recht. Om 15.50 uur komen we aan in ons hotel. We hebben een royale kamer met 2 enorme tweepersoonsbedden. Hier houden we het wel 4 nachten uit.

dinsdag 3 januari

We besluiten Mandalay fietsend te gaan verkennen. Omdat de eetzaal nog niet open is huren we vóór het ontbijt al vast de fietsen; aftandse Aziatische rijwielen, maar de remmen werken redelijk en dat is het voornaamste. Ons eerste doel is het Shwenandaw-klooster, het Gouden Paleisklooster. Het is een prachtig traditioneel houten klooster, met veel fijn houtsnijwerk.

                           

 Daarna meteen naar het naast gelegen, gerestaureerde Atumashi klooster dat niet veel indruk op ons maakt. Dan fietsen we verder naar de Kuthodaw-pagode. Deze ligt op een groot ommuurd terrein van 5ha. Hier bevinden zich 729 helder witte miniatuurpagoden met erin een marmeren steen. Op deze stenen staat de complete tekst van deTripitaka, de boeddhistische heilige schrift. Daarom noemt men de pagode ook wel de Grote Boekpagode.

                       

Na al dit moois fietsen we richting rivier, dwars door de stad en de arme buitenwijken. Af en toe worden we aangekeken met een gezicht van ‘wat hebben die hier nou te zoeken’. Bij een uitzichtpunt aan de rivier drinken we wat en kijken uit op enorme bamboevlotten waarop vrouwen de was doen. Een stukje verderop lunchen we in een mooi restaurant aan de rivier. ‘Middags fietsen we naar het zuiden van de stad, naar de Mahamunie-pagode. Het is ondanks de duidelijke kaart af en toe zoeken want ook onooglijke zandpaden blijken straten te zijn. Maar de mensen zijn vriendelijke en willen ons graag helpen, al zijn ze soms door hun half tandeloze mond en het gebrekkige Engels moeilijk te verstaan. De wegen zitten vol kuilen en hobbels, dus je slingert er zoveel mogelijk omheen, terwijl je probeert de andere weggebruikers te ontwijken. Wij krijgen de indruk dat de enige verkeersregel is: ‘er zijn geen regels’ : alles is geoorloofd als je elkaar maar niet raakt. De Mahamuni-pagode dankt zijn naam aan een 4m hoog beeld uit de 2e eeuw n.Chr. van Mahamuni, de grote wijsgeer. Het beeld is gemaakt van brons, maar met uitzondering van het hoofd is het hele beeld met een laag bladgoud bedekt. Daardoor is de vorm grotendeels verloren gegaan. Ook hier mogen alleen mannen bladgoud aanbrengen. Vrouwen worden niet tot het heiligdom toegelaten (die moeten eerst in een later leven man zien te worden). Jan krijgt ook een paar blaadjes bladgoud om te plakken, moet dan een keer rond het beeld lopen en wordt met water besprenkeld. Daarna wordt van hem een donatie verwacht. De tempel wordt druk bezocht, maar heeft niet de grandeur van sommige andere pagodes. M.n. de westelijke ingang heeft een lange sombere en groezelige gang. In de omgeving van de pagode ligt de wijk van de steenhouwers. In de werkplaatsen hakken mannen uit marmer of andere steensoorten boeddhabeelden in verschillende maten en de vrouwen polijsten de beelden. Ze worden geëxporteerd naar andere boeddhistische landen zoals Thailand en Laos. Aan het eind van de middag gaan we dwars door de stad terug naar het hotel. Wat een getoeter van allerhande voertuigen. Op de grote kruispunten is onze tactiek ‘God zegene de greep’, dus dwars er overheen rijden en maar hopen dat ze voor je remmen. En tot mijn verbazing gebeurt dat ook. Wat een chaos. Voordat we de fietsen terugbrengen eten we nog een ijsje met verse aardbeien bij de Nylon Icecream Bar.

woensdag 4 januari

Vandaag naar Sagaing en Amarapura, beide voormalige koningssteden. Sagaing is nu een belangrijk religieus centrum met 540 kloosters en pagoden (6000 monniken en 3000 nonnen). Voordat we Mandalay uitrijden bezoeken we het oudste houten klooster, Shwe In Bin. De ornamenten op het Gouden Paleisklooster dat we gisteren zagen waren echter veel verfijnder.

