Home
Reizen van Jan en Carla
Ethiopië
13 april-7 mei 2000
donderdag 13-04
Om 04.00 uur van huis vertrokken. We beginnen met 3 kwartier vertraging. Ook in Frankfurt vertraging. Na een stop in Caïro en in totaal ruim 10 uur vliegen landen we om 20.20 uur plaatselijke tijd (Ethiopië loopt 1 uur voor) bij Addis Abeba. Het is 18°. Na paspoortcontrole en geld gewisseld te hebben wacht ons een
onaangename verrassing: iemand heeft Jans tas meegenomen met daarin al zijn
kleding, foto- en filmmateriaal, etc. Wel bleef er zo’n zelfde tas, maar
kleiner, achter. Afwachten wanneer degene die de verkeerde tas nam wat van zich
laat horen. Voorlopig dus geen verschoninkje voor Jan.
vrijdag 14-04
Het Noorden.
Vandaag rijden we in noordelijke
richting. Onderweg heel veel eucalyptysbomen, die veel worden gekapt omdat de
bevolking op houtvuur kookt. Voordeel van deze bomen is dat ze heel snel
groeien. In een klein plaatsje drinken we koffie in een cafeetje, waar ook
mensen injerra, het nationale voedsel van Ethiopië, zitten te eten. Injerra is
een grote sponzige, wat zure pannenkoek, waarop ze groenten en vlees of vis met
een pittige saus doen. Op de vastendagen (woensdag en vrijdag) wordt de injerra
alleen met groenten gegeten. Dit gerecht eet je gezamenlijk en met de handen. Je
scheurt een stukje van de pannenkoek af en gebruikt dit om wat groenten en saus
op te pakken. Jan, die dit eetfestijn wel eens van dichtbij wil bekijken, wordt
uitgenodigd mee te eten. In het plaatsje blijkt ook een rouwdienst te zijn: er
wordt gezongen met een monotoon geluid. Onderweg veel mensen, meestal te voet,
maar je ziet ook mensen te paard. We rijden naar het klooster van Debre Libanos.
Het oude klooster is er niet meer, wel een nieuwe kerk met mooie
glas-in-loodramen. Het is allemaal niet heel erg indrukwekkend, maar wel is het
interessant de pelgrims te zien bidden en/of zingen.
Onderweg stoppen we voor de lunch: brood
met salade, klaargemaakt door enkelen van de groep op aanwijzingen van de gids.
We hebben een chauffeur (Ibrahim), een gids (Kubassi) en een hulpje
(Chawa). ’s Middags rijden we verder naar de kloof van de Blauwe Nijl. Helaas is
het erg heiig en moeten we nog 2x de bus uit: voor een lekke band en voor stenen
die van een berg gerold zijn. Het landschap is erg mooi, de weg erbarmelijk
slecht. Om 19.15 komen we bij het hotel in
Dejen
waar we buiten wat drinken en daarna eten. De reisleider (Jan Mens) heeft
bericht gekregen: de tas is gevonden. Hij wordt per vliegtuig naar Gondar
gestuurd, dus maandag weer eigen spullen. Gelukkig mogen we tot die tijd wat
fotorolletjes van anderen lenen. Tijdens het eten wordt de koffie gemaakt
volgens een bepaalde ceremonie: op een tapijt van bladeren en bloemen worden op
een houtskoolvuurtje de koffiebonen geroosterd. Er wordt ook een soort wierook
gebrand. De geroosterde bonen worden fijngestampt en met heet water in een zwarte pot op het
vuurtje gezet. De bittere smaak van de koffie wordt verzacht
door heel veel suiker. Soms wordt er kruidnagel of kardemom toegevoegd.
zaterdag 15-04
Om 8.30 uur vertrokken. In het plaatsje
waar gestopt wordt om koffie te drinken is markt. Geen ordening: iedereen gaat
maar ergens zitten. Soms met minimale hoeveelheden bonen of tef. Ook koemest in
ronde plakken wordt verhandeld en huiden. In het begin kunnen we nog een beetje
rondkijken, maar we trekken zoveel bekijks dat we al gauw omstuwd worden door
mensen. Na een half uur worstelen we ons terug naar de bus. Helaas geen tijd
meer om iets te drinken. We rijden vandaag door het gebied van de Amharen.
