Home Reizen van Jan en Carla

Madagaskar

  21 juli – 19 augustus 2010

kaart1

Vanwege veranderingen in het schema van binnenlandse vluchten zijn in de reisroute de volgende wijzigingen aangebracht:

Antananarivo (Tana) – Miandrivazo – Tsiribihinarivier – Bekopaka – Morondava – Tuléar – Ifaty – Isalo N.P. – Ranomafana – Ambositra – Antsirabe – Tana – Andasibe – Ankanin’ny Nofy – Mahambo (ligt tussen Tamatave en Ile Sainte Marie) – Ile sainte Marie – Tana – Amsterdam.

kaart2

MADAGASKAR IN HET KORT:

Geografie: Het eiland ligt 400 km ten oosten van het vasteland van Afrika, daarvan gescheiden door de Straat van Mozambique. Het is het drie na grootste eiland ter wereld (1580 x579 km), na Groenland, Nieuw-Guinea en Borneo. Qua oppervlakte is het ongeveer veertien maal Nederland en telt ruim 18 miljoen inwoners waarvan de helft jonger dan twintig jaar is.

Geschiedenis: Zo’n 1500 tot hooguit 2000 jaar geleden kwamen de eerste inwoners naar het eiland. In 1894 werd het koninkrijk Madagaskar een Franse kolonie. In de periode tussen de beide wereldoorlogen werd het Madagaskarplan onderzocht op haalbaarheid. Het plan beoogde alle joden uit West-Europa te verschepen naar Madagaskar. In 1960 werd het land onafhankelijk van Frankrijk.

Landschap en klimaat: Madagaskar wordt ook wel het 'Rode Eiland' genoemd vanwege de rode aarde. De bergketen die over de hele lengte van het eiland loopt, zorgt voor uiteenlopende klimaattypes. Hierdoor kent iedere zijde van het eiland een andere begroeiing variërend van dorre stekelwoestijn en groene rijstterrassen tot tropisch regenwoud. Madagaskar heeft een tropisch klimaat, maar van gebied tot gebied zijn er echter grote verschillen die met name worden bepaald door de hoogte. In berggebieden kan het ’s winters rond het vriespunt zijn. Door de ligging op het zuidelijk halfrond zijn de seizoenen tegenovergesteld aan die in Nederland.

Fauna en Flora: 90% van alle lemuren (halfapen) en de helft van alle kameleonsoorten leven op Madagaskar. De lemuren hebben zich kunnen ontwikkelen door het vrijwel ontbreken van roofdieren. De indri is de grootste van de lemuren. De flora is eveneens indrukwekkend. Het eiland telt zeven verschillende soorten baobabs, terwijl er op het Afrikaanse vasteland slechts één soort voorkomt. Daarnaast zijn er zeldzame cactussen en aloë’s.

Bevolking: De voorouders van de meerderheid van de bevolking komen uit Indonesië, Malakka en Melanesië. Het eiland wordt wel eens beschreven als een mengeling van Afrika’s mooiste kleuren en Aziës mysteries. En hoewel het eiland bij Afrika hoort is het noch Azië, noch Afrika. Er zijn achttien erkende bevolkingsgroepen: iedere bevolkingsgroep hecht zeer veel waarde aan het behoud van haar eigen cultuur. De bevolking is straatarm: ongeveer 1 tot 2% van de bevolking bezit 90% van het vermogen. Een middenklasse bestaat er nauwelijks. 70% van de bevolking leeft op het platteland en de economie is bijna volledig gebaseerd op de landbouw. Rijst is het belangrijkste landbouwproduct.

Op het platteland leven de meeste mensen nog volgens oude tradities en rituelen. De familie staat centraal. Ouderen dien je te gehoorzamen en te respecteren. Overgrootouders, grootouders, ouders, kinderen en kleinkinderen wonen samen in een huis. De kinderen worden gezamenlijk opgevoed. Trouwen doe je meestal met iemand van dezelfde bevolkingsgroep.

