Home Reizen van Jan en Carla



Met Elly en Thijs naar

Pont-à-Mousson

METZ & NANCY


18 - 21 oktober 2022


Inleiding

Hoe het begon
Het is 31 december 2019. We sluiten het jaar af met Elly en Thijs en traditiegetrouw maken we weer plannen voor een stedentrip in het nieuwe jaar. Zo ongeveer alle Europese steden trekken met hun voors en tegens voorbij en uiteindelijk wordt besloten dat we naar Nancy gaan, evt. gecombineerd met Metz. Het is niet al te ver weg -dus goed te doen met de auto- en biedt voldoende om ons een paar dagen te vermaken. Het plan is om dit in september van het nieuwe jaar te gaan doen. Maar in 2020 gooit de coronapandemie roet in het eten en wordt de trip voorlopig op een laag pitje gezet. Pas in oktober 2022 is het zo ver. We hebben een hotel gevonden in een voormalige abdij in Pont-à-Mousson, een kleine stad ongeveer halverwege Metz en Nancy.

Lotharingen Pont-à-Mousson, Metz en Nancy liggen alle in Lotharingen, een regio in het noordoosten van Frankrijk; zodoende ligt onze bestemming op een steenworp afstand van België, Luxemburg en Duitsland.

Verslag

Al anderhalve week voordat we vertrekken is het in Frankrijk chaos bij de benzinestations vanwege de bekende Franse stakingen; dit maal bij de belangrijkste olieraffinaderijen. Er staan lange rijen wachtenden bij de pompen en er schijnt (bijna) geen benzine meer te krijgen te zijn. We overwegen nog even om een jerrycan met extra benzine mee te nemen maar Thijs denkt dat er geen vuiltje aan de lucht is als we de tank in Luxemburg nog volgooien..

Reisroute
dag 1. Ruurlo/Doesburg > Pont-à-Mousson, via België en Luxemburg
dag 2. Pont-à-Mousson > Nancy
dag 3. Pont-à-Mousson > Metz
dag 4. Pont-à-Mousson > Doesburg/Ruurlo, via Luxemburg en Duitsland

Di. 18-10: Ruurlo/Doesburg > Pont-à-Mousson
Even over achten rijden we naar Elly en Thijs in Doesburg. Het is deze ochtend erg mistig en Thijs heeft al gehoord dat op ons traject een file staat. We besluiten daarom nog even te wachten en na een kop koffie vertrekken we rond half tien.

Onderweg is het weer overwegend somber en mistig en in Luxemburg en Frankrijk hebben we zelfs wat regen. Verder gaat de rit voorspoedig. Bij het eerste benzinestation in Luxemburg eten we een broodje en bij de laatste pomp voor de Franse grens gooien we de tank vol. Het is dan niet ver meer naar Pont-à-Mousson, waar we om half vier aankomen.

Pont-à-Mousson
Het stadje is gebouwd aan weerszijden van de Moezel en ligt zoals gezegd ongeveer midden tussen tussen Metz en Nancy..
Korte geschiedenis van Pont-à-Mousson
Pont-à-Mousson (13e eeuw) dankt zijn naam zowel aan de Moussonheuvel waarop ooit een kasteel stond, als aan de brug die naar dit slot leidde. De stad, in de 15e eeuw ingelijfd bij het hertogdom Lotharingen, bloeide vanaf de 16e eeuw met de oprichting van een universiteit, die grote Europese bekendheid genoot en al snel groeide tot meer dan 2000 (!) studenten uit West- en Midden-Europa. Onvoorstelbaar dat in 1500-zoveel een universiteit zo internationaal was. In 1768 werd de universiteit verplaatst naar Nancy. In de 19e eeuw beleefde de stad een industriële heropleving, met de gieterijen van Pont-à-Mousson, die nog steeds in bedrijf zijn en een fabriek voor gelakt karton. Zoals veel steden in het oosten van Frankrijk werd Pont-à-Mousson zwaar getroffen door de twee wereldoorlogen.


Ons logeeradres voor de komende dagen is ‘Hotel l’Abbay des Prémontrés’, een voormalige abdij die zowel aan de Moezel als vlakbij het oude centrum van de stad ligt. De abdij werd gebouwd in de 18e eeuw en is nu een beschermd historisch monument, in gebruik als hotel en cultureel centrum. Het barokke gebouw is tijdens de diverse oorlogen meerdere malen beschadigd en heeft tijdens de oorlog van 1870 ook nog even als ziekenhuis gediend. Het pand is indrukwekkend groot.

Bij het inchecken krijgen we bij de receptie een plattegrond plus beschrijving van het complex, aan de hand waarvan we straks het voormalige klooster en de tuin gaan verkennen. We spreken af dit een uurtje later te gaan doen. En terwijl Jan een momentje rust pakt ga ik even in de omgeving van de abdij rondkijken. Ik loop een stukje langs de Moezel en kom langs de mooie kerk van St. Martin, waarvan de bouw al in de 13e eeuw begon. Het was de officiële kerk van de Universiteit van Lotharingen voordat deze naar Nancy verhuisde. Helaas is de kerk gesloten, maar het kerkportaal is ook schitterend. Op het pleintje voor de kerk staat -zoals in vrijwel elke Franse stad- een monument voor de gevallenen van 1914-1918. Deze is in art-decostijl; mooi.

   

Weer terug in het hotel gaan we met z’n vieren aan de hand van de plattegrond de abdij bekijken. M.n. de drie trappartijen, ovaal, rond en vierkant, zijn heel erg indrukwekkend. Maar ook de gangen, de toegang tot de refter en de tuinen zijn het bekijken meer dan waard. De kloosterlingen leefden hier bepaald niet in sobere omstandigheden!

   

Als we hier uitgekeken zijn gaan we de stad in via de brug over de Moezel, zo’n vijf minuten lopen, en komen dan in het oude centrum van Pont-à-Mousson met als middelpunt het driehoekige plein Place Duroc met veel arcades. Deze stammen uit de renaissance en een aantal gebouwen is ook uit die tijd. Onder de arcades drinken we wat op een van de terrasjes.