Gisteren zagen we vooral mensen van de Oromo. Bij de Oromo zijn de vrouwen bij
het vee. Bij de Amharen zijn de mannen de veehouders en doen de vrouwen het
zware werk. De Amhaarse mannen hebben blote benen en dragen meestal een groene,
groen-blauw geruite of witte omslagdoek. Wanneer ze hun stok niet voor het vee
gebruiken dragen ze hem als een juk over de schouders.
De buschauffeur geeft een lift aan een
jonge vrouw. Zij heeft als versiering een tatouage die van de wangen naar de kin
loopt. Dit geeft de indruk van een baard. Onderweg zien we een aantal gieren bij
een dood schaap. Na de lunch, die we op een heel idyllisch plekje gebruiken, rijden we naar
Bahar Dar aan het Tanameer. Het meer
ligt op een hoogte van 1840 m en is 85 km lang en 65 km breed. ’s Middags
betrekt het en gaat het onweren. We eten ’s avonds in het hotel.
zondag 16-04
Na het ontbijt vertrekken we met de boot.
Op het meer zien we een man in een papyrusboot varen. Het duurt een dag om zo’n boot te
maken en ze doen er ongeveer 14 dagen mee. Na ruim een uur varen komen we bij
het schiereiland Zeghè. Hier zien we de Ura Kidanemereth, een ronde lemen kerk
uit de 17
e eeuw met dikke houten deuren en veel kleurrijke
schilderingen. In de galerij rondom zitten veel gelovigen. De priester, onder
zijn parasol, gaat naar buiten, waar een ceremonie wordt gehouden. De gelovigen
zijn allen in het wit gekleed. Na afloop veel kinderen die je iets willen
verkopen. Dan varen we naar het eiland Kebran , waar het klooster van de H.
Gabriël is. Dit eiland is alleen toegankelijk voor mannen. Vrouwen zouden onrein
zijn. Een monnik zei desgevraagd: “Zou mijn pij branden zonder vuur?” De vrouwen
blijven dus bij de aanlegplaats. Al terugvarend naar het hotel zien we aan de
waterkant het papyrus hoog groeien. Wat verder zien we een grote groep pelikanen
op een klein eilandje. Verder nog aalscholvers en weer vlakbij het hotel zien we
een visarend.
We lunchen in de tuin van het hotel. ’s
Middags rijden we naar de Tisisat watervallen. Dit betekent ‘water dat rookt’ of
‘rook van de Nijl’. Het water stort zich 40 m naar beneden over een breedte van
400 m. Onderweg zien we prachtige vogels, zeer fel gekleurd.
’s Avonds heeft Jan hoofdpijn en ga ik
met een paar anderen van de groep naar een restaurantje. Daar eet ik enjerra met vis: erg scherp!
maandag 17-04
Vandaag naar Gondar vertrokken. De weg is
erg slecht. Tijdens een drinkstop onderweg zijn de kinderen erg opdringerig.
Ongeveer een uur voor Gondar krijgt de bus pech: gebroken veer. We besluiten
alvast vooruit te lopen. Onderweg komen we wat mensen tegen en het zonnetje
brandt aardig.
De bus wordt provisorisch gemaakt en we komen vroeg in de middag
in
Gondar. Deze stad was van de 16
e tot 19
e eeuw de
hoofdstad van het Ethiopische koninkrijk. De forten en paleizen zijn een
mengeling van Ethiopische en Europese stijlen. Vrijwel direct lopen we met een
paar reisgenoten naar het paleisdomein. Het is voor een groot deel verwoest door
een bombardement door de Engelsen in 1941. Het paleis van Fasilidas is helaas
gesloten i.v.m. restauratie, evenals het paleis van keizerin Mentawab. Verder
veel resten van gebouwen. In het verleden moet dit een imposant terrein geweest
zijn. Na afloop kopen we een paar ansichtkaarten en drinken wat op een terrasje.
Jan trakteert: zijn tas is terug. Eindelijk, na 5 dagen hitte, een schoon t-shirt
en schoon ondergoed.
dinsdag 18-04
We lopen we op ons gemak naar
het kerkje van Debre Birhan Selassie. Het ligt op een heuvel buiten Gondar (2239
m) en is door een muur omgeven. Het ligt er haast sprookjesachtig. Het kerkje heeft
prachtige schilderingen uit het eind van de 17
e eeuw. Deze zijn alle
nog in de oorspronkelijke staat. Het plafond is beschilderd met
serafijnenkopjes. Daarna drentelen we wat door Gondar en maken foto’s/video. De
mensen vinden het prachtig als ze zichzelf op het schermpje van de videocamara
kunnen zien. In de loop van de middag vertrekken we naar
Debark waar we rond etenstijd aankomen.
