Home Reizen van Jan en Carla

Indonesië

Sumatra

Java

Sulawesi

 

augustus 1991

zaterdag 27-07-91

11.10 uur: vertrekken we van Schiphol, waar we door Anniek en Leo naar toe gebracht zijn. We hebben tussenlandingen in Zürich, Abudahbi met een heel bijzondere passagiersruimte, Singapore en Djakarta.

zondag 28-07-91

Sumatra
Na 34 uur (waarvan 17 uur gevlogen) komen we eindelijk om 24.15 bij het hotel in Medan aan.

maandag 29-07-91

Medan is erg druk en erg warm. Na het ontbijt (nasi goreng) verkennen we de omgeving. Het straatbeeld is wel heel anders als bij ons. Een naaiatelier heeft zijn werknemers onder zeiltjes op straat zitten. Tussen het werk door wordt er gegeten. Om 12.00 uur worden we door de gids opgehaald en in een ander hotel wordt met de overige leden van de groep geluncht.Vervolgens maken we een rondrit door Medan en bezichtigen het huis van de sultan (nogal vervallen), de moskee (waar Jan een sarong moet dragen vanwege de blote knieën) en het huis van onze gids. Onderweg wordt er bij fruitstalletjes gestopt en proeven we rambutan en de durian (ruikt vreselijk, maar smaakt ook niet lekker).Verder bezoeken we het dorpje Peceran met enkele  traditioneel gebouwde Karo-Batakhuizen, waar kop en  horens van buffels aan de huizen hangen. Ca. 17.30 uur zijn we in waar ieder in zijn eigen cottage slaapt.

 

dinsdag 30-07-91

Eerst gaan we naar de fruitmarkt van Brastagi. Dan door Karo-Batakland richting Tobameer. Bij de Bataks werken de vrouwen en de mannen zitten wat te praten of schaken. Her en der in het land zie je graftombes: hier wordt de (groot)vader van het gezin begraven, want het is zijn land en zo houdt hij boze geesten weg. Sommige vrouwen die het land bewerken lijken geschminkt: ze smeren een mengsel van rijstmeel en koenjit (kardamom) op hun gezicht tegen de zon. De Sipiso-pisowaterval is niet erg indrukwekkend. Verder bezoeken we het koningspaleis van Simalungun met bijgebouwen en eten we pisang goreng uit een pisangblad (volgens onze gids is dit veilig). Onderweg drinken we nog gemberthee, die het bij ons na een stevige schaatstocht heel goed zou doen!In Parapat lunchen we en gaan per boot naar Samosireiland.

In Tomok zijn de tomben van de vroegere koningen te zien. We worden belaagd door kinderen en volwassenen die ons fruit en souvenirs proberen te verkopen. We varen verder naar Ambarita, waar hetzelfde tafereel zich herhaalt, zij het in mindere mate. Hier wordt ons de plaats getoond waar recht gesproken werd. Om 17.30 uur zijn we terug bij het hotel, waarna we nog even gezwommen hebben in het Tobameer. Onderweg vertelt Fanny, de gids, ons allerlei wetenswaardigheden over bijv. de kaneelboom, laat ons de kruidnagel aan de bomen zien en vertelt o.a. dat de uniformen van schoolkinderen op de basisschool rood/wit zijn, op de middenschool blauw/wit en op het vwo grijs/wit. Aan het Tobameer hebben de Batakhuizen geen kop, staart of horens van de buffel aan het huis, maar heeft het huis (dak) de vorm van de buik van een buffel.

woensdag 31-07-91

Na het ontbijt gaan we met de liefhebbers per boot naar Tao (honeymoon) eiland en naar Simanindo waar een museumpje is en waar een voorstelling van traditionele dansen wordt gegeven. De dansen worden met zeer verveelde gezichten uitgevoerd en alles is zeer toeristisch.

’s Middags varen we terug naar Parapat. Als we ’s middags samen een stuk gaan lopen komen we bij een plaats waar ze ook dansen: een feest waarbij de meisjes en jongens van verschillende dorpen komen in de hoop een partner te vinden. Het is een soort volksfeest. E.e.a. wordt ons uitgelegd door een Indonesiër die erg vriendelijk is. Dit is een feest echt voor de bevolking en er is geen toerist te zien.

donderdag 01-08-91

Jan heeft nog een markt gezien. Ik ben ziek de hele dag. Verder een lange rit naar Padangsedempuan.

vrijdag 02-08-91

Vandaag een peper- en een rubberplantage gezien en de markt in Balige, waar een koopvrouw tussen haar waren ligt te slapen. Ook zien we hoe een aap is afgericht om kokosnoten voor de mensen te plukken. Onze gids hoort toevallig dat er in een dorp traditionele dansen te zien zijn. Het is de eerste keer dat ze in dat dorp zoiets doen voor toeristen. Als wij komen loopt het hele dorp uit. Het is één lange optocht van mensen en vooral veel kinderen. Op een grasveldje staan 2 banken voor de gasten. De dorpsgemeenschap staat er achter opgesteld. Kokosnoten worden opengemaakt en wij krijgen kokoswater te drinken. Je krijgt echt het gevoel ‘gast’ te zijn. Na afloop schudden we handen van de notabelen en worden we weer door een hele menigte uitgezwaaid. ’s Middags zien we een hete zwavelbron (120°) en rond 17.15 uur passeren we de equator bij Bonjol. We slapen in Bukittinggi.

