Home Reizen van Jan en Carla

Singapore

*

MOLUKKEN:

TERNATE – TIDORE – BANDA NEIRA –

BANDA BESAR - CERAM - SAPARUA – AMBON

*

Bali

5 december 2008 - 1 januari 2009

SINGAPORE

Algemeen: De naam Singapore is samengesteld uit de woorden Singa = leeuw en Pura = stad. Volgens de legende zou er ooit  een prins op het eiland gekomen zijn en het  eerste wat hij zag was een leeuw. Vandaar de naam Singapore. Het onafhankelijke staatje bestaat naast de stad zelf nog uit 54 kleinere eilanden.Er wonen maar  ± drie miljoen mensen en de bevolkingsdichtheid is met bijna 4.000 inwoners per km²  één van de hoogste ter wereld. De stad is welvarend en volgebouwd met moderne wolkenkrabbers waarin winkelcentra en kantoren. Singapore is ook een hele schone en gedisciplineerde stad. Er wordt streng op toegezien dat je geen afval op straat gooit, op straat spuugt, kauwgom kauwt (kauwgom is in Singapore niet te koop) of door het rode licht loopt. De boetes voor kleine overtredingen zijn hoog; voor grote overtredingen (zoals moord of het smokkelen van een heroïne) kan je de doodstraf krijgen! Dit is dan ook één van de redenen dat zware criminaliteit in Singapore nauwelijks voorkomt. Onze ervaring:een stad met een overdaad aan luxe en welvaart. Het ziet er voor ons te ‘gelikt’ uit.

Vrijdag 5 december: Amsterdam > Singapore

We willen om 08.00 uur uur op Schiphol zijn en Stef komt ons om 05.30 al halen om stress bij evt. files te vermijden. Ondanks de regen gaat de rit heel voorspoedig en zijn we al om 07.00  uur op de luchthaven! Dat geeft ons de tijd om eerst nog slotjes voor onze tassen te kopen, want die konden we op het laatste moment van inpakken niet meer vinden.

Zaterdag 6 december: Singapore

20½ uur nadat we uit Ruurlo vertrokken zijn komen we om 08.30 uur  plaatselijke tijd in het hotel in Singapore. Maar dan komt de afknapper: de kamer is nog niet klaar en we kunnen er pas om 14.00 uur in. Er zit dus weinig anders op dan Singapore meteen te gaan verkennen. Het is zeer zwaar bewolkt met af en toe een bui, dus erg vochtig. De temperatuur loopt al snel op naar 32° en wij lopen met spijkerbroek, degelijke schoenen, lange mouwen en een zware rugzak rond! We gaan richting rivier en zien daar het gebouw van Esplanada Theatres on the Bay. De architectuur is heel apart en het gebouw heeft als bijnaam ‘de durian’ omdat het wel heel erg lijkt op deze stinkende stekelige vrucht. Zowel binnen als buiten is het gebouw de moeite waard, m.n. de akoestiek schijnt geweldig te zijn. Dat mag ook wel want  de bouw heeft maar liefst 600 miljoen dollar gekost. Aan de overkant van de rivier staat de Merlion, een beeld half vis-half leeuw, dat het symbool van Singapore is.

                                       

Na een kopje koffie op een terras maken we een kort boottochtje en vergapen  ons aan de moderne architectuur naast de oudere gebouwen en bruggen. Dan slenteren we langs de vele grote luxe gebouwen en komen langs het beroemde Raffles Hotel, dat is opgezet door Sir Thomas Raffles in 1890 en begon met 10 kamers. Het is uitgegroeid tot een groot en zeer luxe hotel, dus peper-peperduur, waar veel beroemdheden logeerden zoals Somerset Maugham, Charley Chaplin en Michael Jackson om er maar een paar te noemen. Dicht bij het Raffles is Chijmes, een voormalig klooster-, school- en weeshuiscomplex en nu winkelcentrum. Inmiddels is het tijd voor een broodje. En dan zoeken we het hotel maar weer eens op, want na 26 uur zonder slaap zijn we nu echt  dringend toe aan een douche, een bed en frisse kleding. We krijgen de sleutel en “heus, de bagage zal direct gebracht worden”. Na 20 minuten nog steeds geen bagage en kunnen we dus nog niet doen wat we zo vreselijk graag willen. Inmiddels behoorlijk pissig gaan we weer 13 verdiepingen naar beneden om uiteindelijk de bagage zelf te halen. Na een douche en dut gaan we toch weer in de benen, op zoek naar de Chinese wijk. Zoals eerder gezegd: vanmorgen verbaasden we ons al over de zeer vele en zeer hoge gebouwen; de tegenstellingen zijn interessant, maar het is bijzonder ongezellig lopen door straten met vrijwel alleen maar wolkenkrabbers. Ondanks ons plattegrondje moeten we vaak de weg vragen. De Chinese wijk valt hard tegen: vrijwel alle winkeltjes zijn dicht en de straten zien er keurig maar ook nogal verlaten uit; het doet in niets aan China denken. Het enige echt Chinese gebouw dat wij zien is de Thian Hock Kengtempel (tempel van hemels geluk). Deze werd in 1840 gebouwd ter  bescherming van de zeilers. Er is dus niet veel te beleven in de wijk, maar we komen nog wel bij Lau Pa Sat, een gerenoveerd Victoriaans gebouw waar nu een foodcourt in huist. Het is eigenlijk een heel groot terras met veel verschillende eetkraampjes. Je bestelt ergens wat en eet het op het terras op. Het is echter nog te vroeg om te gaan eten, dus vanavond gaan we terug. Tijdens de wandeling zien we het standbeeld van Raffles op de plaats waar hij destijds voet aan wal zette. Ten slotte lopen we nog even het winkelcentrum naast het hotel binnen. Opvallend is dat hier veel pakketjes met ingrediënten om betelnoten te kouwen worden verkocht. En dan zien we een soort ‘afhaalchinees’. We twijfelen niet lang: eigenlijk zijn we te moe om straks weer een half uur terug te lopen naar Lau Pa Sat. En zo zitten we 5 minuten later op de hotelkamer uit een plastic bakje te eten! Rond 19.30 uur  duiken we al in ons mandje.

Zondag 7 december: Singapore

We worden rond 08.30 uur wakker. De ontbeerde slaap hebben we nu wel weer ingehaald. Het is erg druk in de stad want vandaag wordt de marathon Singapore 2008 gelopen. Even een kijkje nemen in de hagelwitte kerk op de hoek van de straat. Het blijkt een katholieke kerk te zijn, die stampvol zit. En zoals je kunt verwachten in een high-techstad als Singapore zijn er in de zijbeuken grote flatscreens aangebracht, zodat je daar ook kunt zien wat er bij het altaar gebeurt. Verderop in een park zien we het monument voor de burgerslachtoffers tijdens de Japanse bezetting. We wandelen verder naar Suntec City, het grootste winkelcentrum van de stad. Wat een luxe allemaal. Hier zou ook de grootste fontein ter wereld moeten zijn en die willen we wel eens zien. (alles is hier ‘grootste’) De fontein is gebouwd volgens het feng-shuiprincipe en rust in de palm van een linkerhand die welvaart uitstraalt. De naam is dan ook ‘Foutain of Wealth’. We zoeken lang naar deze bijzondere fontein, maar het blijkt niet meer dan een niet al te groot waterspel te zijn. Het is de bedoeling dat je je rechterhand in het water houdt, een wens doet en er drie maal omheen loopt: welzijn is dan je deel. Later begrijpen we dat niet de volledige fontein werkte. Direct naast het winkelcentrum starten bussen van de Hippotours. Het zijn open dubbeldekkers, die langs een aantal toeristische punten in de stad rijden volgens het principe hop-on-hop-off. En zo zitten we dan even later als echte toeristen boven in de bus. In de wijk Little India stappen we af.

Zo weinig als er gisteren in de Chinese  wijk te doen was, zo levendig is het hier. Prachtig, al die donkere vrouwen met hun fel gekleurde sari’s, en wat zijn er veel goudwinkeltjes. De Sri Veeramahaliamatempel, is gewijd aan de hindoegodin Kali. Voor de ingang hangt een slinger gemaakt van bloemen. De gevel, mierzoet van kleur, is zeer rijk gedecoreerd. Schoenen uit en dan naar binnen. Het is er erg druk: men zit, bidt, praat, brengt offers en loopt een aantal malen om een heiligdom heen. Ook is er een bruidspaar met familie.

                     

Na deze tempel gezien te hebben lopen we verder de wijk in en zien een soort lelijke blokkendoos versierd met geometrische patronen. Ook dit blijkt een tempel te zijn en dus gaan we hier ook een kijkje nemen. De sfeer is totaal anders dan in de vorige. Er ligt vaste vloerbedekking en het lijkt meer op een grote gezellige huiskamer dan op een tempel. Kinderen spelen en rennen, vrouwen zitten wat te kletsen in een kring terwijl en passent een enkeling langs het heiligdom schuift. Ik maak een foto van een oude vrouw die, als ze het plaatje ziet dit meteen wil hebben. Ze begrijpt maar niet dat dit niet mogelijk is. Een man nodigt ons uit voor een gratis lunch in de ruimte erboven. We bedanken beleefd omdat we nog verder willen, maar wie zal ons zeggen wat voor ervaring we hiermee gemist hebben. We stappen weer op de hippobus om naar de botanische tuin met orchideeëntuin te gaan. Het is hier heerlijk ontspannen wandelen en we genieten van de kleurige orchideeën en andere bijzondere tropische planten.

Na de botanische tuin rijden we verder, o.a. door Orchard Road, de beroemde winkelstraat van Singapore. Hier vind je minstens tien shopping malls, de ene nog groter en luxueuzer dan de andere. Shoppen hoeft van ons niet, maar even door de straat rijden en een blik werpen is wel leuk. ’s Avonds eten we overheerlijk bij een Chinees restaurant in Suntec City.