woensdag 19-04
Vandaag naar het Simiengebergte, waarvan
de hoogste top 4543 m is. Het is een vulkanisch berggebied, waar door erosie
spectaculaire ravijnen en rotsformaties zijn ontstaan. In de ochtend maken we
een wandeling van 3½ uur door een fabelachtig landschap. We zien een groep van
wel zo’n 150 gelada(= bloedend hart) bavianen. Ze worden zo genoemd omdat ze in
de paringstijd een vuurrode hartvormige vlek op de borst hebben. We kunnen ze
van betrekkelijk korte afstand observeren en de verschillende camera’s maken
overuren. Ook zien we een groep raafachtige vogels met papagaaiensnavels.
Na het eten maken de liefhebbers nog een
wandeling van 2½ uur naar een waterval. Weer een hele grote groep bavianen, waar
we ruim een kwartier stilletjes naar zitten te kijken. Het is prachtig om de
‘sociale verhoudingen’ in de groep te zien. Maar ook zien we wel 10 lammergieren
zweven bij de waterval. Op de terugweg laat zich nog een andere apensoort zien. Het was
een fantastische dag. We liepen op een hoogte van 3100-3300 m.
donderdag 20-04
Omdat het in het Noorden niet veilig is
door de schermutselingen aan de grens met Eritrea gaat ons bezoek aan Aksum niet
door. Al vroeg vertrekken we weer terug richting Gondar. Onderweg komen we in
een falashadorp, waar nog enkele falasha’s wonen. Dit dorp was vroeger een joodse
gemeenschap. De mensen zijn echter met ‘operatie Mozes’ in ’85 en ‘operatie Salomon’ in
’91 naar Israël gegaan. Er staat nog een kleine ronde lemen moskee. De meeste
inwoners van het dorp zijn nu christen geworden. Er zou nu nog 1 joodse vrouw
wonen. Zij is weduwe en heeft een klein souvenirwinkeltje, waar ze vooral
kleibeeldjes verkoopt van de koningin van Sheba (die volgens de verhalen in
Ethiopië geweest zou zijn) en van de leeuw van Juda met een davidsster. Ze lacht
verlegen en trekt, speciaal voor de camera’s, haar mooiste jurk aan. Een aantal
kilometers buiten Gondar slaan we de weg richting Lalibela in.
’s Middags stoppen we bij een paar
hutten. De reisleider en de gids vragen aan de bewoners toestemming om te mogen
kijken. De ‘boerderij’ bestaat uit 1 grote hut (woonruimte, kleine
slaapruimte en voorraadruimte) en 3 kleine (slaaphut, keukenhut en stal). Hoewel
heel primitief (leem en stro) ziet het er allemaal heel verzorgd en schoon uit.
De keuken heeft zelfs lemen ‘kastjes’. We slapen in
Debre Tabor (2900 m). De reisleider kondigt aan dat
het hotel ‘heel basic’ is. Dat blijkt ook wel, want het (gemeenschappelijke)
toilet is zo smerig dat er alleen in uiterste nood gebruik van wordt gemaakt.
vrijdag 21-04
Vandaag naar Lalibela. Net buiten Debre
Tabor, wanneer wat struikjes in zicht komen, gaat iedereen de bus uit voor een
soort massaal uitgesteld toiletbezoek in het struikgewas. Zo’n reis
verbroedert!! De weg is mooi en afwisselend. Wanneer we in het veld gaan lunchen
heeft Jan contact met een al wat oudere man, die met vezels (waarschijnlijk van
de eucalyptusboom) een touw aan het draaien is. Hilariteit bij hem en zijn
vrienden als Jan het ook probeert. Onderweg maken we nog een fotostop bij
een klein dorpje. In
Lalibela
hebben we een luxe hotel, maar helaas: de warme douche doet het niet.