zaterdag 03-08-91

We maken een rit door de omgeving komen in een plaats waar je zilver van de streek kunt kopen. Ook bezoeken we een punt dat een mooi uitzicht over een meer zou moeten bieden, maar het weer is niet helder dus geen meer te zien. We hebben de foto’s weggebracht en gaan terug naar het hotel met een dokar (ponywagen). ’s Middags bezoeken we Fort De Kock (dit stelt absoluut niets voor). Op het eind van de middag ziet Jan een gebouw: Universitas Moh. Djahid, fakultat Technik. De deur is open en Jan wil het wel even zien. De theorielokalen zijn heel eenvoudig. De  praktijklokalen zijn gesloten wegens vakantie. Met de ‘chief’ heeft hij een lang gesprek en krijgt tenslotte een boekje, door hem geschreven, over de Minang Kabau. Na het eten gaan we naar een voorstelling van Minangkabause dansen. Het is zeer de moeite waard.

zondag 04-08-91

Aan het begin van de ochtend bezoeken we het Karbouwengat en de Japanse grot: een gangenstelsel gegraven door Indonesische krijgsgevangenen. Het diende als munitieopslagplaats, gevangenis en als kwartier van de Japanners. Dan richting Padang. En passent doen we een atelier aan waar meisjes met de trapnaaimachine borduurwerk maken. We lunchen middenin de sawahs.Schitterend is het hier. ‘s Middags zien we een prachtig oud, maar ook een schitterend nieuw Minangkabaus huis. Bij de Anaikloof kunnen we helaas niet stoppen, omdat daar een ongeluk is gebeurd: een lokale bus is van de weg geraakt en in het ravijn tegen een boom op zijn kant terechtgekomen. We vervolgen onze weg naar Padang. Na het eten nemen we afscheid van het groepje dat per boot naar Java gaat.

’s Avonds wandelen we met de rest van de groep naar het strand. De branding beukt hier echt; het is een geweldig geluid.

maandag 05-08-91

Java

’s Morgens worden we met zijn zevenen naar het vliegveld gebracht en nemen we afscheid van Fanny (gids), de chauffeur en bijrijder. In Djakarta werden we opgewacht door een hostess die nauwelijks Engels spreekt: als je haar iets vraagtt begrijpt ze het niet. Hotel Indonesia is een enorm, luxe en  geolied lopend bedrijf. Erg veel mensen. Djakarta is een enorm drukke, naar uitlaatgassen en open riolen stinkende stad. Het verkeer is waanzinnig: de weg voor het hotel heeft 12 rijstroken! Alles rijdt kriskras door elkaar, en maar toeteren. Als je langs de wat grotere wegen loopt kun je elkaar nauwelijks verstaan. We zien  jongens op de grote weg waar erg hard wordt gereden, van de achterbak langs de zijkant in de cabine van een rijdende vrachtauto klimmen. Jongens hangen aan één arm aan de rijdende trein en kinderen zitten op de treden van de overvolle trein. Het is onbeschrijflijk. We zoeken naar huizen waar  papa en mama gewoond hebben. Het huis in Raden Saleh is er niet meer, wel het Carolusziekenhuis waar mama gewerkt heeft en de kapel. En zowaar, tussen veel nieuwbouw, staat daar het huis aan de Djalan Matraman Raya nummer 18. ’s Avonds eten we in het hotel waar een man virtuoos een aantal anklunginstrumenten bespeelt.

dinsdag 06-08-91

De afspraak is dat we om 8.00 uur onze hostess weer zullen treffen maar om 7.00 uur worden we uit onze slaap gebeld met de mededeling dat de chauffeur er is! Om 8.15 uur rijden we weg met onze chauffeur, Suparno, die geen Engels spreekt. Eerst langs het Merdekaplein met het monument met de gouden vlam. het is allemaal erg groot, maar niet mooi. Daarna naar Sunda Kelapa, de oude haven. Die is prachtig: de zeilboten met hun puntige steven liggen in een lange rij; een bijzonder gezicht. Over een doorzwiepende plank lopen de sjouwers met balken hardhout te sjouwen. Het lossen van de schepen gebeurt puur op mankracht in de gloeiende zon en ongetwijfeld tegen een zeer laag loon. Vlakbij de haven is een krottenwijk gebouwd aan een riviertje dat ongelooflijk smerig is. Even verderop wordt dit water als stortplaats van afval gebruikt. Water is nauwelijks meer zichtbaar! Het is met geen pen te beschrijven. Dan gaan we naar Taman mini, even buiten Djakarta. Dit is een heel mooi en ruim opgezet park, waar alle streken van Indonesië een traditioneel huis hebben, waarin een tentoonstelling over de betreffende streek is en er informatie wordt gegeven. Je kunt met een kabelbaan over het park. In het midden ligt een groot water met eilandjes, die de vorm hebben van de archipel. Je ziet ook de vulkanen erop liggen. Het is aardig zo’n overzicht over heel Indonesië te hebben en de huizen van de verschillende streken te bezoeken die je deze vakantie niet zult aandoen. Er is ook een vogeltuin waar de vogels van de hele archipel vrij rondvliegen en –lopen. Ook dit is prachtig met al die tropische vogels, bloemen en bomen. Maar vooral door de geluiden waan je je in het oerwoud: schitterend. Vervolgens via de Puncakpas met de theeplantages en Cipanas met het presidentiële buitenhuis naar Bandung.