Maandag 8 december : Singapore > Manado (Noord-Sulawesi)

Vandaag vertrekken we weer uit Singapore, de plaats waar ik zo ongeveer 62 jaar en 9 maanden geleden ben verwekt toen mijn ouders, dankzij het Rode Kruis, na de oorlog weer herenigd werden. En we landen enkele uren later, wat een toeval, op Sulawesi (vroeger Celebes) waar ik vandaag 62 jaar geleden geboren ben. Op het vliegveld van Manado ontmoeten we het grootste deel van de groep; enkelen zijn al een paar dagen eerder in de stad aangekomen. Onderweg van het vliegveld naar het hotel zien we verschillende pick-ups met luidruchtige jongelui, sommigen getooid met baard en rode muts, anderen zijn zwart geschminkt. Een combinatie van Sinterklaas en de kerstman? We menen ook wat kerstliedjes te herkennen, maar ons wordt verteld dat het iets met een islamitisch feest te maken zou hebben. Erg wonderlijk allemaal, want in deze stad is 95% van de bevolking christen, in tegenstelling tot de rest van Indonesië. Manado wastijdens de koloniale periode een belangrijke stad en is nu het  centrum van de Minahassers. Ons hotel is tegen een heuvel gebouwd: trappetje-huisje met twee kamers, trappetje-huisje … enz. Helemaal boven is een zwembad en daar kun je over de zee kijken. Na een douche en het eerste handwasje gaan we nog even de omgeving verkennen. ’s Avonds krijgen we als groep een buffet aangeboden. Omdat ik jarig ben  geven we een rondje en dan wordt er meteen een grote taart aangerukt. En zo wordt het nog een heel gezellige verjaardag.

Dinsdag 9 december: Manado

Heel vroeg in de morgen horen we het geluid van een tropische regenbui, maar als we opstaan schijnt de zon al weer. Na het ontbijt gaan we met een paar anderen een tochtje maken naar het gebied van de Minahassa. Wat is Indonesië toch groen! We stoppen op een heuvel waar een immens christusbeeld over de stad waakt. Dan gaan we naar het stadje Tomohon, met veel bloemen en kwekerijen, maar bovenal een erg leuke markt met natuurlijk heel veel groenten en fruit. We kopen wat jeruks (groene sinaasappels met de smaak van mandarijn) en proeven salak (vrucht met bruine geschubde schil). Op de visafdeling zien we o.a. schijven gerookte tonijn.

       

Bij de vleesafdeling liggen varkenskoppen gelaten te kijken naar wat er over is van de rest van hun lijf. Verder honden in alle stadia: van met z’n allen zielig in een hokje tot hapklare brok. Verder gebraden vliegende honden (een soort vleermuis) en een kruising van rat en muis op stokjes. De verkopers zijn erg vriendelijk en als we ergens naar kijken noemen ze de naam ervan. Dan naar het meer van Tondano, maar helaas begint het daar heel erg hard te regenen en zit de lucht potdicht. Prima moment dus om heerlijk te  lunchen in een restaurantje aan het meer met o.a. kip, vis en ‘gestampte goudvis’ (visgehakt in de vorm van platte koekjes) en een van mijn lievelingsgerechten nl. fricadel jagung (maiskoeken).

Als we bij een pottenbakkerij komen is het inmiddels weer droog geworden. Het draaien van potten is ons wel bekend, maar de gang van zaken na het bakken doet me toch wel even de wenkbrauwen fronsen. De ± 80 cm hoge potten worden gebakken in een bakstenen oven en door een paar jongens eruit gehaald, terwijl de oven nog lang niet is afgekoeld is en de potten met de blote handen niet aangeraakt kunnen worden. De jongens hebben daarom handdoeken in hun handen om ze niet te verbranden, halen heel diep adem, nemen een aanloop en rennen dan de oven in om er enkele tellen later met twee van die grote potten op elkaar weer zo snel mogelijk uit te komen. Een jongen heeft al zijn oor verbrand. Het is ongelooflijk. Zou deze werkwijze ingegeven worden door zuinigheid (want minder stookkosten)? Ik ben zo verbaasd dat ik het vergeet te vragen.

Vervolgens rijden we naar het district Lahendong met het Linomeer. Dit meer wordt gevoed door een paar zwavelbronnen. De hete stoom komt hier en daar borrelend en klokkend uit de aarde; het klinkt sinister. De omgeving is heerlijk rustig en we drinken een kop koffie en kopen verschillende koekjes om te proeven. Hier zou je zo een paar uur willen blijven!

      

Langs een mooie weg, waar we zien hoe de typische Minahassa huizen gemaakt worden, rijden we terug en komen tegen 18.30 uur weer bij het hotel in Manado aan. Na wat informatie over de vlucht van morgen en de plaatsen waar we nog geld kunnen pinnen gaan we met Els iets eenvoudigs eten.

MOLUKKEN

Algemeen: Politiek horen de eilanden van de Molukken tot Indonesië de provincie Maluku. De belangrijkste stad, tevens hoofdstad, is Ambon op het gelijknamige eiland. De Molukken bestaan uit ruim duizend eilanden, waarvan meer dan de helft onbewoond is. Ze liggen in het oosten van de Indonesische archipel in de Indische Oceaan. Doordat de bewoonde eilanden door grote oppervlakten water zijn gescheiden zijn de tradities en gewoonten ook zeer verschillend. Ongeveer de helft van de Molukkers is christelijk, dit in tegenstelling tot de overgrote meerheid in Indonesië die islamitisch is. Tussen de Molukkers onderling verliep dit verschil in godsdienst (ogenschijnlijk) vrij goed. Echter tussen 1999 en 2002 braken er ernstige onlusten uit tussen beide groeperingen. Aanleiding vormde de steeds groter wordende groep mensen van Java en Sulawesi, die strenger in de islamitische leer zijn. Maar de werkelijke oorzaak ligt waarschijnlijk al enkele eeuwen achter ons: met de komst van de Portugezen en Nederlanders kwam ook het Christendom. Alleen de Molukkers die Christen werden kregen scholing, waren daardoor beter opgeleid met als gevolg ook de betere banen en een grotere invloed dan de islamieten. In de grond was het dus waarschijnlijk een sociale opstand. Het Indonesische leger wordt ervan beschuldigd de kant van de moslims te hebben gekozen. Nu bestaat er weer - zij het een tamelijk broze - vrede.

Onze ervaring: de Molukse eilanden zijn duidelijk een achtergebleven gebied in vergelijking met de rest van Indonesië. De natuur, zowel op het land als in de zee, is echter geweldig. Helaas zie je nog erg veel skeletten van uitgebrande huizen, m.n. in Ambon-stad. Wat ons betreft was Ambon-stad de minst leuke verblijfplaats: smerig en nogal naargeestig door de restanten van de onlusten rond de eeuwwisseling.

Woensdag 10 december: Manado > Ternate

Ternate is een van de meest noordelijk gelegen eilanden van Noord-Molukken en 106 km² groot. De Gunung (vulkaan) Gamalama neemt een belangrijke plaats in op het eiland. Vroeger was het een welvarend koninkrijk, wat voornamelijk te danken was aan de overvloedige productie van kruidnagelen. Portugezen, Spanjaarden en Nederlanders hebben met elkaar gestreden om invloed te krijgen op dit eiland. Een min of meer verloren dag want de binnenlandse luchtvaartmaatschappij heeft de dienstregeling gewijzigd en de volgorde van de reis wordt nu drastisch omgegooid. Dit heeft vooral te maken met de vlucht naar Bali aan het eind van de vakantie en het gewijzigde vaarschema van de Pelniboot, die in veertien dagen van Jakarta naar West-Papua en terug vaart met diverse tussenstops. We zijn in Indonesië, dus het vliegtuig naar Ternate heeft ruim een uur vertraging.

Omdat het op Ternate een uur later is dan in Manado komen we uiteindelijk tegen 16.30 uur aan in het losmen. Daar horen we dat de dienstregeling inmiddels weer veranderd is (!) en zullen we toch 3 nachten op Ternate slapen. Alleen wordt het dan weer spannend i.v.m. de vertrektijd van de Pelniboot over een paar dagen. We laten het maar over ons komen.’s Avonds eten we, heel lekker, in een relatief goed restaurant. Ternate is een overwegend islamitisch eiland, dus…. geen alcohol. Natuurlijk wordt er in de horeca wel bier geschonken, dus ook in dit restaurant. Maar dan wordt het wel, heel schijnheilig, op tafel gezet in een roze plastic waterkan en in een wijnglas geschonken!

      

Na het eten laat men ons een hele grote krab zien van naar schatting zo’n 40 cm groot, die voornamelijk blauw van kleur is met oranje-rode accenten. Helaas is het erg moeilijk om met flitslicht de juiste kleuren op de foto te krijgen. Het blijkt een kokosnootkrab te zijn, die op het land leeft en met zijn scharen kokosnoten weet open te breken. Bij zo’n beest moet je dus niet in de tang komen!

Donderdag 11 december: Ternate, bezoek aan Tidore

De zon schijnt maar de wolken rond de bergtoppen voorspellen niet veel goeds. We rijden naar het kleine haventje maar moeten daar nog een kwartiertje op de boot wachten, dus kuieren we wat rond en kijken naar alle bedrijvigheid.

      

Een houten boot, waar de meesten van ons op het dak gaan zitten, vaart ons in 20 minuten naar de overkant, naar het haventje van Rum, op het eiland Tidore. Dit eiland is zeer streng islamitisch, dus bezoeken we het vandaag in plaats van morgen, omdat vrijdag de heilige dag voor hun is.

We verplaatsen ons met 3 minibusjes over dit door de natuur zo rijk bedeelde vulkaaneilandje. Tidore staat bekend om het degelijke smeedwerk. Wij bezoeken nu zo’n smederij in het plaatsjeTomolo waar, bij het vervaardigen van de grote kapmessen, een aantal mannen op spectaculaire wijze in een zeer hoog  en steeds sneller tempo om de beurt op het aambeeld beuken, zonder elkaar de hersens in te slaan.

Dan naar Soa Siu, het hoofdstadje, waar de kleine kedaton (sultanspaleis) met de heilige kroon met een bezoekje wordt vereerd. Een van de bekendste sultans van Tidore was Bakanuku die zich tegen de VOC keerde.Van het paleis is niet veel meer over, wel is er een klein en heel eenvoudig museumpje. Hierna gaan we op weg naar een hoog gelegen dorpje via een erg slechte en onverharde weg. En dan barst er een enorme regenbui los. Na enkele minuten al wordt er besloten niet verder te gaan want de weg wordt spekglad; het risico dat de busjes gaan glijden op de bergweggetjes is te groot. In een restaurantje dat op zee uitkijkt lunchen we: rijst met gebakken vis, sajur nanka (gemaakt van de nanka vrucht ook wel jackfruit genoemd), gestoomde banaan en cassave: bijzonder. Na het eten (het is inmiddels weer droog) doen we nog even een rondje over de (vis)markt

en rijden dan naar een stukje strand waar ook een warmwaterbron is. Dus snel de badkleding aan en een duik in zee. De temperatuur van het zeewater is heerlijk, maar we zijn blij dat we onze waterschoentjes aan hebben want er ligt veel dood koraal op de bodem en dat is erg scherp. Daarna neem ik met Ries en Saartje nog een bad in het water van de warmwaterbron. Je moet je er heel langzaam in laten zakken want het is behoorlijk warm. Wanneer we net weer in de busjes zitten op weg terug naar de haven krijgen we de volgende tropische regenbui. Ook op de Molukken lijkt het klimaat van slag, want normaal gesproken valt december midden in het droge seizoen. Het blijft regenen en waaien tot we terug zijn in Ternate-stad en de boot deint dan ook behoorlijk. Nadat we ons op de kamer gedoucht hebben barst het onweer los, en nu heel langdurig. Ongelooflijk wat kan er veel water naar beneden komen! Alles staat blank en er is geen doorkomen aan; dus eten we maar in het restaurant van het losmen.