Gewoonten en gebruiken: Madagaskar is het land van de fady, zogenaamde regels die gedicteerd zijn door de voorouders en in ieder geval nageleefd moeten worden. Het zijn taboes gebaseerd op vroegere ervaringen. Fady is erop gericht een goede relatie met de voorouders te onderhouden. Plekken met veel fady zijn bijv. kerkhoven, graven en heilige bomen. Tam tam is het gelige of roodachtige gezichtsmasker dat vrouwen en meisjes op hun gezicht doen. Het beschermt hun gezicht tegen de zon en de hitte van het vuur.

Religie: Ruim 50% van de bevolking hangt een inheemse religie aan, ongeveer 40% is christen en 8% is moslim. Voorouderverering neemt een belangrijke plaats in het dagelijkse leven van de Malagassiërs.

Taal: Malagassy, stamt van het Indonesisch en kent veel dialectvormen. Daarnaast wordt Frans gesproken.

 

VERLOOP VAN DE REIS

dinsdag 20 juli Ruurlo > Schiphol
We worden tegen zessen door de buurvrouw naar station Ruurlo gebracht. Erg fijn, want het is ruim 30° en dan is lopen met zware bagage, ook al loopt die op rolletjes, geen pretje. Aangezien onze vlucht morgen al vroeg gaat hebben we deze keer een hotel op Schiphol geboekt; letterlijk op de luchthaven want we moeten de douane passeren om bij het hotel te komen. We eten nog een kleinigheid en na Nova (we krijgen nog net mee dat ‘Paars plus’ mislukt is) duiken we het bed in, want het is morgen weer vroeg dag.

woensdag 21 juli Vertrek Amsterdam > Aankomst Antananarivo
Heerlijk geslapen en we zijn meteen op het vliegveld. Dit experiment is ons goed bevallen. Om kwart over zeven stijgen we op richting Parijs waar we ongeveer twee uur de tijd hebben om over te stappen; dat valt dus mee. Om half elf  vliegen we naar Madagaskar, dat was tenminste de bedoeling, want we vertrekken uiteindelijk met ruim een uur vertraging (later begrijpen we dat dit waarschijnlijk te maken had met stakingen bij de verkeersleiding in Parijs). We landen op Madagaskar om half elf  plaatselijke tijd (het is hier één uur later dan bij ons). Om meer toeristen te trekken kan het visum gratis op de luchthaven gehaald worden. Dit kost je dan wel twee uur en of de toeristen dáár nu echt blij van worden ….? Je paspoort gaat door vijf  paar handen die de nodige stempels zetten en tot slot komt er nog een ferme handtekening op.

We zijn in Antananarivo, kortweg Tana. We overnachten in een hotel buiten de stad, vijf minuten vanaf het vliegveld, zodat we de volgende ochtend direct weg kunnen. Pas om kwart over twee uur kunnen we eindelijk gaan slapen. 

donderdag 22 juli Antananarivo (Tana) > Miandrivazo
Het wordt wederom een lange reisdag. Omdat het vluchtschema van de binnenlandse vluchten veranderd is rijden we in één keer door naar Miandrivazo in plaats van er twee dagen over te doen. In een buitenwijk van Tana gaan we eerst naar een supermarkt waar ieder zijn eigen lunch gaat kopen. Bij de bakker naast de super hebben ze heerlijk stokbrood. Die vaardigheid hebben de Fransen toch mooi in Madagaskar achtergelaten. In de stad zien we een auto met het opschrift ‘De kleine winst’ rijden. Bizar om dat hier te zien. Dicht bij Tana zijn heel veel bedrijfjes waar met de hand van klei bakstenen gemaakt worden. Dan rijden we door tot het middaguur en in een bos, heel romantisch op een bedje van dennennaalden, picknicken we. Lekker zo’n vers broodje met Franse kaas, een yoghurtje en wat fruit.