We zien daar ook een restaurant met een aardige kaart; misschien iets voor vanavond want nu is alles nog gesloten aangezien de Fransen laat eten. We slenteren nog wat verder. Het centrum is wel aardig en je kunt aan een aantal gebouwen zien dat het ooit een belangrijke stad geweest moet zijn. Weer terug bij het restaurant blijkt dat ze deze avond vol zitten en dus gaan we op zoek naar een andere eetgelegenheid. We vinden er een in een zijstraat van het plein, waar we prima eten. Elly en ik nemen een ovenschoteltje van coquilles St. Jacques met geitenkaas en dat valt zeker niet tegen! Maar ook de gerechten die Thijs en Jan gekozen hebben zien er goed uit. Als we later naar het hotel terug lopen zijn we blij dat we geen jas hadden meegenomen: het is dan nog steeds 19°. En dat om tien uur ’s avonds in de tweede helft van oktober!

Wo. 19-10: Pont-à-Mousson > Nancy
We hebben prima geslapen; lekker rustig, want onze kamer ligt aan de kleine binnentuin van de abdij. We ontbijten in de voormalige refter: een grote hoge zaal met bogen en tapijten aan de wanden en een indrukwekkende toegangsdeur. Na het ontbijt vertrekken we naar Nancy, dat voor vandaag op het programma staat. Het is een kippeneindje, want na een half uur zijn we al in het centrum van de stad.

Nancy
Korte geschiedenis
Nancy werd in de 11e eeuw gesticht rondom het middeleeuwse kasteel van Gérard d’Alsace die de stad tot hoofdstad van Lotharingen maakte. De strategische positie van zowel de stad als het hertogdom Lotharingen maakte dit gebied regelmatig tot strijdtoneel. Tussen de 11e en 18e eeuw hoorde de stad afwisselend bij Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk c.q. Duitsland. Vanaf de Vrede van Frankfurt in 1871, na de Frans-Duitse oorlog, bleef Nancy definitief tot Frankrijk behoren. Dit in tegenstelling tot de Elzas en het departement Moselle waar Metz ligt, die aan Duitsland overgedragen werden. Voor Nancy was dit het begin van een gouden tijd: veel Fransen uit die gebieden weigerden de Duitse nationaliteit aan te nemen en vestigden zich in Nancy. In WO-I en WO-II werd in en rondom Nancy veel gevochten.
Stanislaus Leszczynski en Nancy
Tijdens de Poolse Successieoorlog in de 18e eeuw, waar zo ongeveer alle vorstenhuizen in Europa zich mee bemoeiden, kwam de Franse koning Lodewijk XV tussenbeide ten gunste van Stanislaus Leszczynski, koning van Polen. Lodewijk was namelijk getrouwd met Maria, een dochter van Stanislaus. Door de Vrede van Wenen in 1738 verloor Stanislaus echter alsnog zijn koninkrijk maar hij kreeg, dankzij de bemiddeling van zijn schoonzoon, ter compensatie de bescheidener hertogdommen Lotharingen en Bar. Maar wel met de bepaling dat na zijn dood dit gebied weer terug zou komen bij Frankrijk. Hij werd echter bijna 90 jaar oud en het duurde tot 1766 voordat Nancy volgens afspraak eindelijk weer bij Frankrijk hoorde.

Hoewel Stanislaus politiek weinig macht had -het dagelijks bestuur lag in handen van een Franse intendant- gaf het hem de kans de stad Nancy te verfraaien en zich als mecenas voor de kunsten te ontwikkelen. Nancy’s prachtige centrum is dan ook aan hem te danken.
Art nouveau en art deco in Nancy
Net als in andere Europese steden bloeide in Nancy aan het einde van 19e eeuw de art-nouveaustijl. De stroming in Nancy staat bekend onder de naam ‘l’école de Nancy’. Deze stijl onderscheidde zich van de andere steden in Europa door de plantaardige vormen die er gebruikt werden. Planten als de reuzenberenklauw, de waterlelie, de Japanse notenboom en de distel vormden vaak de inspiratiebron voor de motieven waar de l’école de Nancy om bekend staat. Art nouveau of art deco? Nancy heeft veel art nouveau- en art decobouwwerken. Wat onlogisch, maar art nouveau is de oudste van de twee stromingen en ontstond aan het einde van de 19e eeuw. Art- nouveaukunstwerken nemen de natuur als voorbeeld met uitbundige lijnen en asymmetrie. De art deco is van begin 20e eeuw en vindt de vorm juist weer belangrijker: veel gestileerde vormen, symmetrie en geometrische vormen. Kort samengevat: de gebouwen, die mooie smeedijzeren hekwerken hebben met veel blaadjes en bloemen zijn art nouveau; de gebouwen met veel stilistische vormen zijn art deco.
Sinterklaasviering in Nancy
Sinterklaas blijkt geen typisch Nederlands feest te zijn zoals ik altijd dacht. Ook in noord-oost Frankrijk is het een oude traditie, met als verschil dat de Sint hier niet op een schimmel rijdt, maar op een ezel en onze zwarte Piet heet hier Père Fouettard (fouet = roe). Hij draagt bruine of zwarte kleding, heeft meestal een donker gezicht en vaak een baard. Hij was vroeger, net al onze Piet, een echte boeman die i.p.v. een zak een grote rieten mand op zijn rug droeg (nu ook vaak een zak) waarin hij de stoute kinderen stopte. Tegenwoordig is men ook hier wat kindvriendelijker en deelt hij snoep uit. Ook in Lotharingen worden in elk huis in de nacht van 5 op 6 december schoentjes bij de haard of voor de deur gezet, maar ook lekkers voor Sint-Nicolaas en zijn ezel om de rit van huis tot huis wat aangenamer te maken. Voor de bisschop is het meestal een glaasje wijn of mirabellenschnaps en voor zijn ezel een suikerklontje of wortel. De volgende ochtend is alles weg en de kinderen vinden dan in hun schoen snoep of kleine cadeautjes.