zaterdag 22-04
Lalibela ligt heel geïsoleerd in de
bergen. Het is bekend vanwege de 11 monolitische kerken die hier uit de rotsen
gehouwen zijn. Veilig voor eventuele aanvallen van moslims is koning Lalibela
hier in de 12
e eeuw met de bouw van de kerken begonnen. Volgens de
legenda zouden engelen hem geholpen hebben en waren de kerken in twintig dagen
gereed. In werkelijkheid moet de bouw tientallen jaren geduurd hebben. Om 8.00
uur vertrekken we met een gids naar de kerken, samen met Hans en Marjolijn, onze
reisgenoten. De gids zal ons 's morgens de noordelijke kerken en ’s
middags de zuidelijke laten zien. Eerst de grootste: Bete Medhane Alem. Daarna
de Bete Maryam; deze kerk heeft schilderingen en hier bevindt zich ook de zuil
die in een doek gewikkeld is. In de zuil zouden verleden en toekomst zijn
gegraveerd. Wanneer de doek wordt weggenomen zullen de inscripties onleesbaar
zijn. Daarna Bete Maskal, Bete Denagel, Bete Golgotha en Bete Mikael. In de
meeste kerken staat een priester die ons steeds een ander kruis toont. Het is heel
indrukwekkend. Alvorens de verschillende kerken binnen te gaat moeten wij de
schoenen uitdoen. Op de vloer ligt stro. Het gevolg laat zich raden:
verschillende mensen hebben later vlooienbeten. Vervolgens zien we het
symbolische graf van Adam. Dan is er tussen de groepen kerken een riviertje ‘de
Jordaan’. Ten slotte lopen we naar de beroemdste: de Bete Guyorgis. Deze heeft
bovenop 3 kruisen en is naar beneden uitgehouwen. Heel, heel indrukwekkend.
Terwijl de gids thuis gaat eten lopen wij
naar de markt, waar onze reisgenoten en wij apart verder gaan. Ook hier is de
markt totaal anders dan wij gewend zijn: iedereen gaat ergens zitten en verkoopt
zijn of haar kippen, vee, kruiden, kleding, groenten, lege blikken/flessen, zout
of honing. Het is erg leuk om te zien. Hierna gaan we terug naar het hotel om te
eten en de gemaakte video te bekijken.
’s Middags om 15.00 uur staat onze gids
er weer. We bezoeken nu de kerken in het zuidelijk deel: Libanos, Emmanuel,
Mercurios en Gebriel & Rafael. Opnieuw om stil van te worden. Na alle kerken
bezichtigd te hebben neemt de gids ons mee naar een plaatselijke bar waar we een
soort alcoholische honingdrank proeven: een beetje flauw, niet vies, maar ook
zeker niet lekker. Na betaling van de gids lopen we verder door Lalibela en
drinken thee op een terrasje. Er loopt een aap rond die door anderen uit de
groep met koekjes gevoerd wordt (!), nogal bizar om deze beesten te eten te
geven terwijl er zoveel mismaakten en bedelaars zijn: heel triest.
’s Avonds stormachtige wind: het licht
valt uit.
zondag 23-04
We hebben besloten niet vroeg op te staan
voor de ceremonies in de kerken, maar uit te slapen. Om 9.15 gaan we met zijn
vijven + een plaatselijke gids de bergen in. We gaan naar een kerkje dat vroeger
klooster was: Asheten Mariam. We stijgen ruim 700 m en de klim er naar toe valt
behoorlijk tegen. Jongens lopen mee om je te steunen of je rugzak te dragen en
hopen zo iets te verdienen. Het kerkje is heel klein en donker. Om zijn kruisen,
ikonen en heilige boeken te kunnen laten zien haalt de priester dit alles naar
buiten!. Volgens zijn zeggen waren de boeken ongeveer 600 jaar oud en de bladzijden gemaakt van
geitenvel. We genieten nog even van het mooie uitzicht en lopen dan terug; ook
de terugtocht valt zeker niet mee. Rond 14.30 eten we met zijn vijven van een
enorme pizza met tomatensaus en verse tomaten, uien, etc. Dan gaan we weer
terug naar het hotel.
maandag 24-04
Met een klein groepje geïnteresseerden
gaan we naar het plaatselijke schooltje. Het is 3 jaar geleden gebouwd door de
Nederlandse Stichting Vrijwilligersorganisatie.We praten een hele tijd met het hoofd van de school.Er zitten dit jaar 619 jongens +
661 meisjes = 1280 leerlingen. Er is een groep leerlingen die ’s morgens les
krijgt, de andere groep ’s middags. Soms zitten ze met zo’n 90 leerlingen in een
klas. Niet iedereen heeft een schoolboek. Zowel de ochtend- als de middaggroep
krijgt tijdens de pauze een beker dunne pap waarin veel proteïnen en een paar voedzame biscuits.