We rijden verder door een erg mooi vulkanisch landschap met rotsachtige heuvels en veel grasland: het land van de zeboes en cassaveplantages.

Helaas geen tijd voor een fotostop. Op het platteland wordt vrijwel alles vervoerd met houten karren, die getrokken worden door één of twee zeboes. En heel veel rijstvelden. Mensen zie je eindeloze stukken langs de weg lopen. In de loop van de middag hebben we een nog koffiestop in Antsirabe. Vlak voordat het donker wordt nog even een sanitaire stop gemaakt, dan kun je tenminste nog zien waar je gaat zitten. En dan is het doorjakkeren tot Miandrivazo waar we in de loop van de avond arriveren. Een houten deur met een haakje erop en grote kieren aan de bovenkant is de afscheiding naar de kamer van de achterburen, dus mind your words!

vrijdag 23 juli Miandrivazo > Tsiribihinarivier
Achter de naam Miandrivazo zit een romantisch verhaal. Koning Radama zou ooit zijn mannen erop uit hebben gestuurd om zijn geliefde te zoeken. Hij wachtte zelf in het dorp totdat hij met haar herenigd zou worden. Miandrivazo betekent in het Malagassy ‘op vriendin wachten’ en zo zou de naam van dit plaatsje ontstaan zijn. Vandaag gaan we beginnen aan een meerdaagse boottocht op de Tsiribihinarivier. Ons eerste doel deze dag is het politiebureau, want zonder de benodige papieren geen boottocht. Ze willen allerlei paperassen van de reisleidster hebben die een vorige keer niet nodig waren. Dan alle paspoorten laten zien en tot slot willen ze van iedereen het beroep, het adres en (lach niet, het is echt waar) de namen van je vader en je moeder! Alles wordt keurig opgeschreven. Dit grapje duurt ruim een uur. Uiteindelijk gaan we richting Masiakampy op twee uur reisafstand van Miandrivazo. Eerst een kwartier over een asfaltweg en vervolgens nog een dikke anderhalf uur over een zeer bultig pad. Hier ligt de chaland, dat is een motorboot met dakterras en keukentje aan boord. Vooral de plaatselijke jeugd vindt ons zeer interessant.

Op het bovendekje is het heerlijk toeven: goede temperatuur, lekker windje en je laat het landschap aan je voorbij glijden. In de loop van de middag leggen we aan en lopen een eindje de jungle in. En ja hoor, we zien een bruine lemuur, de eerste deze reis. En als je even wat langer kijkt zie je er nog een paar. Een eindje verderop is een watervalletje. Het is droge tijd, dus geen geweldige watermassa,maar je kunt er heerlijk onder poedelen. Heel bijzonder in zo’n mooie omgeving.

.

Niet zo ver hier vandaan, op een soort zandbank, worden de tentjes opgezet. Erg luxe dat je dat niet zelf hoeft te doen.

Na het eten speelt Elly, die in het dagelijks leven muzieklerares is,  voor ons een stukje op de fluit.

zaterdag 24 juli Tsiribihinarivier
Na een wat onrustig nachtje ontbijt. Sanitaire voorzieningen zijn hier uiteraard niet, dus kan je je douchen onder de waterval. We zakken verder de Tsiribihinarivier af en bij een dorpje stappen we even af.

Hier zouden ze van de tabaksteelt leven, maar daar is weinig van te zien. Het dorpsleven lijkt hier erg rustig. Al verder varend wordt de omgeving steeds vlakker. We zien een roofvogel, een aantal blauwe en witte reigers en wat eenden; dat is het wel wat betreft vogels. En dan opeens zien we een kleine nijlkrokodil zwemmen en wat verderop ligt er een grote bij de kant.