Met name in Nancy wordt Sinterklaas groots en uitbundig gevierd met feestelijkheden die 40 dagen duren. Eind november vult de stad zich met Sinterklaasdorpen (vergelijkbaar met kerstmarkten), straattheater, feestverlichting, draaimolens/reuzenrad en je ruikt de taaitaai en glühwein. Op het Place Stanislas is een lichtshow met het verhaal van ‘De Drie Kinderen’, (zie hier onder), maar er staat ook een enorme kerstboom! Dit festijn gaat door tot begin januari. In het weekend dat het dichtst bij 6 december ligt is er vuurwerk en een grote optocht door de straten van de binnenstad. St. Nicolaas en De Drie Kinderen Verhalen over ‘Sint Nicolaas en de Drie Kinderen’ zijn vooral in Frankrijk bekend. Ze kunnen op details verschillen, maar altijd is de moraal van het verhaal: Sint Nicolaas is een grote kindervriend. Er zijn talloze liedjes en gedichten in omloop, waarin De Drie Kinderen de hoofdrol spelen en ze ontbreken in geen enkele sinterklaasoptocht: de kindertjes en de gemene slager hebben hun eigen plek op de wagen van de bisschop. Een van de variaties op het verhaal van ‘Sint-Nicolaas en de Drie Kinderen’: Drie kinderen trokken eropuit om hout te sprokkelen, maar op de terugweg verdwaalden ze. Na uren lopen kwamen ze bij een verlicht huisje: het huis van de slager. Heel vriendelijk gaf hij hen te eten en bood hij onderdak voor de nacht. Toen de kinderen diep lagen te slapen doodde hij hen, sneed de kinderen in stukken en zette ze op pekel. Er gingen zeven jaren voorbij tot Sint-Nicolaas hoorde van de drie kindertjes. Hij stapte naar de gemene slager en vroeg om wat pekelvlees. De slager trok bleek weg, waarop de Sint het pekelvat zegende en het deksel eraf haalde. De kinderen stapten fris en fruitig uit het vat en zeiden nog nooit zo goed te hebben geslapen.
N.B. Er zijn varianten van dit verhaal in diverse landen bekend, ook in ons land! Op de Dam/hoek Damrak is al vanaf begin 1600 een gevelsteen te vinden met daarop Sinterklaas en een tobbe met drie kinderen erin. Dit soort afbeeldingen vind je ook in o.a. Italië en Spanje.

In Nancy is het even zoeken naar de parkeergarage en vervolgens ook om op de route van de stadswandeling te komen. Maar na wat heen en weer drentelen zitten we toch op het goede spoor. Het weer valt een beetje tegen: ze hadden veel zon voorspeld, maar die zullen we vandaag niet gaan zien. Gelukkig is het droog en niet koud. We lopen langs een -letterlijk huizenhoge- muurschildering, maar als Jan later thuis de foto ziet zegt hij hem niet opgemerkt te hebben!

Als eerste bezienswaardigs zien we de kerk van St. Sébastien met een erg mooie barokgevel. Binnen is de kerk heel licht, maar verder niet erg indrukwekkend. Het grote orgel schijnt dan weer wel bijzonder te zijn. De kerk is van de 18e eeuw, daarvoor stond er een kapel uit de 14e eeuw.

Tegenover de kerk zijn de overdekte markthallen en natuurlijk nemen we er even een kijkje. Het valt ons op dat alles hier nog veel duurder is dan bij ons. We hebben o ns laten vertellen dat hier in de buurt een wijk moet zijn met veel art-nouveaugebouwen; dus gaan we op zoek. Eerst zien we de Passage Bleu, een hele korte passage met een paar winkeltjes en een dak met blauwe staalconstructie die art deco zou zijn. Al met al niet imponerend. Niet veel verder zien we op een hoek een blauw art-nouveaugebouw. Dit was eens een erg mooie winkel, maar daar is weinig van over. Het pand staat leeg en is behoorlijk verwaarloosd; er wordt duidelijk al lange tijd niets aan gedaan, heel jammer.

Wat verderop zien we nog het Centrum voor de Commercie met een heel sierlijk voorportaal. Dan gaan we op zoek naar het Bureau de Tourisme voor een fatsoenlijke plattegrond van de stad. De Franse VVV ligt op de hoek van het beroemde Place Stanislas, dus dat komt goed uit.

Place Stanislas
(18e eeuw). Het plein werd gebouwd in opdracht van Stanislas Leszczynski. Deze had besloten de twee door een moeras gescheiden stadsdelen (Ville Vieille en Ville Neuve) te verbinden. Hij liet een vorstelijk plein aanleggen ter ere van zijn schoonzoon Lodewijk XV. Van Place Royale tot Place Stanislas. Het plein heette oorspronkelijk Place Royale en er stond een standbeeld van Lodewijk XV. Maar tijdens de Franse Revolutie werd dit beeld verwoest en kreeg het plein een andere naam, t.w. Place du Peuple en nog later Place Napoléon. Nu heet het Place Stanislas, kortweg Place Stan. In 2004 werd het plein gerenoveerd volgens het originele 18e-eeuwse ontwerp, waarbij het plein geheel autovrij werd gemaakt. Place Stanislas nu. Het Place Stanislas ligt in het centrum van de stad en is maar liefst 106 m bij 124 m groot. Het plein is symmetrisch opgebouwd met verschillende grote bouwwerken, waaronder het Hôtel de Ville, dat de gehele zuidzijde van het plein beslaat.

Ook de Opéra National de Lorraine, het Grand Hôtel en het Musée des Beaux-Arts liggen aan het plein. Midden op het plein staat het standbeeld van Stanislas Leszczynski.

In beide hoeken staan fonteinen met allegorische figuren.