Vrijdag 12 december: Ternate

Ook vannacht heeft het nog geregend en na het ontbijt regent het weer. Desondanks maken we een rondje over het eiland (45 km), waar we overigens een hele dag over doen, en gaan om te beginnen op weg naar de kedaton.

      

De sultan van Ternate verblijft vrijwel altijd in Jakarta, alleen in zeer bijzondere gevallen komt hij naar Ternate. Maar zijn zuster is er wel. Schoenen uit en dan wachten we op haar in een grote vierkante galerij. Dan komt ze er aan: een klein broos oud dametje van rond de tachtig jaar, die ons in perfect Nederlands welkom heet en ons rondleidt en uitleg geeft bij de verschillende voorwerpen en schilderijen en vertelt over de familie. Hierna gaat zij naar het bordes en praat met een aantal van ons afzonderlijk. Ze is zeer belangstellend en is goed op de hoogte van zaken die momenteel in Nederland spelen. Kortom: een zeer pienter oudje. Het lijkt of wij bij haar op audiëntie gaan. Ze heeft een natuurlijke waardigheid en het voelt niet ongemakkelijk. Een bijzonder bezoek! Intussen is de zon gaan schijnen en dat blijft de rest van de dag zo. We bezoeken het Portugese fort Tolucco uit 1510, dat op een klif in zee ligt en er goed onderhouden uitziet.

Bij Batu Angus zien we een brede strook grillig gevormde lavabrokken die tot ver in zee doorloopt. De lava is afkomstig van de Gunung Gamalama, die sinds het jaar 1500 maar liefst 75 keer is uitgebarsten, in 1983 voor het laatst. We nemen een kijkje bij het kratermeer Danau (meer) Laguna, het groene meer, dat hoog in de bergen ligt. Bij Bobane-Ici, aan de kust, drinken we thee met krokant gebakken pisang. Het is een prachtig plekje waar de golven van de zee op de rotsen stuk slaan.

      

Vervolgens een wandelingetje door het dorpje Sasa, waar ontzettend vriendelijke mensen wonen, we de de nanka aan de boom zien hangen en jambu (guave) proeven die heerlijk sappig is en fris smaakt.

      

In een mooi stukje natuur zien we kruidnagel- en nootmuskaatbomen. De nootmuskaat is een gelige vrucht, ongeveer zo groot als een mandarijn, waarvan het vruchtvlees wordt gebruikt voor bepaalde gerechten. De pit is glanzend zwart (de nootmuskaat) met er omheen een soort helderrood netwerkje, de foelie. Kruidnagels zijn er nu niet, maar als je de boomblaadjes fijn wrijft ruik je een duidelijke kruidnagellucht. We drinken wat in een restaurant, waar we de waarschuwing krijgen dat het uitzicht geweldig, maar de bediening tegenovergesteld is. Vanaf het terras hebben we inderdaad een schitterend uitzicht hebt op zee en is aan de overkant het eiland Tidore te zien.

      

Tot slot gaan we naar het Nederlandse fort Oranje, wat nog stamt uit de tijd van J.P. Coen. Ze zijn het nu aan het restaureren, maar wat een zwaar verwaarloosde troep is het. Het  is nu in gebruik door de politie. Wel is het aardig de enorme afmetingen van het fort en de VOC-kanonnen te zien. Na terugkomst bij het losmen zoeken we nog even de supermarkt op en en volgens moet de bagage overgepakt worden want morgen gaan we eerst met het vliegtuig naar Ambon, waar we een deel van de bagage achterlaten en varen dan naar Banda. We besluiten vanavond eens op de boulevard te gaan eten, waar ze elke avond een heleboel eetstalletjes opzetten, dat wil zeggen tafels met plastic krukjes onder wat zeilen. We zoeken een stalletje waar het behoorlijk bezet is en bestellen voor elk een frisdrankje, een portie gado-gado en een portie sate. De gado-gado is erg smakelijk en ruim voldoende. Een portie sate blijkt uit 15(!) stokjes te bestaan. De stukjes vlees zijn weliswaar klein, maar 15 stokjes is toch behoorlijk veel. Geen wonder dat er wat verbaasd gekeken werd toen we onze bestelling deden. En ook dit gerecht smaakt heerlijk. Een man komt gezellig bij ons aan tafel zitten om een praatje te maken. De rekening voor dit overvloedige maal is ± € 3,50 voor ons samen!

Zaterdag 13 december: Ternate via Ambon > Banda Neira

De Banda-archipel bestaat uit 3 grote en 7 kleinere eilanden en ligt in de Bandazee, die op sommige plaatsen een diepte van meer dan 6500  meter bereikt. Banda was ook de plaats van een van de bloedigste gebeurtenissen uit de geschiedenis van de Molukken: in 1600 was er een voortdurende strijd om Banda vanwege het verkrijgen van een monopolie in de specerijenhandel. Het was uiteindelijk Jan Pieterszoon Coen, die als leider van een strafexpeditie, de gehele plaatselijke bevolking van Banda uitroeide. Ja, ja, we moeten trots zijn op onze VOC! Banda werd opgedeeld in perken die beheerd werden door perkeniers, voormalige werknemers van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC). Zij waren verplicht tot het verbouwen van nootmuskaat die zij tegen van tevoren vastgestelde prijzen moesten verkopen aan de VOC. Uit deze tijd dateren de vele Nederlandse overblijfselen zoals oude kerken, begraafplaatsen en forten. Voordat we Ternate weer gaan verlaten lopen we nog even naar de boulevard om geld te pinnen.

Onderweg lopen we door een straatje lopen waar duidelijk een feest wordt voorbereid: toegangsbogen versierd met bloemen, op straat veel stoeltjes en vooral knetterharde muziek uit een paar reusachtige luidsprekers. In een grote open versierde feesttent staan grote gemakkelijke stoelen en aan de zijkant zit een aantal bejaarde mannen. Iedereen is op zijn paasbest gekleed. We worden uitgenodigd te gaan zitten, krijgen een bekertje water en lekkernijen aangeboden, o.a.wajik: heerlijk. Niemand spreekt een woord Engels, maar zoveel is wel duidelijk dat het feest om 10.00 uur begint. Helaas moeten wij op dat tijdstip weer richting vliegveld. Later begrijpen we dat het om een huwelijksfeest gaat.

In de loop van de ochtend gaan we naar de luchthaven van Ternate om met een binnenlandse vlucht naar Ambon te vliegen met een tussenlanding van zo’n tien minuten op het eilandje Sanana. Hier eindigt de korte landingsbaan letterlijk in zee. Rond 14.30 uur landen we op Ambon, waar we kennismaken met Debby onze reisleidster voor de komende tijd en Jannes, haar assistent. Omdat we helemaal om de baai heen moeten rijden om bij de haven te komen (dat kost zeker een uur) is er geen tijd meer om naar het hotel te gaan waar een deel van de bagage achterblijft. De Pelniboot vertrekt om vijf uur, dus gaat het linea recta naar de haven waar we om 16.00 uur aankomen. Onderweg zien we de overblijfselen van de godsdienstrellen van rond de eeuwwisseling. De Pelniboot is een enorm gevaarte met zeven dekken. Het krioelt er van de mensen, zowel op de kade, als langs de railing en op de trap waar de aankomende passagiers naar beneden willen en de vertrekkende tegelijkertijd naar boven. En maar duwen en schreeuwen.

Overal, op de dekken, in de gangen en bij de trappen zitten complete families op platgeslagen kartonnen dozen op de grond. Overal wordt gegeten en kinderen liggen overal tussen te slapen. Je kunt je voorstellen wat een chaos dat geeft. Wij reizen 2e klas en delen een hut met Afia  en Eric. Klassepassagiers worden keurig voor het avondeten gewaarschuwd en het staat al klaar op tafel. Daarna drentelen we wat over het schip, waar een karaoke bar en een moskee niet ontbreken. Ons is gezegd dat de reis 7 à 8 uur gaat duren. Wonder boven wonder slapen we nog een paar uur en om middernacht meren we af op Banda Neira. De uittocht gaat weer beginnen: eerst wordt onze bagage weggebracht en dan moeten we beneden zien te komen in die krioelende massa. Je staat vastgeklemd tussen voor- en achtbuurman/-vrouw en ook links en rechts is er geen doorkomen aan. Je wordt letterlijk de wiebelende trap aan de buitenkant van het schip afgeduwd. En als je dan naar beneden kijkt … duizenden opgewonden mensen op de kade. Door het vreselijke gedrang is het helaas onmogelijk om dit tafereel op een foto vast te leggen. Het is maar een klein stukje lopen naar ons logeeradres waar we om 01.00 ’s nachts arriveren en waar we, ondanks dat late tijdstip, verwelkomd worden met koffie en thee. Dik een uur later gaan we naar bed om weer te gaan slapen.

Zondag 14 december: Banda Neira

Leve de droge tijd! Het giet al uren. De straat is een riviertje geworden en het ziet er niet naar uit dat het de eerste uren droog gaat worden. Dan maar de ‘citytour’ onder de paraplu.

      

Eerst zien we de resten van het zwaar overwoekerde fort Nassau, waar niet meer dan een paar poorten en een deel van de muur van over zijn.

      

Verder zien we een aantal gebouwen die nog stammen uit de koloniale tijd, o.a. de goeverneurswoning waar geiten over het bordes dartelen, de sociëteit en het hoofdkwartier van de VOC, waar in de tuin een borstbeeld van koning Willem III staat. Het ziet er allemaal troosteloos: vergane glorie. In dit plaatsje is ook het huis waar Mohammed Hatta verbleef tijdens zijn verbanning. Fort Belgica echter is nog in tact en vanaf de hoektorens heb je een mooi uitzicht over de zee.