Na een fotostop bij de rivier rijden we naar de Kaunghmudaw-pagode, 10km buiten Sagaing, die qua vorm nogal afwijkt van andere pagodes. De ronde wit gespleisterde stoepa is gebouwd naar voorbeeld van een pagode in Sri Lanka en bevat een tand van Boeddha uit Sri Lanka. Volgens de lokale bevolking echter zou de borst van de favoriete vrouw van de koning de inspiratie voor dit bouwwerk geweest zijn.

Het dorpje Ywataung waar zilverateliers zijn wordt dan bezocht en verderop zien we hoe de grote aardewerken waterpotten die men hier overal gebruikt worden gemaakt.

Dan stappen we over in een soort overkapte pick-up en rijden de heuvels in. We bezichtigen de Umin Thonze, een halvemaanvormig gebouw uit het begin van de 14e eeuw met 45 boeddhabeelden op een rij.

De Soon U Ponya-pagode, die op de hoogste heuvel bij Sagaing ligt, is ons volgende doel. Hier bevindt zich een groot beeld van een zittende boeddha.Vanaf het tempelterrein kun je ver kijken over de heuvels met de vele pagoden. Na de lunch slenteren we een half uurtje over de markt en rijden dan naar Amarapura. We lopen door een wijkje waar veel weverijen zouden zijn, maar vanwege onafhankelijkheidsdag is er vrijwel geen activiteit. Wel zien we een groot terrein waar grote hoeveelheden katoenstrengen te drogen hangen. En dan komen we bij de beroemde U Bein-brug. De teakhouten brug, waarvan het hout afkomstig is uit het paleis in Sagaing, is 1200m lang. Een wandeling over de brug is erg leuk want zowel op de brug als op het water is veel te zien.                             

Aan de overkant van de brug staat de witte Kyauktawgyi-pagode, waarvan de ingangen met fresco’s zijn versierd met afbeeldingen uit het dagelijkse leven. In de buurt van de pagode worden veel manden gevlochten.

donderdag 5 januari

Vandaag gaan we naar Mingun, een plaatsje 11km ten noorden van Mandalay, dat alleen per boot bereikbaar is. We gaan met een sai-kaa (fietstaxi) naar de rivier. In een sai-kaa kunnen 2 personen mee, die naast de bestuurder (in een soort zijspan) met de rug tegen elkaar zitten. Ik fiets liever zelf dan dat ik in zo’n stoeltje zit en hoop maar dat zijn remmen het goed doen. We stappen op de boot en varen in een uur naar Mingun. De wit gepleisterde Settawya-pagode ligt aan de rivier en is al van ver zichtbaar. Langs de trappen zitten 2 dubbele rijen ‘nats’ (geesten).

In het dorp staat de ruïne van een pagode die het grootste boeddhistische heiligdom op aarde had moeten worden. Toen het geld op was werd de bouw gestaakt en was ⅓ van de geplande hoogte bereikt. De aardbeving van 1838 maakte de pagode tot een enorme stapel bakstenen. Evenals de grootste pagode moest hier ook de grootste klok komen; dat is wel gelukt. De klok is 4m hoog, heeft een middellijn van 5m en weegt 90 ton. In het noorden van het plaatsje ligt de Hsinbyume-pagode. Het bouwwerk stelt de Sulamani-pagode op de heilige berg Meru voor. De 7 terrassen staan voor de bergketens rond Meru. De golvende scheidingsmuren verbeelden de 7 wereldzeeën. In nissen op de terrassen zijn beelden van nats te zien.

Als we dit allemaal op ons gemakje bekeken hebben lopen we terug naar Daw Oo Zoon, een boeddhistisch tehuis voor alleenstaande ouderen, die geen familie hebben. Dit is een van de weinige voorzieningen voor ouderen in Birma. Er kan geld gedoneerd worden voor de nieuwbouw, maar de enige verpleegkundige die er dag en nacht de leiding heeft ziet het geld liever besteed aan medicijnen, bloeddrukmeters, etc. Haar grootste wens is een oude ambulance want oudjes met bijv. een gebroken heup moeten nu nog per ossenkar vervoerd worden! We maken een praatje met een aantal bewoners. Verstaan doen we elkaar niet maar er wordt veel naar elkaar gelachen. Ze zijn ook duidelijk blij met de afleiding die ons bezoekje hun bezorgt.