Op het moment dat wij er zijn is er midden op het plein rond het grote standbeeld een fototentoonstelling en veel planten er omheen. Het plein is schitterend. Elke straat die op het plein uitkomt heeft een ‘gouden hek’, echt heel mooi. Ook de straatlantaarns en lantaarns aan de hekken en gebouwen zijn rijkelijk met goud versierd. Met een zonnetje erbij zou het nog mooier geweest zijn. Deze hekken hebben Nancy de bijnaam Ville aux Portes d’Or (= stad van de gouden poorten) gegeven.

Ook de gelijkvormigheid van de gebouwen aan de verschillende zijden is indrukwekkend en niet te vergeten de fonteinen in twee hoeken. Na hier lange tijd rondgekeken te hebben gaan we naar de Arc Héré, die tegenover het Hôtel de Ville staat. Het is de triomfboog, die naar het Place de la Carrière leidt. Van de 16e tot de 18e eeuw was dit de grens tussen de Vieille Ville uit de 14e eeuw en het huidige Centre Ville. Ooit was er hier een poort die tussen twee militaire bastions lag, maar deze werd in 1752 verwijderd om plaats te maken voor de triomfboog. De architect Héré ontwierp een boog naar voorbeeld van de boog van Septimius Everus in Rome. De nieuwe triomfboog werd ter ere van koning Lodewijk XV geplaatst, maar kreeg na de Franse Revolutie de naam van de ontwerper. De Arc Héré is 60 m breed en 15 m hoog. De beide zijdes van de boog (zowel aan de voor- als achterkant) beelden oorlog en vrede uit. Verder versieren beelden uit de mythologie het bouwwerk.

We lopen onder de Arc Héré door.Op het pleintje rechts achter de boog staat het standbeeld van Héré, de ontwerper van zo ongeveer de hele omgeving. Dan lopen we verder over het Place de la Carrière. Dit plein was onderdeel van het middeleeuwse centrum en werd eeuwenlang gebruikt voor toernooien en parades. Stanislas liet het plein moderniseren en het werd middels de triomfboog verbonden met het naast gelegen Place Royale, nu Place Stanislas. De dubbele rij lindenbomen maakt het plein bijzonder. Tegenover de boog, aan het andere eind van het Place de la Carrière ligt het Palais du Gouvernement. Om het oude hertogelijk paleis te vervangen liet hertog Leopold in 1717 hier een gebouw ontwerpen wat het nieuwe Louvre had moeten worden. Toen Stanislas vervolgens de hertog van Lotharingen werd liet hij dit project schrappen en liet hij het huidige paleis bouwen. Dit deel van de stad laat een grote rijkdom zien, ongelooflijk wat een allure!

Naast het Palais du Gouvernement ligt het Palais Ducale (hertogelijk paleis). Het heeft op het eerste gezicht weinig van een paleis: het oogt zelfs een beetje armoedig. Maar dit verandert als je de Grande Rue in gaat. Hier zie je wel de rijkdom van het paleis, dat uit de 12de eeuw stamt. Het heeft een mooie deur met daarboven het beeld van hertog Antoine op zijn paard. Ook de dakranden zijn in een mooie draaiing gemaakt. Nu is in het paleis het Musée Historique Lorrain gevestigd.

Inmiddels zijn we ook langs de basiliek van St. Epvre gekomen. Een indrukwekkend bouwwerk dat door de grootse stijl vaak gezien wordt als de kathedraal van Nancy, maar die ligt aan de andere kant van Place Stanislas. De toren van deze basiliek is dan ook al van ver te zien. Er schijnt binnen veel te bewonderen te zijn, maar dat gaat aan ons voorbij want de kerk is gesloten. Verderop in de Grande Rue is het kerkje van de Cordeliers (15e eeuw), gebouwd in opdracht van Hertog René II, na zijn overwinning in de slag bij Nancy. Het was onderdeel van een klooster. Dit is er allang niet meer, maar de kerk staat er nog.

Het is de grafkerk van de hertogen van Lotharingen. Een van de graven is van Filippa van Gelre (zie hieronder bij Pont-à-Mousson).

De kerk van de Cordeliers is nu onderdeel van het ernaast gelegen Musée Lorrain. Behalve de grafmonumenten van de hertogen van Lorraine vind je hier veel religieuze kunst. Erg mooi is de ronde grafkapel met koepel. Deze heeft bovenin een achthoek waarin engeltjes zweven. De koepel van de Medicikapel in Florence zou als voorbeeld gediend hebben.

  

Weer buiten zien we niet veel verder aan het eind van de Grande Rue de Porte de la Craffe en even verderop de Porte de la Citadelle. De monumentale Porte de la Craffe is de oudste stadspoort van Nancy en is nog een overblijfsel van de stadsmuur die om het oude stadshart lag. De 14e-eeuwse stadspoort heeft twee torens die dienden als vestingwerk en later tot de 19e eeuw als gevangenis van de stad. In de martelkamers werden heksen opgesloten voordat ze werden gedood. Nergens anders was heksenvervolging zo groot als in het hertogdom van de Lorraine. De Porte de la Citadelle kwam er pas veel later en was eerder symbolisch dan strategisch. Deze poort wordt nu gerestaureerd, dus die gaan we niet van dichtbij bekijken.

Inmiddels is het de hoogste tijd om iets te eten. We lopen weer terug door de Grande Rue waar we iets lekkers kopen bij een traiteur. En omdat het niet koud is eten we dit op in de tuin van het Palais du Gouvernement, waar de bomen prachtig in herfstkleur zijn.

Iets verderop drinken we op het Place St. Epvre tegenover de gelijknamige kerk een kop koffie, slenteren vervolgens verder door de oude straatjes en komen uiteindelijk weer op Place Stanislas terecht. We kijken hier nogmaals rond en lopen dan naar de Rue St. Georges, waar het bankgebouw van de Credit Lyonnais staat. Ik heb ergens gelezen dat het plafond bijzonder is en we lopen er even binnen om te kijken. Dit is geen enkel probleem. Het plafond is een goed voorbeeld van art nouveau: glas-in-lood in de vorm van takken en bladeren rondom het teken van de bank. Heel erg mooi.