Ten slotte bezoeken we een kerkje wat onlangs weer is opgeknapt, nadat het door de rellen van 1999 verwoest was. Het kerkje wordt niet meer gebruikt, maar is uit historisch oogpunt gerestaureerd. Je kunt er nog verschillende grafstenen zien van destijds voorname Nederlanders. Nu wonen er bijna uitsluitend moslims op Banda Neira. In dit kerkje geeft Debby ons een geschiedenislesje over de Molukken.

      

Buiten wordt het inmiddels iets lichter, maar het blijft regenachtig. We zouden vanmiddag gaan snorkelen, maar dit kan niet doorgaan vanwege het slechte weer. Dus gaan we Banda Neira maar eens verder verkennen. Het is een heerlijk rustig plaatsje vrijwel zonder auto’s, met een overvloed aan weelderig groen en tropische bloemen en geweldig vriendelijke mensen. We wandelen eerst even over het piepkleine marktje en lopen dan het plaatsje uit om de landingsbaan eens te bekijken. Deze is maar heel kort met aan het begin en eind de zee. We hebben ons laten vertellen dat bij slecht zicht hier nog wel eens een vliegtuigje door kan schieten en we begrijpen nu ook waarom voor ons vervoer naar Banda voor de Pelniboot gekozen is. We lopen een eindje terug en gaan op zoek naar de Chinese begraafplaats. Chinezen zijn er al lang niet meer, dus wordt de grond tussen de graven benut als groentetuintjes en spelen de kinderen op de grafstenen. Een eindje verderop ligt de Nederlandse (dus christelijke) begraafplaats, die bij gebrek aan christenen nu dienst doet als vuilstort en plaats waar de geiten tussen de stenen grazen.

                        

Tussen deze dodenakkers ligt de grote moskee. Na de wandeling gaan we lekker lezen op de waranda met een glas thee erbij. Na het avondeten komen een paar muzikanten om samen met Debby en Jannes voor ons te zingen. Het zijn met name de melancholieke Molukse liedjes die er gezongen worden over “Maluku manise”  (lieflijke Molukken). Een aantal mensen van de groep kan de liedjes meezingen en de musici hebben er duidelijk plezier in. Jannes heeft een mooie warme stem, en een volume … Hij zingt ook met veel gevoel; het is echt prachtig. De dochter en schoonzoon van Saartje en Ries, die nu ook op het eiland zijn vanwege hun huwelijksreis, zijn er ook en hebben een  Nederlands stelletje uit hun hotel meegebracht. Het is een heel gezellige avond. 

Maandag 15 december: Banda Neira, bezoek aan Banda Besar

Met de boot van Banda Neira naar het eiland Banda Besar. Vlak bij het haventje van laatst genoemd eiland staat een grote groep kindertjes van ongeveer 7 jaar in hun schooluniformpjes.

Dat is feest: belanda’s! Er worden samen liedjes gezongen. Als iemand een foto maakt wordt hij/zij onmiddellijk bestormd om maar op het schermpje van het toestel te kunnen kijken. Een klein jongetje staat te zwaaien met een stuk speelgoed aan een touwtje. Bij nadere beschouwing blijkt het ‘speelgoed’ een grote fladderende vlinder te zijn. We lopen een stuk over het eiland en genieten weer van de verschillende bomen en bloeiende planten.

                  

En ook hier zijn de mensen uiterst vriendelijk en zijn er bijna geen auto’s. Na een goed half uur zijn we bij de laatste ‘perk’: Groot Waling, waar Paulus (Pongky) van den Broeke de laatste perkenier is.

      

Perken zijn plantages die in de 17e eeuw door de Nederlanders zijn opgezet. We worden ontvangen met kaneelthee (van verse kaneel) en pisang goreng. De familie Van den Broeke is al sinds 1621 perkenier. Na de nationalisatie van Nederlandse bezittingen toen Indonesië onafhankelijk was geworden verloor de familie de plantages, maar de vader van Pongky wist 12,5 ha, een kwart van wat hij eens bezat, terug te krijgen van de Indonesische regering en bouwde deze perk weer op. Nog maar betrekkelijk kort geleden, in 1999, heeft hier een grote tragedie plaats gevonden. Pongky van den Broeke heeft gestudeerd in Jakarta en daar een carrière opgebouwd, maar werd in 1998 teruggeroepen door zijn vader om de perk voort te zetten. Vader overleed in februari 1999. Een paar maanden later kwam de inval door de Moslims uit Java en eigen volk van Banda. Zij vermoordden met kapmessen zijn moeder, tante, vrouw en 2 dochtertjes. Hij wist te ontkomen, en vond zijn andere dochtertje en zoon, zwaar gewond, terug. Van het grote oude huis staan alleen nog de geblakerde muren overeind.

Hij probeert nu met zijn nieuwe vrouw en twee jonge dochters de plantage weer op te bouwen en het huis langzaam te renoveren. Van de 300 gevluchte christelijke families is Pongky een van de weinigen die met zijn overgebleven gezinsleden is teruggekeerd. Aan zijn terugkeer was wel een voorwaarde verbonden: hij moest zich tot de islam bekeren. Dit laatste vertelt hij overigens niet. Het maakt grote indruk zoals hij deze, voor hem gruwelijke tijd, aan ons vertelt. Daarna gaan we naar het nabij gelegen deel van de plantage, waar nootmuskaat-, kaneel-, durian- en kenarie (een soort noot) bomen en kokospalmen staan. We zien de droogzolder waar de nootmuskaat wordt gedroogd en de distilleerderij waar olie uit de noten geperst wordt. We lopen even naar de kleine familiebegraafplaats. De twee dochtertjes zitten op de brede betonnen grafsteen van hun vermoorde familie. Dit ontroert me: het laat zo duidelijk zien dat, ondanks alle ellende, er weer nieuw leven, een toekomst is.

Weer terug in de tuin eten we ons meegebrachte lunchpakket, nasi goreng met ei en kroepoek. Van de familie Van den Broeke krijgen we een groot glas avocadosap met gecondenseerde melk en ijs; erg machtig maar ook erg lekker. Spontaan wordt er besloten een donatie te geven voor de wederopbouw. Na afscheid te hebben genomen stappen we op de boot, die inmiddels vlak bij de perk ligt, en varen naar een klein strandje waar de zwemmers worden afgezet.

De vijf snorkelaars worden naar de achterkant van het eiland gevaren waar het mooier snorkelen is. De vissen zijn niet erg groot, maar wel erg fraai. Vooral de vormen en kleuren van het koraal zijn erg mooi. Aan het eind van de middag zijn we weer terug. En al weer wordt er ’s avonds gezongen met een nog grotere groep zangers.

Dinsdag 16 december: Banda Neira > Ambon / Kota (stad) Ambon

Het is stralend weer en al goed warm als we gaan ontbijten. Aan het eind van de middag zullen we weer met de Pelniboot van Banda Neira vertrekken. Jammer, het is zo’n heerlijk rustig en aangenaam plaatsje. Maar voor het zo ver is gaan we met z’n vieren met Jannes snorkelen en Jan gaat voor de gezelligheid ook mee. We varen naar de achterkant van de Gunung Api, het vulkaaneiland, waar een mooie plek is. Voor de trek tussen de middag schilt Jannes een grote papaya.

Dan varen we verder naar Pulau (eiland) Pisang en gaan voor anker op een plaats waar het water glashelder is en je de verschillende soorten koraal en de visjes vanaf de boot duidelijk kunt zien. Hier is het werkelijk schitterend om te snorkelen, al die prachtig gekleurde vissen die wij in het zee-aquarium zien zwemmen heb je hier om je heen. En er zijn zo veel vormen en kleuren koraal. Jan leest en zwemt wat rond bij de boot. Op mijn aandringen doet hij toch even het snorkelmasker op en bij de trap van de boot kijkt hij onder water. Na een poosje durft hij zich toch te laten drijven en hij vindt het prachtig. Ik vind het zo leuk dat hij ook een stukje van die schitterende onderwaterwereld heeft gezien.

      

Tijdens de terugtocht krijgen we nog een cadeautje: we zien een grote school dolfijnen; het zijn er wel honderd! Geweldig!

Terug op Banda Neira zijn we te laat voor de lunch, dus snel douchen en op de markt nog een paar warme pisang goreng kopen om de maag nog wat te vullen. Vervolgens de tas inpakken en dan is het wachten op de fluit van de Pelniboot.

Het avontuur met de Pelni is zo mogelijk nòg chaotischer dan de vorige keer. Het is ook veel drukker. Als de boot op Ambon is afgemeerd moeten we heel erg lang wachten voordat we er af kunnen en vervolgens moeten we proberen elkaar niet kwijt te raken. Uiteindelijk worden we naar het hotel in Ambon-stad gebracht en zijn we om 03.30 uur ’s nachts op onze kamer.

Woensdag 17 december: Kota Ambon

Vandaag gaan we het maar eens rustig aan doen. ’s Morgens lopen we op ons gemakje naar het grote plein waar het strijdhaftige standbeeld staat van de Molukse vrijheidsheld Pattimura en zoeken dan de shopping mall ‘Matahari’ op.

Hier kunnen we probleemloos Rp.2.000.000 (!) pinnen (± €130,00) voor de komende week. We kijken wat rond en worden op sommige plaatsen verdreven door de muziek die op vol volume uit de enorme luidsprekers komt. In dit winkelcentrum vullen we onze hoedjesverzameling weer aan (de verkoper is verbaasd dat Jan het hoedje niet wil passen!) en gaan dan de supermarkt in. Wat een verschil met die op Ternate; ze zijn hier goed gesorteerd: zelfs brie en camembert zien we! Op straat zijn een paar arbeiders bezig met plastic lint en dat lijkt ons wel iets om te gebruiken als waslijn. Dus gevraagd of we 2½ meter van ze kunnen kopen, waarvoor we ze Rp.1000, bijna € 0,07, geven en dat vinden ze royaal betaald te oordelen naar hun lachende gezichten. Bij een warung koop ik nog snel een stuk wadjik om te snoepen en dan siësta. Met nieuwe energier lopen we naar de markt.

      

Hier is ook het eindstation van minibusjes, wat een gekkenhuis van kleine gele busjes, brommers, handkarren en becaks oplevert. Bijna geen doorkomen aan. We lopen naar het marktdeel dat langs de baai ligt, omdat het hier tenminste nog een beetje waait, want het is 38°.