Dit voedsel wordt door de regering verstrekt. Ook zitten de kinderen van
verschillende leeftijden in één klas. De salarissen worden door de regering
betaald. Voor leermiddelen krijgt de school per jaar slechts 200 birr. Dit is dan ook de reden waarom het
lesmateriaal grotendeels door de leerkrachten zelf vervaardigd wordt. Na het
bezoek aan de school drinken we koffie, maken een wandelingetje en eten tussen
de middag een kom soep. In de loop van de middag vertrekken we naar het
vliegveldje en om 17.45 landen we weer in
Addis Abeba.
dinsdag 25-04
Het Zuiden
Vandaag een hele lange reisdag van Addis
naar Sodo. Rondom Addis is de
weg nog goed, daarna wordt het snel minder. Onderweg zien we een aantal
neushoornvogels en verderop langs de weg liggen wat graven van de Oromo. Hierop
staan taferelen die iets zeggen over de overledene: koeien bij een boer, een man
te paard bij een soldaat. Aanvankelijk rijden we door rood savannelandschap met
acacia’s, cactussen en cactusbomen. Later wordt het landschap groener. De mensen
en kinderen zien er verzorgder uit dan in het Noorden. Ook minder mannen met
doeken. ’s Middags krijgen we een enorme onweersbui en komen uiteindelijk na
20.00 uur in Sodo aan.
woensdag 26-04
Vandaag een korte rit (4 uur) naar Arba
Minch, wat ‘40 bronnen’ betekent. Onderweg stoppen we bij een dorpje van de Gama
stam. De rolverdeling in het dorp is duidelijk: mannen zitten bij elkaar te
praten over ‘belangrijke zaken’, de vrouwen wassen, lopen met zware kruiken
water en grote bossen hout, enz. Opvallend zijn de bijenkorven in de vorm van
Afrikaanse trommels hoog in de bomen. Onderweg zien we nog olijfbavianen,
neushoornvogels en een watervalletje. Dan het Abayameer, dat koperkleurig is
door de ijzerhoudende deeltjes. Het hotel in
Arba Minch
ligt prachtig: vanaf het terras kijk je uit op 2 meren: het
koperkleurige Abayameer en het blauwe Chamomeer. Ze worden gescheiden door een
landtong, die ‘brug van het paradijs’ genoemd wordt. ’s Middags gaan we met een
groepje van 10 een tochtje maken in gammele bootjes op het Chamomeer, waar we
grote aantallen pelikanen, enorme krokodillen en nijlpaarden zien. Op de oevers
zien we een aantal grote vogels in de bomen (kraanvogels??).’s Avonds eten we
vis in het hotel: heerlijk, maar veel te veel.
donderdag 27-04
Wederom een kort ritje van slechts 4 uur. We
passeren een watergebied met heel veel prachtige vogels: ibissen, visarenden,
ooievaars en heel veel maraboes. Sommige hebben een grote krop. In het water
zwemmen hele grote vissen: meervallen. Het is uniek dat we deze dieren van zo’n
korte afstand kunnen zien. Het kost de reisleider dan ook enige moeite om ons
weer mee te krijgen om verder te gaan. Later stoppen we bij een plaatselijk
marktje. De vrouwen zijn nu heel anders gekleed dan in het Noorden en ook hun
haardracht is anders. Meestal willen ze niet gefotografeerd worden, maar ze zijn wel
heel nieuwsgierig: ze voelen aan je armen en m.n. voelen ze aan mijn haar. Een
vrouw heeft een pakje bij zich: in een opgevouwen bananenblad heeft ze vet waarmee ze hun haar insmeren. Vervolgens rijden we naar
Konso.
Na de lunch zetten we de tenten op en
bezoeken we een Konsodorp. Hiervoor is een permit nodig. Het dorp is omgeven
door een dikke muur in verband met oorlogen met andere Konso-clans. In het dorp
zijn de straatjes heel smal en de huizen zijn omgeven door houten palissades. De
gids vertelt veel en waarschijnlijk ook interessante dingen, maar door het
gepraat en geschreeuw van de vele kinderen en het van je afslaan van vreselijk
veel uiterst irritante vliegen is er helaas weinig aandacht voor zijn verhaal.
’s Avonds maakt Kobassi het eten klaar op een houtskoolvuur: champignonsoep,
rijst met een vissaus (of tomatensaus voor de vegetariërs) en koffie toe.
Verbluffend wat hij op een houtvuurtje voor een groep van 20 personen kan
klaarmaken.