woensdag 07-08-91

’s Morgens maken we een tochtje naar de vulkaan Tangkuban Perahu, die de vorm van een omgekeerde boot heeft. Op verscheidene plaatsen borrelt het kokend hete water uit de grond of zie je stoom uit de bodem. Je moet soms uitkijken waar je loopt en het is fascinerend om te zien. Het aantal toeristen valt mee, je hebt veel meer last van alle souvenirverkopers. De afdaling naar de krater is heerlijk koel onder de bomen. Dan op weg naar Ciater. Onderweg eindeloze theeplantages waar de theepluksters werken. Ciater is niet erg interessant, wel aangenaam. Het heeft een watervalletje met warm water. Je kunt je voeten in een stroompje wassen waar je ze nauwelijks in kunt houden, zo warm. ’s Avonds eten we in hotel Panghegar waar we  een voorstelling van traditionele Sundanese muziek en dans en wayang goleh zien.

donderdag 08-08-91

We vertrekken weer uit Bandung maar eerst kopen we nog badmintonrackets voor Leo. Daarna via Tasikmalaya naar Pangandaran. Dit is een vissersplaatsje dat nu ook wat toeristischer wordt. Alles is nog erg primitief. We zien hoe de vissersboten het water in getrokken worden en een aantal mannen een net op het strand haalt. In het net een hoop plastic en een klein beetje vis. Sommige bootjes waarin ze de zee opgaan zijn niet meer dan varende wastobbes.

vrijdag 09-08-91

Jan is vroeg opgestaan en heeft de vissers, die ’s nachts gevaren hebben, binnen zien komen. ’s Morgens maken we met een gids een jungletocht (4 uur). Het is erg warm, klauteren en uitglijden, maar het is de moeite waard: wat een natuur. We zien o.a. de rotanstengels (meer dan 100 m lang), enorme lianen, de wortels van de merantiboom, die als schotten rechtop staan. Verder stekelvarkens,  zwarte apen (geen tamme!), een toekan en in  een grot vleermuizen. Ook zien we een paar exemplaren van de ‘rafflesia’ bloem, genoemd naar Sir Raffles, waarvan één open is. Het is ‘een kleintje’ van ongeveer 30 cm doorsnee. Ze schijnen wel een meter doorsnee te kunnen  hebben. Het is werkelijk een schitterende tocht. ’s Middags gaan we naar het ‘witte strand’. Apen proberen bij de mensen steeds iets eetbaars te pakken te krijgen met alle gevolgen van dien. Een verkoper van fruit maakt een ananas voor je schoon voor 1000 rupiah. Aan het eind van de middag, terwijl we voor onze kamer zitten, komen er geregeld mensen langs: een meisje met twee emmertjes met vis en kreeft, een oud vrouwtje met trossen kleine bananen en een oud vrouwtje dat ons wel wil masseren.

zaterdag 10-08-91

We willen met de boot van 7.00 uur vanuit Kalipucang naar Cilacap, maar moeten de chauffeur wekken omdat hij zich verslaapt. Na 20 minuten rijden blijkt hij de verkeerde weg genomen te hebben, dus terug in een soort dodemansrit. Om 6.45 zijn we weer terug op de plaats waar we vertrokken. Om bijna 7.15 komen we bij de afvaartplaats van de boot, die natuurlijk al vertrokken is. Gelukkig vertrekt er om 8.00 uur nog een. Het is een primitieve boot, zonder banken e.d. Op het dek zit en ligt men. Onderweg stopt de boot bij een paar nederzettingen die alleen via de boot contact met de buitenwereld lijken te hebben. Wat leven de mensen hier nog primitief. Op de boot lopen een paar vrouwen met een mand of bak met etenswaren. Een bananenblad wordt in reepjes gescheurd. Zo’n reepje wordt met behulp van een klein takje tot een bakje gevouwen en daarin gaat de gado-gado, die uiteraard met de handen gegeten wordt. Het is een mooie tocht, die 4 uur duurt. We varen door een gebied dat wat aan de Biesbosch doet denken: ontelbare kreekjes en grotere wateren. Aan de kant veel mangroven.