Rond 12.30 uur zijn we terug in Mandalay. We lunchen, niet erg lekker, in een restaurantje aan de rivier en laten ons daarna naar het hotel fietsen. In de middag lopen we naar de Shwe Kyee Myin-pagode vlak bij ons hotel. Het is een verrassing: heel rustig en sfeervol met veel bomen en struiken. Er zijn zelfs vijvers op het terrein. Opvallend is ook dat er veel verhalen over Boeddha worden uitgebeeld met beelden en schilderijen. Op sommige plaatsen lijkt het wel een soort religieuze kijkdoos. Het ziet er wat kinderlijk, maar niet kitcherig uit. Het is een pagode waar we erg enthousiast over zijn, met name vanwege de bijzondere sfeer. We gaan nog een ijsje eten bij de ijssalon en lopen terug naar het hotel om rustig te douchen en de tassen voor morgen klaar te maken. ’s Avonds eten we bij een Shanrestaurant.

vrijdag 6 januari

Om 05.15 uur vertrek. We gaan vandaag per boot over de Ayeyarwaddy-rivier naar Bagan (200km).

We hebben gereserveerde stoelen beneden, maar de meesten huren al gauw een plastic stoeltje om op het dek te gaan zitten. We vermaken ons met kijken, lezen en puzzelen en komen uiteindelijk om 17.00 uur in Bagan. Voor het eten reserveren we al de fietsen voor de komende dagen.

zaterdag 7 januari

Jan is al om 06.00 uur met een paar andere enthousiastelingen weggegaan om de zonsopgang te kunnen fotograferen.

Daarna ontbijten we in de tuin onder Birmaanse parasols. Dan pakken we ons vooroorlogse vehikel. Alleereerst gaan we naar een werkplaats waar ze lakwerk maken, een enorm intensief proces. We fietsen verder naar het dorpje Nyaung-U en komen in een ‘lakwinkel’ terecht. Uieindelijk komen we weer naar buiten met 6 onderborden met bijpassende kommetjes. Dus maar weer terug naar het hotel om de aankoop veilig te stellen. Dan peddelen we opnieuw naar het dorp en bezoeken we de grottempel van Kyanzittha, die half onder de grond ligt en half uit de rotsen steekt. De gangmuren zijn gedecoreerd met verweerde fresco’s uit de 11e en 13e eeuw en met behulp van onze zaklantaarns zijn ze redelijk te zien. Dan is het tijd voor koffie: een echte espresso! In het dorp gaan we nog even naar de markt waar we naast een paar kleinigheden een lange broek en een longyi kopen. In Birma dragen vrijwel alle mannen en vrouwen nog de traditionele longyi. Het is een dichtgenaaide lap stof die men rond de heupen knoopt en die onderlichaamen heupen bedekt. Dan verlaten we het dorp en rijden heerlijk rustig het land in. Het is een bijzonder landschap. Waar je ook kijkt, overal zie je tempels en pagodes. Alsof een enorme hand al deze bouwwerken achteloos heeft laten vallen. Verspreid over een oppervlakte van 40km² vind je 2200 min of meer intacte heiligdommen en meer dan 2000 ruïnes. Toen we Mandalay verlieten dachten we dat we nu wel genoeg pagodes hadden gezien, maar dit maakt toch wel een hele grote indruk op ons. We bekijken een aantal pagodes en maken veel foto’s.

Bij een stalletje langs de weg drinken we coffeemix (een mengsel van koffie, melk en suiker uit een zakje) en zien daar een vrouw die hele grote sigaar rookt, waaronder ze een halve kokosnoot houdt als asbak. Waarschijnlijk omdat er hele stukken van haar cheroot af kunnen vallen.

Via zandpaden rijden we richting Oud Bagan en zien onderweg eerst de Sulamani-tempel, een hele mooie tempel waarvan de gang gedecoreerd is met goed bewaarde 18e eeuwse schilderingen.

De Ananda-tempel uit 1091 geldt als hoogtepunt van de bouwkunst uit de vroege periode (850-1120). Het gebouw is erg groot, maar niet plomp. Aan de 4 zijden van de centrale kubus staan 10m hoge boeddhabeelden in nissen. Het zijn de boeddha’s van verleden en heden.

Intussen is het 15.30 uur en vinden we dat we genoeg hebben gezien voor vandaag. Nog lekker iets drinken op een terrasje en dan douchen.

zondag 8 januari

Vandaag gaan we opnieuw de omgeving per fiets verkennen. We rijden richting Oud Bagan en gaan eerst naar de That-byin-myn tempel, die erg tegenvalt. We fietsen kalmpjes verder, met af en toe een fotostop, naar het dorpje Myinkaba. Hier bezoeken we een bekend lakwerkatelier, waar we uitleg krijgen over het hele proces. Eerst wordt een vorm gemaakt van gevlochten bamboe, soms gecombineerd met paardenhaar. Deze wordt diverse malen gelakt (7 à 12 keer). Elke laklaag moet een week drogen Daarna worden de patronen en kleuren in verschillende rondes aangebracht.