’s Nachts horen we een monotoon gezang en
tromgeroffel, het lijkt een ritueel. ’s Morgens blijkt er ergens brand geweest
te zijn en het gezang was voor de goede afloop.
vrijdag 28-04
We gaan naar Jinka. Onderweg maken
we (stiekem, want het brengt ongeluk) nog een foto van voorouderbeelden. We
zien ook veel hele hoge termietenheuvels, die als schoorstenen (zowel qua vorm
als qua hoogte) in het landschap omhoog steken. Wanneer we onderweg lunchen
komen wat mensen van de Matai kijken. Later drinken we nog wat in een Banadorp.
Jan die altijd wel contact heeft, krijgt van een stel mannen een plaatselijk
alcoholisch drankje uit een kalebas aangeboden. Echt hygiënisch ziet het er niet
uit, maar in dit soort situaties moet je maar niet te veel nadenken over wat er
allemaal zou kunnen gebeuren. We kopen een neksteun bij een jongen. Als we weer
in de bus stappen wil hij hem terug: de steun blijkt van een ander te zijn en
hij mocht hem niet verkopen. Na een hoop gedoe krijgt hij zijn neksteun en wij
ons geld terug.
We zullen 2 nachten in Jinka slapen. De eerste avond, wanneer we
buiten zitten, komt er een enorme zwerm vliegende mieren op het licht van de
galerijtjes af. Wanneer we later iets uit onze kamer willen halen ligt er een
tapijt van dode insecten voor onze deur. De vleugels kraken onder je voeten! Gelukkig zijn ze
nauwelijks onder de kier van de deur door naar binnen gekomen.
zaterdag 29-04
Tegen 7.30 uur gaan we, staande in 2
pick-ups met een stang in het midden, op zoek naar de Mursistam. We rijden deels
door Mago Nationaal Park. De tocht is prachtig met schitterende vergezichten,
vogels in de mooiste kleuren, parelhoenders met een prachtige turkoise kleur,
grijze ibissen, apen en dik-diks (een hele kleine antilopensoort). De Mursi zijn
na 1½ uur al gevonden. Van alle kanten komen ze aanlopen. Met de chief wordt een
prijs afgesproken: 2 birr (ongeveer ƒ0,50) per foto. Een foto met 2 personen
kost 2x 2 birr. Video gratis. Het is net Volendam: puur commercieel, alle
spontaniteit is eraf. Je kunt niet met ze in contact komen: geen tijd, ze moeten
poseren voor geld. Ondanks dit blijft het bijzonder te weten dat deze mensen zo
leven. Ze dragen de schotels niet altijd in hun lip. Alleen vrouwen uit hoge
kasten mogen ze dragen. In de puberteit (sommigen beweren op jongere leeftijd)
wordt de onderlip doorboord en in de loop van de tijd opgerekt. We hebben een
vrouw gezien met een schotel zo groot als een klein ontbijtbord. Hoe groter de
schotel hoe meer een vrouw waard is. Het is dus ook een statussymbool. Ze
versieren hun haar met vruchten en blikken versiersels. De mannen
zijn vaak beschilderd met witte klei. Hoe dan ook: het is bijzonder.
Daarna rijden we terug via een andere weg
in het Nationaal Park. Wederom prachtig. We zien weer dik-diks, olijfbavianen,
wrattenzwijnen en een soort gazelles. Als we lunchen begint het te regenen en we
besluiten terug te rijden naar Jinka, waar we om 15.00 uur aankomen.
zondag 30-04
Door de andere tijdrekening is het
vandaag Pasen in Ethiopië. ’s Nachts om 3.00 uur horen we al gezang, dat
aanzwelt en weer wegsterft. Als het geluid vlakbij is ga ik buiten kijken (althans, dat
probeer ik want het is nog pikdonker): het blijken 2 dansende groepen te zijn
die al zingend door Jinka trekken. Daarbij veel fakkels en heel veel mensen. Af
en toe hoor je een voorbidder en antwoorden de mensen. Om 5.30 uur is het gezang
en gedans afgelopen.