Onze aankoop bestaat uit jeruk (soort sinaasappel met de smaak van mandarijn) en salak, een peervormige vrucht met een bruine geschubde schil als een slangenhuid. Het is erg druk op straat en lang niet overal zijn trottoirs. En als ze er al zijn hebben ze vaak akelig grote gaten omdat de putdeksels verdwenen zijn. Oppassen dus dat je niet in het riool duikelt. De vele uitgebrande gebouwen, resten van de onlusten tussen 1999 en 2002, maken een macabere indruk.

Donderdag 18 december: Ambon > Ceram / Sawai

Ceram, het eiland dat ook wel Nusa Ina wordt genoemd.  Naast veel ongerept en dicht bos heeft dit eiland ook moerassen. Vandaag wordt het een lange reisdag. ’s Morgens vroeg de bagage beneden brengen, ontbijten en om 7.15 uur weg want de boot vertrekt om 9.00 uur en het kan wel eens heel druk worden tijdens de rit naar de veerboot. Iedereen zit keurig op tijd klaar, maar Jannes is in geen velden of wegen te bekennen. We besluiten de bagage maar al vast in het kleine busje te zetten en uiteindelijk, ruim een half uur te laat, komt Jannes met een gezicht als een donderwolk (hij heeft een kater!) en zegt “I think I have a very big problem” … (stilte) … “Let’s go!!” Waarschijnlijk ziet hij de confrontatie met Debby al voor zich want die kan vuur spuwen! In vliegende vaart, soms durf ik niet te kijken, rijden we naar de haven van Tulehu waar we gelukkig nog op tijd arriveren. De boot lijkt een beetje op ‘de Kogelwiek’ die naar Terschelling vaart.

Op de veerboot zitten we op vliegtuigstoelen. Verkoopsters komen langs met gekookte eieren, water en snacks. Om even over elven komen we aan in Amahai op het eiland Ceram. Een kort ritje in de bus en dan gaan we eten in de hoofdstad van het eiland en tevens van de Midden Molukken: Masohi. Enkele dagen geleden zijn hier nog negen huizen van christenen in rook opgegaan vanwege een gerechtelijke uitspraak die de moslims onwelgevallig was. Maar nu is het weer rustig. Na de lunch, waarbij de ‘fujung hai speciaal’ ‘fujung hai supergroot’ blijkt te betekenen want er zijn 6 (!) eieren in verwerkt, beginnen we de rit naar de andere kant van het eiland. Om dit traject te breken stappen we onderweg uit om een eindje te gaan lopen. We zetten er samen stevig de pas in en al gauw zijn we de anderen ver vooruit. Langs de kant voornamelijk een zeer dichte begroeiing waaruit allerlei dierengeluiden komen en regelmatig zien we wilde orchideetjes. Als de bus ons weer oppikt hebben we met z’n tweetjes zo’n vijf km gelopen terwijl we in de tussentijd door hooguit vier auto’s gepasseerd zijn. Uiteindelijk stoppen we bij een paar huisjes die het dorpje Horale vormen, lopen nog een honderdvijftig meter over een smal paadje en komen dan bij een steigertje waar al een paar prauwen met buitenboordmotor klaar liggen.

      

      

In drie kwartier varen we naar ons onderkomen voor de komende dagen in Sawai. Ons slaapverblijf bestaat uit een aantal huisjes die met elkaar verbonden zijn door vlonders. Elk heeft een paar kamers. Deze huisjes zijn gebouwd op palen en staan in zee. Tussen de kieren van de planken vloer zien we het water onder ons bed en hoor je het zacht klotsen. Lakens zijn er niet, en de wanden lopen niet tot het dak door, zodat de wind er door kan waaien en er ’s nachts toch wat koelte is bij gebrek aan een ventilator of airco. Je moet dus wel rekening houden met wat je zegt, want in de kamer ernaast is alles te horen. Het dak is van atap (palmbladeren). Elektriciteit is er alleen tussen 18.00 en 23.00 uur ’s avonds. Tanden poetsen moet boven de toiletpot gebeuren of hangend uit het raam. Bepaald niet luxe allemaal, maar het plekje is zo prachtig dat dit allemaal niet belangrijk is. Aan de ene kant kijken we op de zee en de bergen en aan de andere kant ligt het dorpje Sawai.

Vrijdag 19 december: Sawai

We stappen weer in de prauwen en varen dan eerst een eind over zee om vervolgens de Salawai-rivier op te varen.

Langs de oevers staan hoge bomen met grote luchtwortels, veel parasietplanten op de bomen en vooral heel veel sagopalmen. Verderop, aan de voet van een brug, is een groep mannen de sago aan het verwerken. Sago is hier het hoofdvoedsel omdat de grond niet geschikt is voor rijstbouw. De sagopalmen zijn van iedereen en dus gratis. De palm wordt gekapt als hij 12 jaar oud is. Ter plaatse wordt de stam in stukken gehakt en tegenwoordig met een machientje vermalen. De dunne bast is niet bruikbaar als meel, maar wordt weer als brandstof gebruikt. Dan wordt het raspsel met water uit de rivier vermengd en gaat dan door een zeef, van palmblad gemaakt, waarna het in een bezinkbad terecht komt.

            

De kleffe witte drab die dan overblijft wordt in mandjes van palmblad geschept zodat het water er langzaam uit kan lopen. Uiteindelijk blijft er een vrij harde substantie over die klaar is voor de verkoop. De mandjes wegen ongeveer 25 kg en hier kan een heel gezin zo’n 3 maanden van leven. De harde sago kan weer gemalen worden tot meel of met water aangelengd worden tot pap. Na dit proces uitvoerig bekeken te hebben varen we verder over de rivier, nu zonder buitenboordmotor, en genieten van de vogelgeluiden en de vele kleine en grote vlinders. Aan het eind van de rivier komen we weer op zee en varen naar een klein onbewoond eilandje om te zwemmen en snorkelen.

De zee is inmiddels behoorlijk ruw en we worden dan ook flink nat in de boot. Op het eiland worden eerst de natte kledingstukken in de bomen te drogen gehangen. Door de harde wind staat er een erg sterke stroming dus zwemmen is niet goed mogelijk, laat staan snorkelen. Het eilandje is zo klein dat je er in een kwartiertje rond kunt lopen. Overal liggen stukken aangespoeld koraal en zie je schelpen over het strand lopen.

      

Eerst begin je aan jezelf te twijfelen als je dit ziet, maar dan blijkt dat je gelukkig niets mankeert want heremietkrabbetjes kruipen in lege schelpen en dragen deze dan mee, zoals een slak zijn huisje. We picknicken aan het strand. Intussen is het steeds harder gaan waaien dus de natte kleding is al snel weer droog. Maar dat betekent ook dat er meer en hogere golven zijn, die tijdens de terugtocht geregeld over de boten slaan en dus was het genot van droge kleren maar van heel korte duur. In een badkuip kun je niet natter worden!! Als verzopen katten komen we terug in Sawai. De tweede helft van de middag brengen we door met lezen en andere rustgevende activiteiten. Na een fikse regenbui neemt de wind af en wordt de zee weer kalm, dus tijd om nog even samen Sawai in te lopen. De straatjes zijn erg smal en auto’s en ander verkeer zie je hier niet; alles gaat via bootjes over zee. In verband met de bruiloft die morgen in het dorp zal plaatsvinden wordt er bij het schooltje een dansje geoefend. Voor ons willen ze het nog wel eens doen. Er wordt door de meisjes bij gezongen terwijl de jongens het ritme aangeven op kleine handtrommels. Jan maakt grapjes en de kinderen vinden het prachtig. Overal zijn voorbereidingen voor het feest aan de gang: er wordt muziek gemaakt en cake gebakken en bij een grote gemeenschappelijke kookplaats staat een aantal vrouwen te koken dat het een lust is. Een is wat brutaler en begint heugwiegend te dansen en Jan danst mee. Het gegil en geschater van de kokende dames is dan niet van de lucht. Overal in het dorp zijn de mensen erg vriendelijk.

      

Zaterdag 20 december: Sawai

Om 8.00 uur vertrekken we samen met Eric, Debby en een plaatselijke gids voor een wandeling door de jungle.

De gids voorop met een  kapmes om een weg voor ons te banen. Het is buitengewoon vochtig en de planten zijn manshoog. Het is zaak voortdurend goed te kijken waar we lopen want zowel de grote stenen als de grote rottende bladeren zijn spekglad, en overal zijn er boomwortels en lianen. En verder: klauteren en klimmen. We zien minstens acht toekans en herkennen het geluid van hun vlucht, vlinders met prachtige kleuren en grote spinnen die wel eng maar ook mooi zijn, een mooie groene hagedis, prachtige rode bloemen die als eenlingen tussen al dit groen staan, veel grote parasietplanten die hoog in de bomen groeien, een grot met vleermuizen … kortom te veel om op te noemen.

            

We leren dat de cacaoboon ook eetbaar is: hij heeft een licht zurige smaak. Na ruim 3 uur zijn we terug en zien er niet uit door alle modder aan onze broek en schoenen. De groep is vanmiddag uitgenodigd voor de ‘receptie’ van de trouwerij. In een kamertje zit een aantal mannen op de grond te eten. De bruid, in t-shirt en hippe kuitbroek maar wel de handen mooi met henna versierd, staat in een deuropening. De bruidegom is nergens te bekennen. Na haar gefeliciteerd te hebben lopen we door naar buiten waar voor ons een kring van stoelen onder een zeiltje staat opgesteld en op tafeltjes thee met opgerolde cake. Om ons heen een verzameling vrouwen en kinderen die op zeer luidruchtige wijze, zeg maar rustig schreeuwend, met elkaar converseren. Ze staan dicht om ons heen om ons goed te kunnen bekijken en becommentariëren en zo wordt het steeds warmer en benauwder onder het zeil. Dan komen ze met rijst, vis, kip, enz. en overal zitten de vliegen op. Het is het voedsel wat wij ze gisteren zagen klaarmaken. Debby zegt namens de groep een portie van het feestmaal te zullen eten en dat wordt geaccepteerd. Vervolgens gaan de vrouwen, verspreid over het binnenplaatsje, zelf eten.

            

Na afloop wordt er afgewassen in een klein watertje achter het huis waarin ook kinderen worden gebaad, de was wordt gedaan en de tanden gepoetst. ’s Avonds is er feest met muziek waarbij het kersverse echtpaar weer gezamenlijk aanwezig zal zijn. Aangezien er nu al mannen door het dorp lopen met duidelijk een slok te veel op (dat kan dus in een islamitisch dorp!) laten we dit feest aan ons voorbij gaan.