                  

Na een drankje bij een stalletje rijden we door naar Nieuw Bagan. In 1990 moesten de bewoners van Oud Bagan gedwongen verhuizen naar Nieuw Bagan. Officieel omdat de archeologische zone vrij moest zijn voor onderzoek. Vermoed wordt dat andere motieven een rol speelden. In Nieuw Bagan eten we bij een restaurant dat uitkijkt op de rivier, een paradijselijk plekje. Daarna fietsen we op ons gemak terug naar het hotel. Aan het eind van de middag laten we ons per paardenkar naar de Shwesandaw tempel rijden, waar je hoog op kunt klimmen en in het licht van de ondergaande zon een magnifiek uitzicht hebt op de vele pagodes enz. in de omgeving.

                

Als afsluiting van deze dag kijjke we ’s avonds in de tuin van het hotel naar een traditionele marionettenvoorstelling.

maandag 9 januari

Vanmorgen gaan we naar Mount Popa, 60km van Bagan. De berg rijst vanuit de vlakte steil omhoog en heeft een hoogte van 1518m. Vroeger was Mount Popa een actieve vulkaan. De berg zou de woonplaats zijn van de 37 nats (geesten) en is een belangrijk bedevaartsoord.

                                  

De nats zijn de geesten van mensen die in de loop der tijd op een onnatuurlijke manier om het leven zijn gekomen. De verering van nats komt voort uit het animisme. Er zijn goede en boze nats en ze wonen in bomen, meren, heuvels, etc. Als de nats niet tevreden worden gesteld kunnen ze veel kwaad aanrichten. Daarom wordt er veel geofferd: geld, bloemen, enz. Vanaf de voet van de heuvel leiden overdekte trappen (777 treden) naar de top waar een klooster, een pagode en heiligdommen van de nats staan. Omdat het een heilige plaats betreft en de schoenen dus uit moeten besluiten we de tocht naar boven niet te maken, aangezien het er wemelt van de apen en we vermoeden dat de trappen smerig zullen zijn van de uitwerpselen van deze dieren. In het dorp staan ook beelden van de nats en ook hier wordt druk geofferd: fruit, geld, bloemem maar ook kopjes koffie/thee en flessen sterke drank. Aan de reacties van onze medereizigers te horen hebben we de goede beslissing genomen door niet naar boven te gaan. In het dorp zien we een schooltje. Het is een lang gerekt gebouw dat door bamboe schotten verdeeld wordt in verschillende klasjes. Er zijn meer klassen dan leerkrachten. De leerstof wordt hardop (zeg maar gerust schreeuwend) opgedreund. De klasjes proberen elkaar te overstemmen en dat geeft een hels kabaal, maar ze kijken er allemaal heel blij en vrolijk bij. Op de terugweg naar Bagan gaan we nog even langs bij een palmsuikerbedrijf. Hier zien we hoe ze het suikerwater (toddy) met ronde stenen potten hoog uit de boom halen en het tot stroop inkoken. Van een deel wordt snoepgoed gemaakt. Een ander deel laten ze gisten en stoken er sterke drank van.

Tevens wordt in dit bedrijf olie geperst uit pinda’s, sesamzaand en andere noten volgens het principe van onze oude rosmolen. Alleen loopt hier een os buiten zijn rondjes, een osmolen dus. We mogen van de snoepjes en drank proeven.

                   

Dan krijgen we thee met een typisch hapje. Op een schaal met vakverdeling liggen geroosterde pinda’s, geroosterd sesamzaad, verscheidene andere nootjes en plakjes geroosterde knoflook. In het midden van het bord ligt iets wat op spinazie lijkt. Het zijn echter gefermenteerde theeblaadjes in sesamolie. Je schept van alle ingrediënten wat met een theelepeltje in een klein kommetje en husselt alles door elkaar. Het is erg lekker. Hierbij wordt het gebruikelijke kommetje thee gedronken.