  

Ongeveer tegenover de bank is een apotheek in art-decostijl. De gevel is versierd met mozaïek in geometrische vormen.

Dan hebben we het wel gezien in Nancy. Natuurlijk is er nog veel meer wat de moeite van het bekijken waard is, maar zo zachtjesaan worden we een beetje moe van het geslenter en we zoeken de auto weer op. Aan het eind van de middag, terug in Pont-à-Mousson, nemen we een korte rustpauze en daarna lopen we naar het centrum van het stadje en nemen wederom op het Place Duroc een afzakkertje. Ik maak nog een foto van het huis met de zeven hoofdzonden, dat ik gisteren niet kon vinden. Een serveerster op het plein aan wie ik er naar vraag kijkt me niet begrijpend aan. Maar na zelf wat zoeken zie ik het toch. Het was de hertogelijke residentie in de 16e eeuw en dankt zijn naam aan de gevel die is versierd rond het thema van de hoofdzonden. Dit huis wordt ook wel het ‘kasteel van de liefde’ genoemd. Ra, ra, ra … waarom zou dit pand deze naam gekregen hebben? Het laat zich raden …!

We slenteren nog even verder en komen daarbij langs de église Saint Laurent, de belangrijkste parochiekerk van Pont-à-Mousson. De bouw begon al in de 13e eeuw, maar in de loop der tijd is er zoveel aan veranderd dat het absoluut niet meer doet denken aan een laat-middeleeuwse kerk. Ook binnen valt hij wat tegen, voornamelijk door de -wat mij betreft een beetje armoedige- simpele houten stoelen. Wel indrukwekkend is het altaarstuk, dat werd geschonken door Filippa van Gelre die begraven ligt in het kerkje van de Cordeliers in Nancy.

Filippa van Gelre (ook wel van Egmont), de echtgenote van René II. Zij werd geboren in 1467 in Grave (Nrd.-Brabant) en overleed in Pont-à-Mousson in 1547. Ze was de dochter van Adolf van Egmont en Catharina van Bourbon en de tweelingzuster van Karel van Gelre. Alles wat adel was trouwde met elkaar en zo werd Filippa gekozen als bruid van René II van Lotharingen om de banden tussen het koninkrijk Frankrijk en het hertogdom Lotharingen te versterken. Na de dood van haar man trok zij zich in 1519 terug in het Clarissenklooster in Pont-à-Mousson, waar zij opdracht gaf voor het maken van een groots altaarstuk voor de kloostergemeenschap. Nu staat dat in de église St. Laurent in Pont-à-Mousson. Zij verbleef hier tot haar dood op 79-jarige leeftijd, overleefde tien van haar twaalf kinderen en maakte o.a. de geboorte mee van haar achterkleindochter Maria Stuart I, koningin van Schotland.

We maken nog een ommetje langs de rivier en gaan dan nog even terug naar het hotel om de tijd tot het eten te overbruggen. Deze avond eten we in een Marokkaans restaurant: tajine, heel smakelijk. Een goede afsluiting van weer een fijne dag.

Do. 20-10: Pont-à-Mousson > Metz
De weersvoorspelling is somber: 80% regen. We rijden wederom na het ontbijt weg, nu richting Metz.

METZ
Metz ligt aan de Moezel en is de grootste stad -tevens hoofdstad- van de voormalige regio Lotharingen. De T wordt niet uitgesproken waardoor de naam klinkt als Mess.
Korte geschiedenis van Metz

Al voor de Romeinen woonden hier Germaanse stammen. Door de strategische ligging aan de Moezel is de stad altijd belangrijk geweest: onder Romeins bewind werd Metz een van de voornaamste steden in Gallië. De Romeinen vernoemden hem naar de gallische stam Mediomatrices dat later werd afgekort tot Metz. De stad lag op het kruispunt van twee grote Romeinse wegen: noord-zuid van Trier naar Lyon en oost-west van Straatsburg naar Soissons en werd een belangrijk handelscentrum. In de vroege middeleeuwen kreeg de stad al de titel van bisschopszetel.
Door de eeuwen is Metz beurtelingsin Duitse en Franse handen geweest: grensstad in het Heilige Roomse Rijk (870-1522), grensstadin Frankrijk (1552-1871), vervolgens een Duitse periode van 1871 tot 1918. Na WO-I werd Metz opnieuw onderdeel van Frankrijk.  
De grootste invloed heeft Duitsland op de stad gehad. Bij de afloop van de Frans-Duitse Oorlog eind 19e eeuw werd de stad ingelijfd door Duitsland. Tijdens deze periode wilden de Duitsers van Metz een belangrijke Duitse stad maken en zetten er veel prestigieuze gebouwen neer. Metz werd de hoofdstad van de regio Lotharingen en kende een enorme bevolkingsgroei omdat veel Duitse immigranten in de stad kwamen wonen. Hierdoor werd ook het Duits een belangrijke taal in de stad. Tegenwoordig is Duits in Metz geen meerderheidstaal meer, maar wordt het nog wel door een groot deel van de bevolking gesproken en zie je veel Duitse namen op winkels e.d..
De heilige Clemens (saint Clément) van Metz en de Graoully
Op 23 november vieren de mensen van Metz de overwinning op de Graoullydraak. De held van die geschiedenis heet Saint-Clément die, net als veel andere heiligen, de overwinnaar is van een draak die hier de ‘Graoully’ wordt genoemd. Mogelijk komt de naam van het Duitse woord ‘graülich’, dat afschrikwekkend betekent. Het verhaal symboliseert de vernietiging van heidense religies -traditioneel voorgesteld door figuren als slang en draak- en hun vervanging door het christendom.
Saint Clément wordt vereerd als de eerste bisschop van Metz (maar was dit waarschijnlijk niet). Volgens de overlevering werd hij in de 1e eeuw door Sint Petrus zelf naar Metzgestuurd om de stad te kerstenen. Maar de ‘echte’ Clemens -inderdaad van Romeinse oorsprong- kwam pas rond het jaar 260 naar Metz en het klopt ook dat hij zijn kathedraal zette op het verlaten amfitheater. In die tijd werden de eerste kerken namelijk vaak gebouwd op plaatsen van oude Romeinse gebouwen: een symbool van de overwinning van het christendom op heidense religies.