’s Middags in Cilacap kijken we even op een open plek waar allerlei wedstrijden worden gehouden. Een paar kinderen lopen achter Jan aan: “hi mister!”. Jan maakt grapjes en binnen een paar tellen loopt er een groep van zo'n 60 kinderen achter Jan aan. En een plezier! Iedere keer als hij zich omdraait gaat er een gejuich op.

zondag 11-08-91

We vertrekken naar Baturaden. De chauffeur wil ons, tegen extra betaling, wel naar het Diengplateau brengen. De tijd die hij noemt lijkt ons onmogelijk en die extra betaling daar trappen we al helemaal niet in.

In Baturaden is een competitie in traditionele dansen aan de gang. In Indonesië worden de tradities nog in ere gehouden en het valt op dat ook de jeugd hier warm voor loopt. Ook hier vallen we weer op als enige blanken. In de loop van de middag begint het te regenen en het houdt niet meer op. We zitten op het balcon, de regen ruist en op de achtergrond horen we de gamelan en de krekels. Tropischer kan haast niet.

maandag 12-08-91

We vertrekken vroeg naar Yogyakarta. Volgens de chauffeur is dat nodig omdat het wel 6 uur rijden is. Maar we beginnen hem door te krijgen: als het hem uitkomt kan hij over lange afstanden slechts een paar uur doen. Zo ook vandaag: het is zijn laatste dag en daarom wil hij ons zo snel mogelijk in Yogyakarta afzetten. Na 4 uur (!) rijden zijn we bij de Borobudur. Hij vraagt hoe laat we weer bij de auto zijn. We zeggen 14.00 uur want we moeten ook nog eten. Dat is niet goed volgens hem: 13.00 uur. We houden voet bij stuk, dus 14.00 uur. De Borobudur is een enorme bouddistische tempel met prachtige reliëfs. Als we terugkomen zeggen we dat we even bij candi Mandut willen stoppen. Hij doet weer moeilijk, zegt dat hij nog terug naar Jakarta moet. We zeggen niets en hij stopt toch. Het kost hem 5 minuten.

 

Bij de receptie van het hotel zie ik dat vanavond de laatste openluchtvoorstelling is bij de Prambanantempel van het Rambayana-ballet. We reserveren meteen. Het ballet is prachtig: zeer kleurrijk en ingetogen en veel (grote en kleine) dansers. Jammer dat een aantal fotograferende toeristen erg storend is.

dinsdag 13-08-91

’s Morgens eerst foto’s wegbrengen, de vlucht herbevestigen en wat kleinigheden kopen. Daarna lopen we naar de kraton, het paleis van de sultan. We bezoeken een batikatelier en zien hoe ze met de tjanting en de cap de batiks maken. In de werkplaats waar ze met de caps werkten zien we de  meest prachtige exemplaren, maar helaas alle stempels zijn in gebruik en dus niet te koop. Uiteindelijk kopen we  andere exemplaren (ook mooi) en een kleine, moderne batikdoek. Intussen zien we ook hoe jongens de wayang kulit  poppen maakten (het uitsnijden en beschilderen van de figuren). Uiteindelijk met de becak naar het hotel terug. Na een duik in het zwembad gaan we naar Kota Gede en zien we hoe m.n. het filigrain zilverwerk gemaakt wordt: met oneindig geduld en primitieve middelen. Onvoorstelbaar dat ze met zulk grof gereedschap zulk ragfijn werk kunnen maken.Aan het eind van de middag gaan we naar het Prambanancomplex. De drie tempels van Buddha, Shiwa en Vishnu zijn heel anders dan de Borobudur, maar minstens zo mooi. ’s Avonds bezoeken we een wayang kulit voorstelling. We houden het anderhalf uur vol, Jan valt in slaap (!): wat duurt dat eindeloos lang.

woensdag 14-08-91

We regelen  tickets voor de bus naar Semarang. Al met al duurt dat een hele ochtend. Het had natuurlijk sneller gekund als we een becak hadden genomen, maar lopend zie je meer. Na 2 dagen Yogya worden we de mensen wat moe, die constant vragen of je een becak wil of die je naar hun batikexpositie willen lokken. Daarom liggen we ’s middags weer lekker in en aan het zwembad. Rond 16.30 uur worden hier bij iedere kamer op de galerij een pot thee met 2 kopjes neergezet en een gevlochten doos waarin een klein hapje zit: een soort bananencakeje of een kleine risolle.

donderdag 15-08-91

Richting waterpaleis, via de vogelmarkt. Er worden hier veel vogels gehouden. Ze hangen hier in bamboe kooien tot op grote hoogte. Even verderop zit een arend, die je voor ƒ0,50 mag fotograferen, evenals 2 leguanen. Het waterpaleis is op sommige plaatsen niet meer dan een ruïne. Taman Sari (de bloementuin) is beter bewaard gebleven. Hier bekeek de sultan vanuit een soort toren de badende meisjes en zoch er iedere avond één van zijn gading uit. ’s Middags vermaken we ons weer bij het zwembad. Al vanaf het moment dat we op Java zijn zien we vlaggen langs de wegen, versierde gebouwen (rood/wit) en herdenkingspoorten met het opschrift 17-08-45/17-08-91: onafhankelijkheidsdag. De laatste paar dagen is men werkelijk overal bezig. Het is soms aandoenlijk om te zien hoe volwassenen hun best doen om met crèpepapier hun bedoeninkje te versieren. ’s Avonds drinken we een glas wijn op ons ‘wettig 25-jarig huwelijk’.