Zondag 21 december: Ceram > Saparua / Saparua Kota

Saparua hoort tot de groep Lease-eilanden. Deze liggen ten oosten van Ambon en bestaan uit de eilanden Huruku, Saparua en Nusa Laut. Saparua is het meest dichtbevolkte eiland en heeft veel sagopalm-, nootmuskaat- en kruidnagelplantages. Vanaf het vlondertje zien we zebravisjes, mooie grote fel gekleurde vissen en een blauwe en een gestippelde grote zeester. Ook het koraal kun je prachtig zien. Het is ‘snorkelen op het droge’.

      

Helaas gaan we vandaag dit mooie plekje weer verlaten waarbij we worden uitgezwaaid door alle mensen van het losmen. Tot Masohi gaan we dezelfde weg terug als enkele dagen geleden. Gelukkig is de zee nu kalm en houden we het droog in de boten.

      

In Masohi stappen we bij een klein steigertje over op een speedboot en varen in vliegende vaart in drie kwartier naar Itawaka op het eiland Saparua.

Nog een half uur met kleine busjes en dan zijn we in Saparua-stad. De kwaliteit van ons busje is niet geweldig: de motor slaat een paar keer af en dan krijgt de chauffeur hem niet meer aan de praat. Wat gepruts onder de motorkap doet echter wonderen en we komen toch op de plaats van bestemming aan. Inmiddels is het over tweeën en dus wordt het tijd om op zoek naar eten te gaan. Bij een kleine warung bestellen we wat. De vrouw knikt, zegt wat, en met een drankje wachten we op het eten. Het duurt echter wel erg lang en veel activiteit zien we niet. En dan blijkt dat ze pas vanavond eten heeft! Inmiddels zijn we weer een uur verder en gaan dan maar naar de plaatselijke supermarkt om wat eetbaars te zoeken, want over een paar uur moeten we al weer eten. Dat doen we in een redelijk restaurantje. ’s Avonds wordt er weer gezongen door Debby, Jannes en drie gitaristen. Erg leuk.

 

Maandag 22 december: Saparua

Vandaag een toertje over het eiland. Omdat er onderweg geen lunchgelegenheid is gaan we eerst naar de supermarkt om wat eetbaars in te slaan. Tegenover deze winkel staat een vrouw met allerlei zelfgemaakte zoete en hartige heerlijkheden. En terwijl Jan in de supermarkt iets van zijn gading zoekt sta ik te dubben wat ik bij haar uit al dit lekkers zal kiezen: jagung (mais)koeken, lemper (kleefrijst) met vis in pisangblad, pasteitjes gevuld met ubi (zoete aardappel), ketan (donkere kleefrijst) met gula jawa (javaanse suiker)  en nog meer heerlijkheden waar ik de naam niet van ken.

Ik neem een pasteitje en twee jagungkoeken en besluit meteen om morgen voor mijn ontbijt hier terug te komen, want het ontbijt in het hotel is erg karig en niet lekker: een vrij droog bolletje brood zonder boter of beleg. We gaan naar het dorpje Booi, een modeldorp met keurige straatjes en huisjes, mooie plantsoentjes langs de weg, enz. Het dorpshoofd vertelt ons de legende over de naam van het dorp, over het bestuur en beleid, over de adat (ongeschreven wet/gewoonten), over de pela (verbond tussen dorpen) en allerlei andere zaken. Daarnaast beantwoordt hij onze vragen. Het is erg informatief om te horen hoe alles in zo’n dorp georganiseerd is. Dan bekijken we de kerk waar met name de plaatsen voor de raja en zijn gevolg opvallen.

Ons volgende doel is fort Duurstede, waar tijdens de opstand van de Molukkers tegen het Nederlandse regime in 1817 de Nederlandse resident werd vermoord. Leider van de opstand was Thomas Matulessy alias Pattimura, de grote Molukse vrijheidsheld. Zijn standbeeld staat prominent in Ambon-stad en ook de universiteit daar is  naar hem vernoemd. De kanonnen van de VOC staan nog altijd op de baai gericht.

      

Op een koel plekje eten we onze lunch en rijden dan verder o.a. door het dorp Sirisori dat na de onlusten is verdeeld in Sirisori serani (christelijk) en Sirisori islam. Het is het dorp waar de familie van Afia en haar zoon Eric  vandaan komt. Eric (bijna 20 jaar) is heel erg gefascineerd door zijn afkomst en zal hier morgen, waarschijnlijk zoals de adat voorschrijft, blootsvoets de grond van zijn voorvaderen officieel betreden. We gaan verder en bezoeken het bekende pottenbakkersdorpje Ouw. De potten worden in een open vuurtje van sagobast gebakken. Wonderlijk! Daarna wordt de nog hete pot aan de binnen- en buitenkant met hars besmeerd. Voor de aardigheid kopen we een miniatuurbakvorm zoals die voor sagokoeken gebruikt wordt.

      

Hoe deze sagokoeken gebakken worden zien we even later. Sagomeel wordt vermengd met wat kokos en een beetje zout en vervolgens losjes over een aardewerk vorm verdeeld, die in het vuur gloeiend heet gemaakt is. Dan worden er kuiltje in het deeg gemaak waarin gula saparua (palmsuiker) gedaan wordt. Volgens mij is dat precies hetzelfde als gula jawa, maar kenners denken hier anders over. Vervolgens gaat er een stuk pisangblad over en het geheel wordt met een steen verzwaard. Als de vorm enigszins is afgekoeld worden de ‘kuiltjes’ los geknipt en heb je iets wat nog het beste te vergelijken is met een zware, warme, dubbele bruine boterham met gesmolten bruine suiker.

            

Aan het eind van de middag valt er een bui, maar het blijft benauwd. Wanneer we ’s avonds op weg zijn om te gaan eten komen we een oude man tegen, die ons ‘goede middag’ wenst. Hij spreekt nog uitstekend Nederlands en hoeft nauwelijks naar woorden te zoeken. We complimenteren hem daarmee en hij vertelt dat hij dat op school geleerd heeft, waar hij zeven klassen doorlopen heeft.  Hij heet Frans en zou het broertje zijn van de toenmalige regent. We praten nog wat en hij geniet er zichtbaar van om met ons Nederlands te spreken. We eten bij de warung waar we gistermiddag niet terecht konden: simpel, maar heel erg lekker. ’s Avonds wordt er weer muziek gemaakt want in het dorp is niets te beleven.

Dinsdag 23 december: Saparua Kota

Vrije dag en voor de liefhebbers een alternatief programma: we gaan het proces bekijken van de bereiding van palmsuiker. We rijden naar een smal pad en lopen dan de jungle in. Er wordt gezegd dat het een klein stukje lopen is, maar dat blijkt rekbaar, want het blijkt 40 minuten zwoegen te zijn. Omdat het gisteren zo hard heeft geregend is de grond spek- en spekglad. En omdat we hier niet op waren voorbereid lopen we op teva’s zonder profiel. Voordeel is weer dat we later onze moddervoeten en schoenen zo in het zeewater kunnen afspoelen. De tocht gaat omhoog en over een beek, waar we via een boomstam zo’n 2,5 m boven het water naar de overkant wiebelen met als steun een half verrotte bamboe.

Een aantal waagt zich hier niet aan en gaat een eindje verderop met de voeten door het water. Doel van de tocht is een huisje waar ze gula (suiker) uit het sap van de arempalm maken. Het palmwater laten ze helemaal inkokem tot bruine suiker.

De terugtocht is nòg lastiger want we moeten naar beneden glibberen. Jans padvindersinventiviteit komt weer boven en dat komt goed van pas, omdat de andere Carla in de groep op teenslippertjes loopt. Jan maakt, met behulp van de touwtjes van zijn bril en zonnebril, hier provisorisch sandaaltjes van. En het werkt!

Twee uur later zijn we weer bij het busje. Met een tussenstop om water in te slaan rijden we naar de steiger in Itawaka en stappen in een boot om naar een kiezelstrandje te varen waar het heerlijk zwemmen en schitterend snorkelen is. Het is weer genieten! Een paar Molukse vrouwen heeft eten voor ons gekookt en we picknicken dus weer heerlijk. En dan, als we met het hoofd half in het water snorkelend de vissen aan het bewonderen zijn, horen we de melodie van ‘stille nacht, heilige nacht’ over het water klinken. Debby en een paar Indonesische meisjes zijn aan het zingen en al gauw ook Jannes met zijn prachtige stem en een aantal anderen sluit zich aan. Dit is wel heel bijzonder om een kerstlied te horen op een plek die verdacht veel weg heeft van een paradijsje.

Halverwege de middag gaan we moe maar voldaan weer terug. In ons busje steekt het schoolreisjesgevoel de kop op en met z’n zessen worden oude Nederlandse liedjes uit volle borst gezongen. We gaan weer eten bij de ons bekende warung waar we wat aan de vroege kant zijn. De eigenares laat me van een vleesgerecht proeven. Het is lekker, maar behoorlijk scherp. Dan komt er een meisje bij ons aan tafel zitten dat vraagt of we Duits spreken,  Het blijkt de 19-jarige dochter van de eigenares te zijn die aan de Pattimura universiteit in Ambon tot onze verrassing Duits studeert. Er ontwikkelt zich een aardig gesprek en na een paar foto’s worden de e-mailadressen uitgewisseld. Na het eten gaan we heel snel terug want in de inktzwarte lucht is voortdurend weerlichten te zien en we hebben geen paraplu bij ons. Gelukkig zijn we net voor de bui binnen. Vanavond wordt er voor het laatste gezongen door Debby, Jannes en hun maatjes. Het bier en de sopi (palmwijn) worden in hoog tempo ingenomen om de kelen te smeren. Vooral het ‘vredeslied’ vind ik gezien de toestand op de Molukken ontroerend:

 

Gandong                                   letterlijk vertaald:           Schoot

la mari gandong                                                           kom jij

mari jua alé o                                                              ik wil jou zeggen

beta man bilang alé katong dua satu gandong               wij tweeën zijn van één schoot

hidup adik dan kaka                                                   leef zoals jongere en oudere

sungu manis lawange                                                  dat is werkelijk heel lief

alé rasa, beta rasa                                                      wat jij voelt, dat voel ik ook

katong dua satu gandong                                             want wij tweeën zijn van één schoot

gandongé                                                                   Schoot

sioh gandongé                                                            Ach schoot,

mari beta gendong                                                      ik zal jou dragen

beta gendongalé jua cuma satu gandongé                    kom want wij tweeën zijn van één schoot

satu hati, satu jantungé                                               één hart, één ziel

Woensdag 24 december: Saparua > Ambon / Kota Ambon

Het is markt in Saparua-stad dus wij begeven ons rond half acht tussen het gekrioel van inkopende mensen, toeterende brommers en kleine busjes. Er worden groenten en fruit verkocht, maar vooral veel vis, met name tonijn.