Als we gaan ontbijten gaat het regenen en
het zal tot de middag zo blijven. We vertrekken naar Turmi en zien twee keer een
gier. Onderweg een paar zingende en hossende groepen mensen: vrolijkheid vanwege
Pasen. Het regent en de weg is bar slecht. Steeds denken we dat we zullen
blijven steken. Lunchen doen we in een Hamardorp, waar de vrouwen in dierenhuiden
gekleed zijn,
die soms met veel kraaltjes of schelpjes versierd zijn. In dit dorp kopen we
onze eerste mooie neksteun van een oude man. Op het eind van de middag gebeurt
waar we al zo lang bang voor waren: de bus loopt vast in een droge
rivierbedding; dus iedereen krijgt de opdracht stenen e.d. te zoeken om voor de
wielen van de bus te leggen. Na een poging de bus los te trekken/duwen zit hij
nog dieper vast. De Hamarbevolking komt intussen ook eens een kijkje nemen. Alle
bagage wordt van de bus gehaald, zodat deze minder zwaar is. Na ruim 2 uur graven
lukt het de bus los te trekken. Na in
Turmi eerst langs de plaatselijke politiepost te
zijn gegaan (omdat we vlakbij de Keniaanse grens zijn) komen we bij onze
campingplaats: een prachtig stukje onder de bomen langs de rivier. We zetten de
tenten op en Kobassie kookt: champignonsoep, spaghetti met tomatensaus. Met een
glaasje wijn en koffie toe is dat een hele luxe!
maandag 01-05
Al vroeg wakker. Het is prachtig om in je
tent onder een grote boom naar alle vogelgeluiden te luisteren. Rond 6.30 uur
zetten de eerste mensen zich met hun handeltje naast de kampplaats neer.
Kobassie en zijn helpers zijn al met het ontbijt bezig: een soort krokante
pannenkoeken met jam of honing; erg lekker. Een deel van de groep gaat met de bus naar
Turmi; wij besluiten te lopen. Als we in Turmi komen is het nog niet druk, maar
in de loop van de ochtend wordt het steeds bedrijviger. Het is een zeer
autentieke markt, compleet met ruzietjes tussen de vrouwen. De handel bestaat
uit bundels brandhout, hooi, geiten, honing, oker+vet om in het haar te smeren,
kruiken, zout, wat bonen en heel weinig groenten. Later blijkt dat de groenten
in grote kalebassen bewaard worden en daarom niet zichtbaar zijn. De vrouwen
hebben oker in het haar en geitenvellen om. De mannen zijn vaak beschilderd en
hebben soms een kleikapje met een veer erin op het hoofd. De neksteuntjes zorgen
ervoor dat tijdens de slaap de klei niet stuk gaat. We kopen nog een mooi
neksteuntje. De jongen van wie we het steuntje gekocht hebben kan het geld niet
wisselen, dus lopen we naar de hut waar hij woont. Binnen wordt er uit een tas,
gewikkeld in plastic, een stapel birrs te voorschijn gehaald. Op het eind van de
ochtend besluiten we weer terug te lopen. Onderweg zien we een soort
kameleon. Het is gloeiend heet en we doen er 3 kwartier over.
Na de lunch en een half uurtje rust gaat
een groepje een wandeling maken naar een Hamardorp. Ik blijf in de tent lezen.
Jans verslag van de wandeling: stuk richting Turmi gelopen en toen de velden in. Een paar hutjes van boomstammetjes;
ze zijn verlaten. Naar het volgende gehucht. Eén hutje is bewoond. In de hut
leven man+vrouw+ouders van de man. De man heeft meerdere vrouwen. Deze leven in
andere hutjes. Op het zoldertje van de hut slapen ze. Onderweg collobusapen en
een mooie, zeer grote bloem gezien, waarvan de lucht vreselijk was. Het leek op
de lucht van bedorven vlees.
’s Nachts gaat het verschrikkelijk
waaien, maar het blijft droog.
dinsdag 02-05
Weer terug richting Noorden. Het is zwaar
bewolkt en de weg erg slecht. We stoppen nog even in een dorp van de Abore en
drinken wat in Wayto, waar we ook al op de heenweg waren. De rit verloopt zeer
voorspoedig en besloten wordt naar Arba Minch door te rijden i.p.v. naar Konso.
Tussen Konso en
Arba Minch
blijkt het de afgelopen dagen heel veel geregend te hebben. Er staat nu water in
rivierbeddingen, die op de heenweg droog waren en op sommige plaatsen is de weg helemaal
overstroomd. We arriveren tegen de avond weer in Arba Minch en als blijkt dat er
voldoende kamers in het hotel vrij zijn, en een 2 pers. kamer 60 birr blijkt te
kosten (nog geen ƒ18,-), kiest iedereen ervoor om in het hotel te slapen in plaats van in een tentje.
woensdag 03-05
Vannacht heeft het gestormd en geregend.