vrijdag 16-08-91

De bus naar Semarang zal om 8.45 vertrekken; het wordt echter 9.25 uur. Het is een zeer comfortabele bus, met video en airco. Om ongeveer 12.30 uur komen we even buiten Semarang aan bij een busterminal. We worden letterlijk overvallen door een stuk of vijf jongens die vragen of we een taxi nodig hebben. Voor je het weet zijn ze er met je bagage vandoor. Ze brengen ons inderdaad naar een taxi en willen dan elk een fooi voor het brengen van de bagage. Eén probeert twee keer wat op te strijken, maar Jan heeft hem door. ’s Middags gaan we naar het ereveld Kalibanteng waar papa begraven ligt. Het ziet er allemaal heel verzorgd uit. Van te voren kopen we nog even wat bloemen om bij het graf neer te leggen. Toch wel erg emotioneel.

zaterdag 17-08-91

Het hotel ligt in een buitenwijk, dus laten we ons zo’n 2 uur rondrijden door Semarang. In het algemeen zijn de straten breed, verder weinig indrukwekkend. We bekijken de Sam Poo Kong tempel, een van de grootste Chinese tempelcomplexen op Java. Daarna naar het vliegveld voor de vlucht naar Surabaya, die ruim een uur vertraging heeft. In Surabaya worden we opgewacht door onze gids Elly (ze spreekt goed Nederlands) en de chauffeur, haar man Henkie die geen Nederlands spreekt. We rijden naarTosari. Onderweg komen we door een plaatsje met huis-aan-huis meubelmakers. Alles met de hand. Het vervoer van de grote kasten, ledikanten, etc. gaat per fiets, becak, paard en wagen en af en toe per auto. Het laatste stuk van de weg is erg bochtig en stijgt sterk. Tosari ligt op 1700 m hoogte.

zondag 18-08-91

Om 03.30 uur worden we gewekt. Er staat een kop koffie met cake klaar. Om 04.15 uur vertrekken we per jeep naar Penanjakan (2700 m) om de zon op te zien komen. Dat is werkelijk een prachtig schouwspel. Daarna weer in de jeep naar de Bromovulkaan. De wegen zijn erg bochtig, met gaten en af en toe een indrukwekkend hellingspercentage. Voordat we bij de Bromo komen rijden we eerst door de ‘zandzee’, waar het zo koud is dat de rijp op de weinige planten ligt.  De zandzee heeft geen wegen: het gaat dwars door het mulle zand. Het laatste stuk moet je lopen (= stijgen) of een paardje nemen. We besluiten tot het laatste. Dat is maar goed ook, want tenslotte moet je nog een trap op van 245 treden. Uiteindelijk staan we op de rand van de krater, waar uit de diepte de zwaveldampen naar boven komen. De Bromo is een krater die weer binnen een enorme andere krater ligt. Het is zeer indrukwekkend. Terug naar de jeep gaan we lopen. Het is onbeschrijflijk stoffig. Om ongeveer 8.00 uur zijn we terug bij het hotel: Bromo Cottages. Onderweg een auto gezien die kort tevoren  60 à 70 m diep in het ravijn is gestort. Een paar overlevenden zijn naar het ziekenhuis in Surabaya gebracht (vanaf die plek ruim 2 uur rijden over gedeeltelijk zeer slechte wegen). Na ontbijt en douche gaan we richting Malang. Het Tengergebergte is erg mooi. Onderweg, in een dorpje, komen we een optocht tegen waarin allerlei groeperingen meelopen, zowel historisch, folkloristisch (bevolkingsgroepen uit Indonisië en andere landen), politiek en actueel. Groot en klein doet mee. Kostuums en voorwerpen die meegedragen worden zijn alle zelf gemaakt met zeer eenvoudige hulpmiddelen. Bij voorbeeld een geluidswagen: voorop een jongen met 2 luidsprekers, daarachter 1 met in de ene hand de snoertjes en in de andere hand een cassetterecorder en daarachter 2  jongens die aan een bamboestok een accu dragen voor de stroom. Zo werkt het dus ook! Daarna rijden we naar Selecta, een plaatsje waar veel recreatie is. Het klimaat is er koel. In het park en zwembad komen veel dagjesmensen.