            

Na een uurtje hebben we het wel gezien en gaan terug naar onze kamer om de tassen in te pakken. Om 10.00 vertrekken we met de busjes naar het haventje van Haria, waar we in een speedboot stappen en in 1½ uur naar Telehu op het eiland Ambon varen.

Maar alvorens naar het hotel in de stad te gaan bezoeken we eerst het dorp Waai met de heilige alen. Volgens de legende zouden twee broers vanuit de bergen hun speren gegooid hebben om op de plaats waar ze zouden neerkomen te gaan wonen. Bij de vindplaats van de speren kwam kristalhelder water uit de rots en daarin zwommen alen. Dit werd gezien als teken dat de voorouders hier al waren in de gedaante van alen. En omdat het om voorouders gaat worden deze dieren gevoerd met extra lekkere hapjes, zo krijgen ze bijv. de dooiers van rauwe eieren.

      

Vroeg in de middag arriveren we weer bij het hotel waar we al eerder waren. Het is razend druk in de stad want morgen is het Kerstmis en alle christenen willen vroeg naar huis. Vrijwel alle restaurants zijn vanavond gesloten en je ziet dat ook de kleine winkeltjes hun luiken al sluiten. We halen nog snel een paar boodschapjes bij de dichtstbij zijnde supermarkt, waar de laatste klanten zich voor de kassa’s verdringen. De rest van de middag brengen we door met een beetje rommelen en lezen. Op kerstavond is het in de christelijke wijken feest: er wordt vuurwerk afgestoken en er wordt veel gedronken. Alle ingrediënten dus om de korte lontjes, die de Ambonezen hebben, te laten ontbranden. Er zijn dan ook stevige voorzorgsmaatregelen genomen want bij de belangrijke kerken zijn de straten afgesloten en staan er grote leger- en politie-eenheden. Dat lijkt niet erg op ‘vrede op aarde’. We eten ’s avonds op het balcon van het hotelrestaurant op de zesde etage en kunnen daar over de stad naar het vuurwerk kijken. Het geknal gaat nog door tot diep in de nacht.

Donderdag 25 december: Kota Ambon

Kerstmis in de tropen! We hebben besloten, als het tenminste veilig is,  om naar de mis in de kathedraal te gaan, de enige katholieke kerk. Onderweg er naar toe komen we een oude vrouw tegen die ons in het Nederlands groet. Natuurlijk maken we een praatje. Ook zij heeft het Nederlands destijds op de Nederlandse school geleerd. Ze is eenentachtig jaar en vraagt ons haar in onze gebeden te gedenken. En aangezien wij op weg naar de kerk zijn komt dat goed uit! Bij de kerk staat een handjevol mannen in uniform, maar van een dreigende sfeer is absoluut geen sprake. De kathedraal is na de verwoesting weer volledig nieuw opgebouwd en ziet er heel mooi en perfect onderhouden uit. En dat is vrij ongewoon hier.

      

De kerk is vol en vooral de kleine meisjes zijn aangekleed als prinsesjes. Het is een plechtige mis, waarin de bisschop voorgaat en er veel zang van een groot koor en wierook is. ’s Middags bezoeken we het Australian War Cemetary. Op dit goed onderhouden ereveld liggen vooral Australische, maar ook andere tijdens de tweede wereldoorlog gesneuvelde soldaten begraven. Wrang detail: naast de begraafplaats staan de uitgebrande overblijfselen van de onlusten van 1999-2002.

      

Dan gaan we naar de Karang Panhang heuvel even buiten de stad. Hier staat het standbeeld van Martha Christina Tiahahu, die gewapend met een speer over de baai van Ambon uitkijkt. Haar vader werd door de Nederlanders geëxecuteerd. Martha Christina bleef met haar mensen doorvechten op het eiland Nusa Laut bij Saparua. Na haar gevangenneming werd ze onder druk verhoord over haar verzetsdaden. Zij weigerde echter om mee te werken en ging in hongerstaking toen zij naar Java werd overgebracht. Zij overleed en werd in zee gegooid. Elk jaar nog is er bij het beeld een herdenking en worden er bloemen in zee gestrooid.

De rit gaat verder naar het hoog gelegen Soya Atas, waar we eerst op een muurtje in de schaduw onze lunch verorberen: crackers en het fruit dat we onderweg op de markt hebben gekocht. In Soya Atas staat het oudste Nederlandse kerkje dat uit 1817 stamt. Tijdens de recente onlusten werd het verwoest, maar is nu weer herbouwd. Van Soya Atas loopt een pad met trappen (bij 126 treden zijn we de tel kwijt geraakt) omhoog naar de heilige urn. Het is uiteindelijk wel even zoeken, want de pot zit half ingegraven. In deze urn zit altijd water, zelfs in de droge tijd. Dit water zou alle ziekten kunnen genezen en iedereen gelukkig maken.

Vlak bij de urn heb je een mooi uitzicht over de baai en de stad Ambon. Vanwege de kerst eten we met zijn allen in een open restaurant aan zee.

Vrijdag 26 december: Kota Ambon

Het is opmerkelijk rustig op straat: tweede kerstdag voor de christenen en de dag van het vrijdaggebed voor de moslims. En het is warm: 35°. ’s Morgens maken we nog even een wandelingetje door de stad: door de kleine straatjes in de moslimwijk waar iedereen buiten leeft, over het marktje bij het water en we lopen naar fort Victoria. De poort van dit fort ziet er voor de verandering heel goed onderhouden uit.

Dat heeft alles te maken met het feit dat het nu een kazerne is. Als we vragen of we een foto mogen maken (militaire objecten fotograferen is verboden) wordt dat geweigerd, maar na enig aandringen wordt het aan een meerdere gevraagd en krijgen we toch toestemming. Via het grote plein lopen we weer terug.

      

Op de kamer lunchen we met de restanten van gisteren: crackers met kaas, mango en jeruks. Rond 13.00 uur vertrekken we naar een hotel met zwembad verderop aan zee, omdat dit een prettiger hotel zou zijn. Helaas zijn de kamers nog niet klaar en het zal nog 1½ uur duren eer we er in kunnen en het zwembad ziet er niet bepaald schoon uit. Tijdens onze junglewandeling bij Sawai vroeg ik Debby waar ik cendol zou kunnen krijgen. “Dat komt goed” zei ze en vervolgens hoorde ik nooit meer iets. Vanmiddag komt ze met alle ingrediënten: groene ‘glibbertjes’ van rijstmeel, santen (kokosmelk), ijs en gesmolten gula jawa om aan iedereen cendol te laten proeven. Ze heeft dit thuis voor ons gemaakt. Wat een lieverd!

Het eten ’s avonds is waardeloos: bijna alles is op en wat er wel is wordt bijna koud opgediend. Om 19.00 uur beginnen ze met een lawaaiige pomp het zwembad leeg te pompen en dit geluid zullen we tot 06.00 uur de volgende ochtend horen.

Zaterdag 27 december: Kota Ambon

Gisteren erge pijn in mijn rug, wist op het laatst niet meer hoe te zitten of te staan. Maar dankzij pillen van Afia in combinatie met een smeerseltje van ons sta ik weer redelijk fit op. Het is grijs en erg regenachtig. We rijden langs een mooie kustweg naar het plaatsje Hukurila en van hier lopen we richting Soya Atas.

      

Hier heeft een man een giftige slang gevangen en onder grote belangstelling van de dorpsjeugd wordt het beest bekeken. De plantengroei is hier weer geweldig.

      

Dan rijden we over de bekende weg terug naar Ambon waar we even bij een houtsnijder langs gaan die vooral traditionele beelden van de Molukken  maakt. We kopen geen houtsnijwerk, maar wel een boekje over de betekenis van de verschillende beelden. Het Siwalima museum staat ook op het programma. Hier hebben ze een aardige collectie onder andere wat betreft kleding, gebruiksvoorwerpen en ambachten. Inmiddels is het weer gaan regenen en wanneer we gaan lunchen, bij hetzelfde restaurant aan zee van enkele dagen geleden, komt het water in geweldige hoeveelheden naar beneden. Het zwemmen en snorkelen kan dus wederom niet doorgaan: het waait veel te hard. In de loop van de middag nemen we nog even een kijkje op het strand waar het zo leuk had kunnen zijn en brengen als laatste een bezoek aan een familie die met engelengeduld bootjes en andere figuurtjes maakt van kruidnagels. We worden getrakteerd op wafelrolletjes die ze ter ere van kerst gebakken hebben. We kopen een kleinigheidje om deze mensen te steunen en krijgen nog een zak  koekrolletjes mee voor onderweg. ’s Avonds hebben we met een deel van de groep, als afscheid van de Molukken, een Ambonnese maaltijd besteld; maar echt lekker vinden we het niet.

BALI

Algemeen: Bijna 90% behoort tot de autochtone bevolking, die grotendeels hindoe is. De Balinezen associëren de zee met afscheid en dood. Ze zijn nooit een zeevarend volk geweest. Hun cultuur is agrarisch georiënteerd, verbonden met de aarde en de rijstvelden op de terrassen tegen de bergen. De Balinezen besteden veel tijd aan sacrale kunst en rituelen. Voor allerlei omstandigheden zijn er ceremonies. Het meest opvallende van de Balinese cultuur zijn de tempels. Nergens in heel Indonesië zagen we  zoveel tempels als hier.

Onze ervaring: Veel schoner en minder chaotisch dan de Molukken. Echter wel erg veel toeristen wat naast de nadelen, als voordeel heeft dat je er met Engels redelijk uit de voeten kunt. Dit in tegenstelling tot de Molukken waar vrijwel niemand deze taal sprak. Een eiland met een heel eigen gezicht, gezien de vele tempel(tje)s en de offergaven die dagelijks geplaatst worden.