De legende van de Graoullydraak
De Graoully woonde, samen met talloze slangen, in het plaatselijke Romeinse amfitheater. De adem van de slangen had het gebied zo vergiftigd dat de toegang tot de stad verhinderd werd en de inwoners van Metz feitelijk in de stad vastzaten. Ze vroegen de bisschop van Metz hen te verlossen van de draak. Maar voor wat hoort wat: Clemens zei dit alleen te willen/kunnen doen als de lokale bewoners zich tot het christendom zouden bekeren. En zo geschiedde. Hierna ging Clemens het amfitheater binnen en maakte snel het kruisteken toen de draak en slangen hem aanvielen; ze waren meteen getemd. Vervolgens knoopte hij de draak aan zijn stola vast en leidde hem met de slangen naar de oevers van de Seille, een zijrivier van de Moezel, en beval ze te verdwijnen naar een plaats waar geen mensen of dieren wonen.

Sinds die dag waren er geen slangen meer in het amfitheater. Alleen koning Orius bleef weigeren zich tot het christendom te bekeren, zelfs nadat Clemens de draak had getemd. Echter toen Clemens zijn gestorven dochter terug bracht uit de dood resulteerde dit alsnog in de bekering van de koning.
Eind goed al goed. De Graoully werd al snel het symbool van de stad Metz. Van de middeleeuwen tot de 19e eeuw werd tijdens processies in de stad een grote beeltenis van de Graoully gedragen: een grote figuur gevuld met hooi en drie meter hoog. In de 18e eeuw bakten bakkers witte broodjes voor de draak en gooiden die tijdens de optocht in zijn opengesperde bek en kinderen konden na de optocht het beest te lijf gaan met zweepslagen.

In het huidige Metz is de Graoully overal, o.a. in de crypte en aan de gevel van de kathedraal Saint-Étienne, op de wapenschilden van sportteams of opgehangen boven de Rue Taison.

De auto wordt geparkeerd op een gigantisch parkeerdak achter het station van Metz. En het regent! We lopen via het station naar de centrumzijde. Maar eerst het station zelf: schit-te-rend!!

Gare de Metz
Het station van Metz is één van de mooiste stations in Frankrijk. Het is gebouwd in het begin van de 20e eeuw, toen Metz nog onderdeel was van het Duitse Rijk. Het werd gebouwd in opdracht van keizer Wilhelm II en stond symbool voor de Duitse macht.  
De grootheid van het station van Metz valt te verklaren doordat de stad een strategische ligging had met het oog op de verdediging van het Duitse Rijk.

Het station maakte deel uit van het Schlieffenplan. Dat o.a. inhield dat Duitse troepen ongezien via een ondergronds tunnelsysteem  binnen 24 uur van Metz naar Berlijn en evt verder naar Rusland konden worden verplaatst, zonder dat het reizigersverkeer hierdoor gehinderd werd. Heel ingenieus!

Het begint al als we van het parkeerdak de trap aflopen en op een van de perrons terechtkomen. Als eerste zien we hier een fraai bewerkte houten deur met prachtig beeldhouwwerk rondom. Ook de stationshal is heel imponerend met bijv. een mooi bewerkte pilaar met twee kussende mannen erop. Nogal bijzonder voor die tijd.

Verder wachtruimtes versierd met gedetailleerde sierbanden en reliëfs en comfortabel met aangename banken, schemerlampen en aansluitingen voor apparatuur. Het is wel duidelijk: we kijken onze ogen uit. Ook de buitenkant van het stationsgebouw is bijzonder. Om te beginnen valt de breedte van ca. 300 m op. Op afstand lijkt het station een beetje op een kerk door de klokkentoren en de glas-in-loodramen. Het oogt robuust, maar dichterbij zie je veel mooie details. Terwijl we het station buiten van een afstand staan te bekijken komen Thijs en Jan in gesprek met een oudere inwoner van Metz. Hij vertelt over de Duitse invloed in de stad en hoe zijn (voor)ouders dan weer in Frankrijk en dan weer in Duitsland woonden.

Tegenover het station staat het oude postkantoor, ook al zo’n enorm bouwwerk dat na 1870 werd gebouwd toen Metz in Duitse handen was.
Zowel het station als het postkantoor horen bij de wijk Quartier Imperial, de wijk die Kaiser Wilhelm liet aanleggen nadat hij Metz in handen had gekregen aan het einde van de 19de eeuw. Hij wilde laten zien hoe groots Duitsland was; vandaar de indrukwekkende gebouwen langs de brede wegen. Maar de wijk moest wel passen bij het middeleeuwse centrum van de stad en dus werden voor de bouw van deze wijk alleen de steensoorten uit het historisch centrum gebruikt. Beide stadsdelen vertonen daarom toch een zekere eenheid. Je vindt in deze wijk jugendstil en art deco, maar ook resten van de oude stadsmuur.
We lopen verder de stad in en zijn behoorlijk onder de indruk van al die grote en rijk versierde gebouwen. Al vrij snel zien we de Tour Camoufle, het enige restant van de middeleeuwse stadsomwalling. Bij het neerhalen van de stadsmuren in 1908 is deze toren per toeval blijven staan. Vervolgens komen we bij de Porte Serpenoise, een stadspoort uit de 19e eeuw. De eerste poort op deze plek was al in de 3e eeuw de zuidelijke grens van de stad. In het begin van de vorige eeuw werden de grachten en ommuring voor een groot deel afgebroken en kreeg de poort zijn huidige uiterlijk, geïnspireerd op de Arc de Triomph in Parijs.