Op 17 augustus merkten we weinig van festiviteiten, maar vandaag komen we overal optochten tegen. In Malang zit het verkeer muurvast. Uiteindelijk gaan we het laatste stuk naar het hotel maar lopen. De auto moet eerst wachten tot de optochten voorbij zijn.

maandag 19-08-91

’s Morgens gaan we naar de Pasar Besar, een wirwar van kleine straatjes met miniscuul kleine winkeltjes en dan voor de verandering naar een modern winkelcentrum. Op de terugweg drinken we iets bij Toko Oen, een tearoom van voor de oorlog waar toen (en nu nog) veel Nederlanders kwamen. Het ademt nog wel de sfeer van toen, alleen de vitrines zijn erg leeg. Nog steeds serveren ze daar uitsmijters, kroketten, gebakjes, krentenbollen, etc. De mensen willen graag met je praten en samen op de foto is helemaal prachtig. ’s Middags gaan we naar een wijk die nog volledig in de stijl van voor de oorlog is: veel grote, typisch Nederlandse huizen. De jalan Ijen is een brede laan, aan weerszijden beplant met koningspalmen. Als we teruglopen gaan we een kampong in: hele smalle straatjes waar je zo de weg kwijt bent. In een klein lokaaltje zijn ze aan het tafeltennissen. We vragen hoe we de weg terug kunnen vinden. Degene die Engels spreekt biedt aan ons weer naar de straat te brengen. Dan gaat Jan naar binnen om een partijtje te tafeltennissen. Als onze gelegenheidsgids ook met Jan gespeeld heeft vraagt hij of we meegaan naar zijn huis: hij is pas een maand getrouwd. We worden ontvangen in een piepklein kamertje waar zijn kersverse  vrouw (17) ons een glas limonade en een schaal wafeltjes brengt. Ze blijft zeer op de achtergrond. Dan laat hij ons zijn fotoalbum met foto’s van de bruiloft zijn. Ze zijn getrouwd op de traditioneel Javaanse manier: met  prachtige kostuums. Het is erg leuk om deze reportage te zien, omdat we zo een beeld krijgen van zo’n bruiloftsdag. Hij gloeit van trots als we enthousiast over de foto’s zijn. Hij vertelt ook wat e.e.a. voor betekenis heeft. Dan zegt hij dat we als herinnering een foto uit het  boek mogen halen. Maar dit weigeren we vriendelijk. Langzaam loopt het kamertje vol met zijn zuster, schoonmoeder, neefjes en nichtjes. Adressen worden uitgewisseld en we beloven een foto te sturen als we weer terug zijn. Dan brengt hij ons weg tot tegenover het hotel. Wat een vriendelijkheid en gastvrijheid!

dinsdag 20-08-91

’s Morgens van Malang naar Surabaya. ’s Middags winkelen we wat in een zeer luxe winkelcentrum. ’s Avonds bezoeken we de Expo: een beurs met stands van produkten die in Indonesië gemaakt worden.

woensdag 21-08-91

Sulawesi (Celebes)

Om 4.00 uur opstaan voor de vlucht naar Ujung Pandang, dat vroeger Makassar heette, mijn geboorteplaats. Daar worden we opgehaald door een gids gids en chauffeur. We rijden een lang stuk langs de kust en zien de Buginese huizen op palen. We lunchen in Pare Pare. Het is ontzettend warm. Na Polewati is het nog 93 km naar Mamasa.

We doen er bijna 3 uur over en de chauffeur scheurt behoorlijk. Het landschap is prachtig. In de dorpjes liggen de koffiebonen op de weg te drogen. Af en toe ruik je het branden van de koffie. We logeren in een losmen; wel wat anders dan de luxe hotels tot nu toe. Het is een houten gebouwtje met op de 1e verdieping een paar kamers en een galerijtje met stoelen. Er is geen stromend water, alleen een mandibak met water.

donderdag 22-08-91

Met de auto naar Rambu Seratu/Rantebuda met het oudste traditionele huis. We mogen binnenkomen. Er worden 20 borden met eten klaargemaakt voor de meisjes die op het rijstveld aan het werk zijn. Het gebeurt allemaal op de vloer van de keuken. Poezen en kinderen lopen er tussendoor. Er wordt een plekje vrijgemaakt voor ons en we krijgen koffie. Dan stroomt de keuken ineens vol met een luidruchtige groep meiden. We worden goed bekeken en er wordt flink gegiecheld en commentaar gegeven. De hoeveelheid rijst op de borden is enorm, maar het gaat erin als koek. Wij krijgen ook een bordje met rijst, gezouten/gedroogde vis en geraspte kokos met chili en peper. Dit laatste is erg heet. Uiteraard eten wij de rijst ook met de hand en er wordt kritisch gekeken hoe we dat doen. Het is een belevenis.

Daarna lopen we door de rijstvelden en een paar dorpjes. Deze wereld is zo anders dan de onze. Alles gebeurt nog op de meest primitieve wijze. Als we terug zijn in Mamasa bezoeken we nog even het plaatselijke ziekenhuisje en hebben een gesprek met de dokter. Capaciteit van het ziekenhuis: 22 bedden. Op dit moment zijn er 3 patiënten. Er is 1 dokter met 6 verpleegsters. Kinderen uit de buurt spelen in de hal. De outillage van het ziekenhuis is zeer beperkt dus geen operaties e.d. Het laboratorium is niet groter dan 2x3 m en er staat 1 microscoop.