Na de lunch pakken we voor de laatste keer de fietsen om nog één keer rond te kijken en de laatste inkopen te doen. We gaan nog naar de Htilominlo-tempel (1211) die 46m hoog is. De muren van de terrassen hebben geglazuurde panelen met zandstenen reliëfs. Aan de overkant van de weg ligt de Upati Thein, een inwijdingshal uit de 13e eeuw. Dit gebouwtje is uniek want het is een zeldzame stenen versie van de houten hallen die in die tijd veel voorkwamen, maar waarvan er geen een over is. Op de binnenmuren en het plafond zijn muurschilderingen aangebracht. Om ze te beschermen is de hal gesloten maar door het hekwerk kan je er nog iets van zien. Maar wij boffen: er is een man met een sleutel die ons graag wil vertellen wat al die schilderingen voorstellen. In de buurt van de Anandatempel is het een drukte van belang. Van heinde en ver komen families met een soort huifkar en hun vee hier naar toe om over enkele dagen, als het volle maan is, te vragen om een goede oogst. Overal zijn karren, provisorische tenten, veel runderen en veel mensen. Er is ook een grote markt, speciaal voor al deze pelgrims. Aan het eind van de middag rijden we terug naar het hotel en leveren onze fietsen weer in.

dinsdag 10 januari

We vertrekken om 06.30 uit het hotel en stappen om 10.15 het ons bekende hotel in Yangon weer binnen. We hebben een binnenlandse vlucht gemaakt in plaats van een erg lange busreis. Het is in Yangon vochtig en ruim over de 30°; het voelt erg plakkerig aan. ’s Middags lopen we nog wat rond in de stad en eten een flinterdun pannenkoekje met palmsuiker, pinda’s en geschaafde kokos bij een straatverkoopster die ze vers bakt.

’s Avonds eten we voor het laatst gezamenlijk bij Golden Duck jr. met het gebruikelijke dankwoord en envelopje voor Ernst-Jan. Met een deel van de groep lopen we daarna naar de Botataung-pagode. De allerlaatste keer de schoenen uit! Maar het is de moeite waard. Binnen de poort heel veel stalletjes waar je offergaven kunt kopen. Er lopen ook verkopertjes rond met bloemslingers, die heerlijk, maar heel sterk ruiken. De pagode is in 1943 bij vergissing door de geallieerden verwoest en later naar oorspronkelijk ontwerp herbouwd. De 40m hoge stoepa is, heel ongebruikelijk, hol. De met spiegelmozaïek versierde gangen lopen in een stervorm door de stoepa. Op het terrein staat ook een verguld bronzen beeld uit de 19e eeuw. Dit werd door de Britten in 1886 naar Groot Brittannië gebracht, maar in 1951 weer teruggegeven. De pagode is erg mooi en de sfeer ’s avonds is heel sereen. Er zijn nog veel mensen die offeren en bidden. Een aantal groepsleden gaat terug naar het hotel. Met de enkele overgeblevenen gaan we nog wat drinken ter afsluiting van de reis bij een bar-restaurant, waar ook een bandje speelt en gezongen wordt. Gewapend met onze zaklantaarns, vanwege de vele gaten in de weg en het ontbreken van straatverlichting, zoeken we aan het eind van de avond het hotel weer op.

woensdag 11 januari

Vandaag begint de terugreis. Eerst wordt Myo bedankt voor al zijn goede zorgen en om 10.00 uur stappen we in de bus. We brengen eerst enkele groepsleden, die nog een paar dagen in Yangon blijven, naar hun hotels. Op de luchthaven duurt het allemaal weer erg lang: veel stempeltjes en krabbeltjes. Om 12.45 vertrekken we en na 3 uur vliegen landen we om 17.15 uur plaatselijke tijd in Singapore. Nu begint het lange wachten en moeten we ons 7 uur op de luchthaven zien te vermaken. Rond middernacht vliegen we eindelijk met Singapore Airlines naar Amsterdam.

donderdag 12 januari

Tegen 06.30 landen we op een zeer mistig Schiphol. Er zijn wat problemen met de bagageband dus het duurt even voordat we de tassen hebben. Stef staat ons al op te wachten. Na een korte stop in Weesp, met een kop koffie plus de zo gemiste Hollandse bruine boterham met kaas, stappen we in de auto voor de laatste etappe. Op de autoradio horen we dat er vanwege de mist nog maar 1 landingsbaan gebruikt kan worden. We hebben dus geboft dat we nog konden landen. Om 11.00 uur zijn we in Ruurlo en is na een terugreis van 30,5 uur een eind gekomen aan deze heerlijke vakantie in Myanmar.

Summum

Home Reizen van Jan en Carla