Er is in de omgeving van Arba Minch ontzettend veel regen gevallen: wegen onder
water en kolkende rivieren. Het kleine watervalletje dat wij op de heenweg zagen
is nu een brede woeste waterval waarvan het bruine water in een kolkende rivier
stroomt. Onderweg ergens een stukje cake gekocht en later ook nog wat pinda’s bij een straatverkopertje.
Na Sodo lijkt de weg wel een mierenpad: grote hoeveelheden mensen altijd
onderweg ergens naar toe. De laatste kilometers naar het hotel aan het
Langanomeer lopen we tussen de
bloeiende acaciabomen: een sprookjesachtig gezicht.
Bij het terras van het hotel
is een grote boom waarin heel veel wevervogeltjes bezig zijn hun nestjes bouwen.
Het is schitterend om te zien en je kunt hier eindeloos naar kijken. In dit meer
kan gezwommen worden (geen bilharzia).
donderdag 04-05
Wederom zware regenval ’s nachts. We
vertrekken in de stromende regen. Onderweg stoppen we om naar watervogels te
kijken: het zijn er niet veel. Wel zien we ergens kamelen. Wanneer we er foto’s
van willen maken wordt een herdersjongen haast hysterisch en dreigt met stenen te
gooien. Hij behoort tot het nomadenvolk van de Kereyo. Zij geloven dat je door
foto’s de geest van mensen/dieren meeneemt, waardoor de dieren misschien ziek
worden.
’s Middags klaart het op en we arriveren
om 15.30 in
Nazret, een behoorlijke stad. We lopen wat rond, maar er is niet
veel te beleven, behalve een paar jongetjes die hinderlijk om ons heen blijven
draaien. We besluiten in de hoteltuin wat te relaxen en eten later in het hotel.
vrijdag 05-05
Vannacht onweer en veel, heel veel regen.
Na het ontbijt is het droog en al spoedig komt de zon door. We rijden naar Awash
Nationaal Park en zien daar een kudde beisa oryx (een grote gazellesoort), een
koribasterd (zwaarst vliegende vogel ter wereld) en 2 , een beetje
hoenderachtige, vogels. De waterval in de Awashrivier is prachtig. Na de lunch
zien we een hele kudde beisa oryx. Ze hebben prachtige lange hoorns. In
Nazret halen we onze bagage op en vertrekken naar
Addis Abeba, waar we na 1½
uur file om 19.00 uur aankomen.
zaterdag 06-05
Na het ontbijt kopen we een prachtig
fotoboek over Ethiopië, wat we bij een kopje koffie in het hotel
rustig gaan bekijken. Daarna brengen we de bagage in de luggageroom en lopen in 3 kwartier naar
het Maskalplein (en niet in 3 uur zoals de receptioniste ons
vertelde!). Dan naar de Piazza, waar we iets drinken en in gesprek raken met een Ethiopiër
die in de Oekraïne gestudeerd heeft. Hij vertelt ons dat Ethiopië eigenlijk een
vruchtbaar land is, maar door de overmatige houtkap spoelt het regenwater alle
vruchtbare grond weg. Na de hevige regenval van de laatste dagen en het zien van
de bruine (meegevoerd slib) rivieren kunnen we ons daar wel iets bij
voorstellen. De 8-hoekige St. Georgiskerk, is helaas gesloten. Daarna is het even zoeken naar het etnologisch museum, dat op het terrein
van de universiteit ligt, waar we worden rondgeleid door 2 (avond)studenten, die ons
ook de weg naar het museum gewezen hebben. Halverwege de middag begint het weer
eens te regenen en we gaan terug naar het hotel met een taxi. En dan maar
wachten tot we om 20.15 om naar het vliegveld kunnen gaan. Hier nemen we
afscheid van Ibrahim en Kubassie. Dan is het eindeloos wachten bij de
paspoortcontrole. Van onze laatste birrs kopen we nog een t-shirt en we
vertrekken precies op tijd: 22.50 uur.
zondag 07-05
Na een voorspoedige vlucht landen we om 9.40 op
Schiphol. Het is
zomers warm in Nederland. Stef haalt ons op met bloemen en om 11.00 uur zijn we
weer thuis na een prachtige en onvergetelijke reis.
Baobab
Home Reizen van Jan en Carla