We lopen door een parkje en zien hier het Huis van de Gouverneur; geen verkeerd optrekje! Ongeveer hier tegenover staat nog een deel van de citadel uit de 16e eeuw. Nu is het een luxe hotel.
Wat verderop zien we de tempelierskapel. Een achthoekig kerkje dat ooit van de de Orde van de Tempeliers was. Je weet wel, die tegen de moslims in het Heilige Land vochten tijdens de kruistochten. Het kerkje ziet er niet heel bijzonder uit en is nauwelijks nog middeleeuws. Daarnaast ligt een groot grasveld met aan het eind een langgerekt, laag, zandkleurig gebouw. Dit is het Arsenal. In de 19e eeuw werd hier munitie in opgeslagen. Nu is het een concertzaal, beroemd om zijn akoestiek. Het gebouw lijkt niet groot, maar is het wel: zo’n 10.000 m2. Een groot deel bevindt zich namelijk ondergronds.

We lopen vervolgens over een voetpad tussen wat huizen door en niet veel verder zien we dan een oud kerkje: de Eglise Saint Pierre aux Nonnains (4e eeuw). Dit  is waarschijnlijk de oudste christelijke kerk van Frankrijk. De muren stammen uit het eind van de 4e eeuw. Al ten tijde van keizer Constantijn stond hier een palaestra, de Romeinse variant van een sportschool compleet met verwarmde baden. In de 5e eeuw is het gebouw in brand gestoken door de Vandalen en in de 6e eeuw werd er van de overblijfselen een kapel gemaakt, die later onderdeel zou worden van een nonnenklooster. Zo is de naam verklaard. Dit klooster heeft tot de 16e eeuw op deze plaats gestaan. De resten ervan zijn nog steeds zichtbaar. Het kerkje is geen gebedshuis meer, maar doet nog wel steeds dienst: nu als expositieruimte. Het Centre Pompidou exposeert regelmatig werken door de hele stad en de Saint Pierre au-Nonnains is standaard één van de uitgekozen ruimtes.

Net buiten het historische centrum van Metz ligt de Esplanade, een uitgestrekte  tuin met in het midden een grote fontein. De Esplanade werd vroeger gebruikt voor militaire parades, nu geliefd bij joggers om hun rondjes te rennen.
Inmiddels is het opgehouden met regenen, maar erg vrolijk oogt het nog niet. Ook hebben we het rustige deel nu verlaten, want vanaf de Porte Serpenoise liepen we door autovrij gebied. Lopend langs het Paleis van Justitie zijn we aan de oever van de Moezel beland. Vanaf de brug, de Moyen Pont (des Morts), hebben we een mooi maar somber uitzicht op de oude stad en op het eiland Ile du Petit Saulcy. Op dit eiland staat de bekende kerk Temple Neuf en ook de Place de la Comédie met het grote theater- en operagebouw is daar.

Over de brug valt ook nog wel iets bijzonders te zeggen.

Grand Pont des Morts en Moyen Pont des Morts
De Grand Pont des Morts en de Moyen Pont des Morts zijn twee historische bruggen over de Moezel uit de middeleeuwen. De Moyen Pont des Morts (13e eeuw), vaak afgekort tot Moyen Pont, is ongeveer in dezelfde tijd gebouwd als de eerste stenen versie van de Grand Pont des Morts en ligt in het verlengde hiervan. De bruggen hebben de nogal macabere naam van ‘dodenbrug’. Dit heeft te maken met een belasting die vroeger betaald moest worden als je over de brug wilde. Het kerkhof van Metz lag namelijk aan de andere kant van de Moezel en als je een overledene over de brug wilde brengen moest je zijn beste kledingstuk schenken aan het ziekenhuis, dat verantwoordelijk was voor de bouw en het onderhoud van de brug.
Er is nog een andere verklaring: een eerdere, houten brug had al dezelfde naam. Waarschijnlijk omdat vanaf deze brug de tot verdrinking veroordeelde criminelen in de Moezel werden gegooid.

We zien de kathedraal van Metz nu vlakbij liggen en lopen er naar toe.
Wat een bouwwerk! De kerk staat al hoger dan de omliggende bebouwing en is dan zelf ook nog eens bijzonder hoog. Het is even zoeken naar de goede ingang en dan naar binnen.

Kathedraal St. Etienne
De kathedraal van Metz is een indrukwekkende kathedraal, waarvan kenners zeggen dat het één van de mooiste kathedralen van Frankrijk is en die tot de grootste ter wereld behoort. De kathedraal werd in de 14e eeuw gevormd door twee kerken samen te voegen. Het middenschip is meer dan 40 meter hoog en de lengte bedraagt 123 meter. In de muren zit ruim 6500 m2 glas-in-lood verwerkt in prachtige ramen. De enorme steunberen zorgen ervoor dat er extra grote glas-in-loodpartijen konden worden gemaakt. Daarom wordt de kathedraal ook wel ‘la Lanterne du Bon Dieu’ (=de Lantaarn van de Goede God) genoemd.

De ramen variëren in ouderdom van de 13e tot de 20e eeuw. Bij het koor is het beroemde werk van de kunstenaar Marc Chagall te vinden. Hoewel dit glas-in-loodramen van de 20e eeuw zijn combineren ze schitterend met de ramen die vele eeuwen ouder zijn.

Nadat we de kerk uitgebreid bewonderd hebben gaan we weer naar buiten, naar het Place d’Armes. Dit is één van de belangrijkste pleinen in de historische binnenstad van Metz met gebouwen als de Kathedraal van Metz, het Hôtel de Ville en het Office du Tourisme. Het is een groot rechthoekig plein uit de 2e helft van de 19e eeuw en was oorspronkelijk bedoeld als paradeplaats voor het Franse Leger.
Aan de andere kant tegenover de kathedraal is de overdekte markt. Op deze plaats wordt al bijna 200 jaar markt gehouden. Voordat dit gebouw een markt werd was de Marche Couvert het paleis van de bisschop, maar na de Franse Revolutie verloor het zijn oorspronkelijke functie. Ook hier zien we dat de prijzen van bijv. groenten en fruit schrikbarend hoog zijn: nog veel hoger dan bij ons. Je begrijpt niet hoe gewone mensen dit allemaal kunnen betalen.