’s Middags gaan we naar de oude graftomben van Tedong Tedong Osango. We rijden over een gloednieuwe weg, d.w.z. het is klei, erg smal: de rechterkant van de auto tegen de bergwand gedrukt, de linkerkant op de rand van de afgrond, en bochtig!! Het is absoluut  onmogelijk elkaar te passeren. Gelukkig hoeft dat ook niet. Dit ritje is met geen pen te beschrijven. De chauffeur is een soort duivelskunstenaar. Bij de graven zijn van enorme boomstammen buffels gemaakt met een soort deksel. De uitgeholde boomstam/buffel zit vol met botten en schedels van overleden familieleden. Buffels zijn erg belangrijk voor de mensen hier. Sommige van deze houten buffels zijn versierd met houtsnijwerk. Er zijn ook prauwen met botten. Dit heeft te maken met afkomst, etc. Daarna zien we de plaatselijke badplaats van de kampong. Het water is behoorlijk warm en wordt gevoed door de warmwaterbron in de buurt. Daarna gaan we naar het dorpjeTawalian, waar volgens onze gids een door de Nederlanders gebouwde kerk is met zulke prachtige gekleurde ramen: de moeite waard. We denken aan glas-in-lood. Als we daar komen blijken het ramen met gekleurd glas te zijn. Voor de mensen hier heel bijzonder, voor ons niet. Het kerkje hangt vol met oude schoolplaten met bijbelse voorstellingen. ’s Avonds zit een grote groep mensen midden op straat te kijken naar de enige televisie in het dorp; er komt ’s avonds toch geen verkeer langs.

vrijdag 23-08-91

We vertrekken vroeg en nemen dezelfde weg terug naar Pare Pare. Daar lunchen we in hetzelfde restaurant als op de heenweg en om 13.30 uur vertrekken we naar Rantepao (173 km). Een groot deel van de weg is erbarmelijk slecht. We doen er dan ook ruim 4½ uur over.

zaterdag 24-08-91

Na het ontbijt gaan we naar de hangende graven in Lemo. Een aantal nissen is leeg en een deel van de poppen is nieuw omdat enkele jaren geleden er een stel gestolen is. Iedere familie wordt in een eigen nis in de rotsen begraven. Als je erg rijk bent komt er een beeld van je. De belangrijkste mensen worden het hoogst bijgezet, de armsten het laagst. Ook als de familieleden naar andere streken/landen verhuisd zijn worden ze hier begraven, zowel christenen als moslims. Onderweg zien we de vanilleboom, de cacao, de kruidnagelboom en ananasplanten. In Kambira zien we in een boom babygraven en in Sunaya de koningsgraven. Verder bezoeken we een huis waar de laatste koning gewoond heeft en dat nu dienst doet als museumpje. Koning is zoiets als dorpshoofd.

Na de lunch gaan we naar Ke’te-Ke’su waar eeuwenoude Torajahuizen staan. Daar vlakbij zijn graven in de rotsen, maar hier geen beelden in nissen: de kisten hangen tegen de rotswand. Ook in de grotten zijn graven. Overal zie je botten en schedels. Nog steeds brengen de mensen koffie, cola, sigaretten, etc. naar de doden. Tot slot gaan we naar Siguntu. Dit is een soort tijdelijk dorp waar de begrafenisceremonie gehouden wordt. Als iemand overleden is wordt hij/zij soms jarenlang bovengronds gehouden, meestal in het huis van de overledene. Vroeger werd het lichaam goed gehouden met behulp van bepaalde kruiden, tegenwoordig met formaline. Pas als de familie genoeg buffels heeft gespaard voor de buffelgevechten en de buffelslachting, en pas als alle familieleden het er over eens zijn op welke datum de ceremonie plaatsvindt, kan er begraven worden. In Londa gaan we ’s middags bij het licht van een olielamp een grot in, waar ook tombes en botten liggen. Genoeg lijken voor vandaag!

zondag 25-08-91

Eerst gaan we naar Palawa (traditionele huizen). In een van de huizen ligt het lijk van een vrouw, die 3 maanden geleden overleden is, wachtend op haar begrafenis. Daarna naar Sadan waar geweven wordt, maar vooral veel textiel verkocht. In Pangli zien we de tombe en het beeld (dit keer niet van hout, maar van steen) van Paulus Pongo Massangka. Hij vermoordde de eerste Nederlanders die daar het christendom kwamen brengen. Tijdens zijn straf werd hij zelf christen en daarmee de eerste Toraja-christen. Daarna nog graven in Bori gezien. ’s Middags naar Marante met, jawel, weer graven! Vervolgens naar Nanggala, eertijds de residentie van de koning van Nanggala. Er staan nog maar een paar  huizen. De rest is platgebrand door terroristische moslims. Wel een prachtige rij rijstschuren. In de bamboebomen zit een hele zwerm vliegende honden. De huizen en graanschuren van de Toraja’s zijn rijk versierd met houtsnijwerk in de traditionele kleuren zwart(= nacht, symbool van droefheid), rood (=bloed, symbool voor het leven), wit (= moedermelk, symbool voor vruchtbaarheid en gezondheid) en geel (= licht, symbool voor hoop, welstand, kortom de goede dingen van het leven).