Zondag 28 december: Ambon > Bali / Ubud
Een korte nacht: om 05.00 uur bagage inleveren en om 05.30 uur vertrek naar het vliegveld waar inmiddels onze bagage al ingecheckt is. Hier nemen we ook afscheid van Debby en Jannes. We vliegen met Lion Air, zoiets als Ryan Air dus niets te eten/drinken tijdens de vluchten. In Makassar moeten we overstappen. Sinds we hier 19 jaar geleden waren is het vliegveld nu een internationale luchthaven geworden en heeft het een mooi modern gebouw gekregen. Op het vliegveld van Denpasar op Bali worden we opgevangen door Silvester en krijgen we allemaal een krans omgehangen gemaakt van die heerlijk ruikende franchipane- of cambodjabloemen

      

en om 12.00 uur plaatselijke tijd (het is hier een uur later dan op Ambon) zijn we bij ons hotel in Ubud. De naam van dit plaatsje is afgeleid van het het Balinese woord ‘ubad’ wat medicijn betekent, vanwege de geneeskrachtige planten die aan de rivier groeien. Ubud werd in de eerste  helft van de twintigste eeuw een kunstenaarsdorp wat nog goed te merken is aan de vele galerietjes en kunst die er verkocht wordt. Bali is wel heel anders dan Ambon: veel schoner en minder chaotisch, heel veel toeristen en daarmee gepaard gaande winkeltjes en eetgelegenheiden. Maar vooral opvallend zijn de vele tempeltjes en de zo typisch Balinese versiering. In de loop van de middag gaan we een eindje lopen, waarbij we constateren dat de ene souvenirshop naast de andere staat.

      

Als de regen losbarst vluchten we het eerste het beste cafeetje binnen. Dit heeft ook nog een winkeltje en is vooral op de westerse toerist gericht. Je kunt hier luxe etenswaren kopen zoals verschillende soorten kazen, worsten en gebak. We hebben wel trek in iets hartigs en nemen dus een stukje gruyère mee. Als we weer terug zijn in het hotel onweert het stevig.

Maandag 29 december: Ubud

Het heeft de hele dag geregend en dat doet het ’s morgens nog steeds en zo ziet de dag er niet bepaald veelbelovend uit. Om 10.00 uur krijgen we wat informatie van Silvester over de dag van vertrek en wat er zoal te doen is in en om Ubud. Een paar mensen wil naar zilveren sieraden kijken en dus gaan we om 11.00 uur, vier vrouwen en Jan, met Silvester in zijn auto naar Celuk, een plaatsje dat bekend is om zijn zilverwerk.

Hier krijg ik mijn verjaardagscadeau: een mooie ring van zilver met rood goud gecombineerd, een eenvoudige maar erg mooie halsketting met bijpassende armband en een paar oorstekertjes. Het kost nogal wat tijd eer we allemaal onze keus gemaakt hebben, de verschllende sieraden vermaakt zijn en we het allemaal eens zijn geworden over de prijs. Na wat gedronken te hebben rijden we naar het dorp Petulu met een mooie tempel: Pura Desa Petulu. Hier moeten we allemaal een sarong aan. Deze verkleedpartij van Jan met zijn vier vouwen moet wel even op de foto vastgelegd worden.

                           

Het is een mooie tempel en we verbazen ons over de grootte van het tempelcomplex. Via een omweg rijden we naar een kleermakerij want Afia wil een kabaai (traditionele blouse die op een sarong gedragen wordt) kopen. Natuurlijk duurt het ook hier weer een eeuwigheid voordat we klaar zijn want oh, wat hebben ze een mooie stoffen, shawls, enz. Afia en ik laten ons een kabaai aanmeten die morgen bij het hotel bezorgd zal worden. Hier kopen we ook zo’n echt Balinees mutsje wat door de mannen nog veel gedragen wordt.

      

De terugtoch naar het hotel heeft heel wat voeten in de aarde want we komen in een verkeerschaos van files terecht. Verbazingwekkend is dat niemand boos wordt en iedereen gelaten wacht tot hij verder kan. Uiteindelijk komen we om 16.00 uur terug bij het hotel en eten als verlate lunch een aantal stokjes sate. ’s Avonds eten we samen in een groot restaurant dat bekend is om de zeer krokant gebakken eend. Het is inderdaad erg lekker en een glas sap van watermeloen smaakt er prima bij.

Dinsdag 30 december: Ubud

Als we opstaan ziet het er goed uit: een zonnetje en niet al te warm. We huren met z’n vieren voor de hele dag een auto met chauffeur om een tocht te maken waarin, op advies van Silvester, enkele bezienswaardigheden zijn opgenomen. We vertrekken om 09.00 uur en stoppen bij de rijstvelden om wat foto’s te maken. Maar na de rit omhoog zijn de rijstvelden bij het plaatsje Jatiluih tegen de hellingen nog veel mooier. Jammer genoeg is de zon al een poosje weg en begint het (al weer) stevig te regenen, maar desondanks blijft het prachtig.

      

      

Onderweg naar Bedugul aan het Bratanmeer, het heilige bergmeer, maken we nog een paar fotostops. Dit meer ligt met nog drie andere meren in de krater van een oeroude al lang niet meer actieve vulkaan. Het is hier erg druk met dagjesmensen, voornamelijk Aziaten. De chauffeur brengt ons naar een groot druk restaurant, een ‘vreetschuur’ maar helemaal achterin vinden we gelukkig nog een rustig plekje. Er is een prima buffet en hier drink ik m’n eerste klapperwater van deze vakantie. Vervolgens gaan we naar de dichtbij gelegen tempel Pura Ulum Danu, die heel schilderachtig aan de westoever van het Bratanmeer ligt met op de achtergrond de  bergen.

      

De tempel is gewijd aan Dewi Danu, de godin van meren en rivieren. Het elf daken tellende meru, die zich op een eilandje in het meer bevindt, is gewijd aan Shiva en zijn gemalin Parvati. Er is zelfs een stoepa met vijf beelden van Boeddha, die als incarnatie van de hindoegoed Vishnu wordt beschouwd. Terwijl we op dit tempelterrein zijn gaat het weer heel hard regenen en het wordt deze dag niet meer droog. Onderweg koopt Els nog wat fruit, onder andere durian. Verschrikkelijk wat geeft dat ding een smerige lucht af! Het is wel duidelijk waarom in sommige hotels bordjes hangen waarop staat dat het verboden is deze vrucht op de kamer te brengen. Onderweg komen we steeds meer in de laaghangende bewolking terecht: grijs, grijs, grijs. Als laatste tempel staat de Pura Ayum (waterpaleis) op het programma. Dit is de derde tempel die we op Bali zien en alle drie zijn ze totaal anders. Op 3 verschillende niveaus omringd door een muur staan altaren, paviljoens en 9 pagoden met diverse daken, de zg. meru’s. Deze symboliseren de kosmische berg Mahameru, de zetel van de hindoeïstische goden.De tempel is omgeven door water met lotusbloemen. Opvallend is de Candi Bentar, de gespleten toegangspoort die het dualisme van het bestaan symboliseert. Stenen wachters moeten kwaadwillende wezens uit de onderwereld uit het tempelcomplex weren.

                  

Het regent echter zo hard dat er van echt goed kijken niet veel komt, laat staan van genieten. Ondanks mijn parapluutje zijn we beiden tot op onze huid nat. Daarna rijden we terug naar Ubud en zijn om 17.00 terug. Door de kleddernatte kleding zijn we behoorlijk koud geworden  dus een warme douche is heerlijk. Eerder waren we van plan om vanavond naar een opvoering van de kecakdans te gaan kijken, maar eigenlijk hebben we geen puf meer en bovendien regent het nog steeds. En om ons nu wéér nat te laten regenen … Ik vind het wel jammer, want had het graag willen zien. Zo vaak zijn we ten slotte niet op Bali.

Woensdag 31 december: Bali > Singapore > Amsterdam

We zouden om 16.00 uur uit Ubud vertrekken, maar gezien de verwachte grote drukte vanwege de oud- en nieuwviering vertrekken we al om 14.30 uur. Om 12.00 uur moeten we onze kamers uit, dus het wordt een wat versnipperde dag. Na het ontbijt pinnen we onze laatste roepiahs want we zijn blut. Een laatste wandelingetje door Ubud en ja … dan zie ik toch weer een mooie zijden shawl!

                  

Ondanks de toeristen blijft de Balinees zijn tradities trouw. Elke ochtend worden offertjes gelegd. Het zijn kleine platte bakjes gemaakt van gevlochten bladeren met daarin een paar bloemen, en bijv. een koekje of wat fruit en ook wel een beetje gekookte rijst. Vaak wordt er ook nog een wierookstokje in gestoken.

      

Deze pakketjes leggen ze allereerst in tempels en daarnaast in de huistempeltjes. Deze variëren van een kunstig gebeeldhouwd altaartje soms met parasols versierd, tot hele eenvoudige van bamboe gemaakte driehoekige ‘huisjes’. En verder worden de offertjes overal gelegd waar geluk gewenst is: bij de ingang van winkels, op de motorkap van de auto, op het dashbord, of gewoon op het trottoir. En dat elke dag weer.

      

Na een kop koffie zijn we om 11.45 uur weer op de kamer: net genoeg tijd om nog snel even onder de douche door  te lopen. Met  z’n negenen zullen we naar huis vliegen, de rest van de groep plakt er nog een paar dagen vakantie aan vast. We zijn voor de files en dus al vroeg (15.45 uur) op de luchthaven van Denpasar. En dan is er nog even paniek want een van ons blijkt voor een eerdere vlucht geboekt te zijn en die gaat binnen een half uur. Mede dank zij het toestoppen van geld aan een medewerker van het vliegveld komt gelukkig alles goed en zien we haar later in Singapore weer. Voor ons is het wachten dan weer begonnen. Precies op tijd vertrekken we om 20.05 uur naar Singapore waar we een behoorlijk eind, zo’n 20 minuten, moeten lopen naar de andere gate en daar kunnen we vrijwel meteen boarden. Om 23.58 uur vertrekken we dan eindelijk naar Amsterdam. Eigenlijk hadden we wel verwacht dat Singapore Airlines iets extra’s zou doen voor de jaarwisseling, maar het blijft bij een nieuwjaarswens van de gezagvoerder door de microfoon.

Donderdag 1 januari: Amsterdam

We landen om 06.45 uur en volgens afspraak staan Ineke (met onze winterjassen) en Paul al op ons te wachten. Waar vind je zulke vrienden die op nieuwjaarsdag zo vroeg hun bed uitkomen? Die jassen zijn wel nodig, want het is hier zo’n 35 graden kouder dan op Bali. We rijden naar Herveld waar onze auto staat en waar we met verse broodjes ontbijten en nog een kop koffie drinken. En dan beginnen we aan onze allerlaatste etappe: nog een uurtje rijden en dan zijn we om 12.00 weer in Ruurlo.

 

Arcadia Reizen

 

 

Home Reizen van Jan en Carla