Zo zachtjesaan beginnen onze magen te rammelen en zouden we ook wel iets willen drinken. Omdat het nog steeds erg vochtig is, en dus bepaald niet warm, zoeken we een eetgelegenheid in de Rue En-Fournirue vlakbij de kathedraal. Wat betreft de warmte krijgen we meer dan we hebben wilden: het is er bloedheet! Verzadigd en opgewarmd gaan we daarna op zoek naar de Rue Taison met de Graoully, de boze draak uit de legende, die boven de straat hangt. De naam van de straat zou herinneren aan St. Clément die naar verluidt de woorden “Taisons-nous” (=laten we stil zijn) al sprak toen hij de stad binnenkwam, zodat het monster niet zou worden gewekt. En later werden kinderen gedreigd met “wees stil, anders komt de Graoully langs”. In die tijd was de straat belangrijk als de noord-zuidas van de stad, als onderdeel van de hoofdweg Marseille-Trier. Nu nog nauwelijks voor te stellen als je het smalle straatje ziet.

Nadat we het gigantische monster gezien hebben gaan we weer verder met onze wandeling. Onderweg passeren we o.a. Place St. Louis (13e eeuw). Hier werden ooit kermissen, markten en mysteriespelen gehouden. De renaissancehuizen met hun arcadebogen zijn tussen de 400 en 600 jaar oud en zouden steunen op de fundamenten van de stadswallen uit de Romeinse tijd. Onder die galerij werd voornamelijk handel gedreven. Het plein ziet er wat armoedig uit. Maar dat heeft ook te maken met het sombere weer en het naseizoen: vrijwel alle terrassen zijn weg en een aantal stoelen staat zielig aan de kant opgestapeld.

Niet heel ver hier vandaan zien we de zeer indrukwekkende Porte des Allemands. Het gebouw heeft opvallende torens en ziet eruit zoals je je vroeger een vesting voorstelde. De stadspoort werd genoemd naar het ziekenhuis van de Duitse Orde dat er ooit in de buurt lag. De poort is het enige overblijfsel van de middeleeuwse wallen van Metz en ligt aan het riviertje de Seille (waar die draak en zijn vriendjes eindigden). Een deel is van de 15e en het andere deel van de 13e eeuw. Met een beetje fantasie zie je ze in de middeleeuwen elke avond de poort sluiten.

Vervolgens lopen we door een heel smal straatje onder de steunberen van het  middeleeuwse kerkje St. Maxim en gaan dan weer richting station. Niet om in de auto te stappen, maar om het Centre Pompidou de Metz te bezoeken, dat net achter het station ligt.

Centre Pompidou de Metz
Het Centre Pompidou van Metz is sedert 2010 een afdeling van het uit zijn voegen barstende Parijse Centre Pompidou. Het museum beschikt niet over een eigen collectie; het merendeel van de exposities komt uit de verzameling van het Centre Pompidou in Parijs. Eigenlijk is het een kunstencentrum met naast een tentoonstellingsruimte ook plaats voor film, theater of andere kunstuitingen. Net zoals in Parijs is dit museum een opvallend gebouw. Het  is ontworpen door een Japanse en Franse architect en heeft een bijzondere architectuur met veel hout en glas. Hierdoor lijkt het een heel licht ontwerp. Het dak is letterlijk en figuurlijk het hoogtepunt en lijkt op een Chinese hoed. Het bijzondere aan het dak is dat het licht doorlaat en zo eigenlijk alle ruimtes mooi verlicht.

Voordat we de expositieruimtes in gaan besluiten we eerst wat in het café van het museum te gaan drinken, maar vooral om te gaan zitten en even bij te komen van het urenlange geslenter.
Op de bovenste etage van het gebouw valt, behalve de mooie houten dakconstructie, helemaal niets te zien. Het is er helemaal leeg. Verbouwing? Inrichting nieuwe tentoonstelling? Wie zal het zeggen.

Op de eerste en tweede verdieping zijn wel exposities met moderne kunst. En zoals dat gaat bij moderne kunst: sommige objecten zijn bijzonder, andere onbegrijpelijk. Weer andere mooi, maar ook vaak niet (in onze ogen).
Na alles bekeken te hebben lopen we weer via het station naar de auto en zijn we rond half zes weer bij het hotel.
Ruim anderhalf uur later lopen we wederom naar Place Duroc om te gaan eten. Dat doen we in het restaurant waar we de eerste dag al ons oog op hadden laten vallen. Het blijkt veel groter dan gedacht en het is er op deze doordeweekse dag stampvol. We eten hier op onze laatste avond in Pont-à-Mousson lekker en vooral erg gezellig.

Vr. 21-10: Pont-à-Mousson > Doesburg/Ruurlo

Na het ontbijt vertrekken we vanuit Pont-à-Mousson,  en net als aan het begin van deze trip rond half tien. Het wordt weer een lange regendag . Vandaag zullen we via Luxemburg en Duitsland i.p.v. via België naar huis gaan. In Luxemburg wordt nog eens getankt.

In Duitsland, ergens tussen Bitburg en Leverkusen in de buurt van Blankenheim, eten we bij een Stube annex slagerij een eenvoudige doch smakelijke warme maaltijd. Dan hoeven we daar vanavond niet meer over na te denken.

Het is behoorlijk druk op de weg en met enige regelmaat staan we in een file, wat weer tot gevolg heeft dat we pas rond half zes terug in Doesburg zijn en een klein uur later thuis in Ruurlo.
Einde van een paar gezellige en interessante dagen.

Home Reizen van Jan en Carla