maandag 26-08-91

Om 7.00 uur vertrekken we uit Rantepao. Om 16.00 uur zijn we weer in Ujung Pandang waar na veel heen en weer getelefoneer onze bagage boven water komt. Schuin aan de overkant van het hotel is een luxe supermarkt waar Jan melk en komijnekaas koopt. Een heerlijke afwisseling na 4 weken Indisch eten.

dinsdag 27-08-91

Na wat kaarten naar het postkantoor en foto’s naar de ontwikkelcentrale gebracht te hebben lopen we naar het ziekenhuis Maris Stella, waar ik geboren ben. Het ligt aan de boulevard aan zee. Voor een groot deel is het nog hetzelfde als zo'n 50 jaar geleden. We worden rondgeleid door dokter Sie, neuroloog, die goed Nederlands spreekt, en ons voorstelt aan de directeur van het ziekenhuis. Het archief van 1946 is er helaas niet meer. We zien ook nog de kapel waar ik gedoopt ben. Daarna gaan we naar de Bessieweg, die nu een andere naam heeft, maar we denken toch het huis gevonden te hebben waar we in ’46-’47 gewoond hebben. ’s Middags relaxen in het zwembad en een kort wandelingetje.

woensdag 28-08-91

Vandaag een bezoekje aan Fort Rotterdam en daar gevraagd naar de heer Kasim (de naam werd ons gegeven door een gids in Torajaland). Hij spreekt goed Nederlands. We leggen hem uit dat we meer willen weten over het overlijden van papa. Hij geeft ons het adres van een kantoor (archief) en de naam van een mevrouw die daar werkt en ons zeker verder zal helpen. We gaan met de becak naar het adres. De bewuste dame blijkt sinds 2 maanden met  pensioen. Er is bij dit gemeentearchie wel één persoon die Engels spreekt! Er wordt voor ons gezocht. Het is een ontzettend primitief kantoortje: stapels papieren met een touwtje erom in oude houten kasten. Sommige dossiers al aangevreten door vocht o.i.d. Echter in de overlijdensregisters van 1946 is niets te vinden. Eigenlijk heel vreemd ... ’s Middags zoeken we de foto’s uit en kijken naar souvenirs: resultaat een zilveren ring.

donderdag 29-08-91

’s Morgens huren we een taxi voor een uur en laten ons naar de oude haven rijden. We hadden hier grote aantallen Buginese schoeners verwacht, maar dat valt  tegen. Sunda Kelapa in Djakarta is heel wat interessanter dan Paotare (= de naam van de haven uitgesproken als “poetre”). De omgeving van de haven is, net als in Djakarta, verschrikkelijk. Onvoorstelbaar dat hier mensen wonen, wat smerig. Trouwens onze indruk van Makassar is geen beste. Het klimaat is vreselijk warm, overal open riolen. Waar je komt stinkt het. En erg armoedig. Niet een stad om vrolijk van te worden. Daarna gaan we weer naar Fort Rotterdam en bezoeken daar het museum. Aan de ene kant een collectie Chinees porselein, oude betaalmiddelen en portretten van nationale helden. Aan de andere kant een volkenkundig gedeelte met verschillende huizen op schaal, diverse boten. Allerlei gebruiksvoorwerpen, kostuums, enz. enz. uit Zuid Sulawesi. En verder nog een afdeling van heel Indonesië. Hier zien we ook hoe het Prambanancomplex op Java er oorspronkelijk uit moet hebben gezien. We gaan ook nog even terug naar mijnheer Kasim om te vertellen dat we niets gevonden hebben. Hij vindt het heel jammer maar vermoedt nu dat de overlijdensakte in het militaire archief is, omdat het om een aanslag ging. We praten nog wat en hij laat ons de oudste daar aanwezige boeken zien uit de 16e eeuw. We mogen ze bekijken, erin bladeren (!), enz. Daarna brengen we de laatste foto’s weg.

vrijdag 30-08-91

Als we, na het ontbijt, alles opnieuw willen inpakken blijken alle zilveren souvenirs, die we op Sumatra en Java kochten, weg te zijn. Dus snel naar de winkels om nog wat presentjes te kopen. Om 12.15 uur worden we opgehaald om naar het vliegveld te gaan. In Djakarta, waar we 5 uur moeten wachten, vertrekken we rond middernacht. Het is weer een reis van weinig slapen.

zaterdag 31-08-91

Anniek, Leo en Marijntje zijn op Schiphol. Eindelijk, 32 uur nadat we het hotel verlieten zijn we weer thuis van een indrukwekkende reis!

 

Home Reizen van Jan en Carla