Kindertjes op de oevers zwaaien enthousiast naar ons. Op de achterplecht zit een van de bootsmannen voortdurend Afrikaanse wijsjes te zingen; dat geeft je echt het gevoel in Afrika te zijn. De eerste baobabbomen worden gesignaleerd. In de namiddag zien we in de verte opwaaiend zand. Zo lijkt het, maar de wolken verplaatsen zich wel raar voor zand. Het blijkt dan ook een grote wolk insekten (waarschijnlijk sprinkhanen) te zijn. Het is fascinerend om te zien.

We slapen weer in ons tentje op de oevers van de rivier en hoewel je in de verre omtrek geen hutten ziet komen de mensen, vooral kinderen, binnen de kortste keren een kijkje nemen. Tijdens het eten is er op het zand al een kampvuur gemaakt en daar wordt door de bevolking een voorstelling georganiseerd: er wordt gezongen en gedanst en we krijgen zelfs een klein zakje chips om erbij te knabbelen. Met deze ‘voorstelling’ verdienen de mensen weer wat extra’s en dat kunnen ze goed gebruiken.

zondag 25 juli Tsiribihinarivier > Bekopaka
Vannacht is het wat kouder geweest en als we opstaan hangt er een nevel over de rivier: prachtig. Ook in de tent is het behoorlijk vochtig en de slaapzak is nat geworden. Wanneer de tenten ingepakt worden zijn er weer talloze kindjes, de meesten erg verlegen. Jan laat ze naar de MP-3 speler luisteren: dat vinden ze maar gek

.

We vertrekken nu voor ons laatste traject op deze rivier. De sanitaire stops lijken bij voorkeur dáár gemaakt te worden waar geen struikje te vinden is en zelfs naar een verdwaalde grasspriet moet gezocht worden, dus inmiddels zijn we onze eventuele gêne wel kwijt. Na ± 146 km varen gaan we in Belo-sur-Tsiribihina bij een pont van boord in de veronderstelling dat we met deze pont verder zullen gaan. Maar dat is een verkeerde gedachte: we wachten daar op de laatste 4x4-jeep. Als deze na anderhalf uur gearriveerd is kan de tocht naar Bekopaka beginnen. Het is een ware overlevingstocht. Als eerste de keus hoe half dood te gaan: van de warmte (ramen dicht, buitentemperatuur ver boven de 30° en geen airco) of stikken in het stof (ramen open en constant grote wolken rood stof happen want de weg is natuurlijk onverhard). Toch maar voor het laatste gekozen. Vooral het eerste uur dringt het stof overal in. De weg is vreselijk slecht: mul zand, keien, enorme kuilen, bochtig, riviertjes die we door moeten; we voelen ons alsof we de Cameltrofee rijden.

Na ruim vier uur stuiteren en schudden komen we in het donker bij een kleine bac (=pont) aan, die twee  keer de Manambolorivier over moet varen om de hele groep plus de vier jeeps naar de overkant te krijgen. Dan nog een paar kilometers en we zijn bij het hotel. Ze hadden ons voorbereid op ‘een zeer primitief hotelletje’, maar kennelijk is er wat veranderd want het is een prima hotel. Voor iedereen een apart huisje met veranda. En eindelijk een goede douche met warm water: de eerste na ons hotel op Schiphol!

maandag 26 juli Bekopaka
Na een goede nachtrust en vroeg ontbijt staan we om zeven uur weer bij de jeeps. Het grootste deel van de groep gaat vandaag naar de ‘Kleine Tsingy’. Het nationale park Tsingy de Bemaraha is één van de grootste beschermde gebieden van Madagskar en is een Unesco World Heritage Site. Het park heeft merkwaardige rotsformaties. Ze hebben vlijmscherpe punten, veroorzaakt door regen en wind. Hier groeien allerlei zeldzame planten en bomen. Bij het kantoortje voor de kaartjes is het weer ruim een uur wachten: this is Africa!

Onder leiding van een gids (in alle nationale parken is een gids verplicht) maken we een wandeling van vierenhalf uur. We lopen door een gebied van grillig gevormde karstformaties. Het is klauteren van de ene rotspunt naar de andere en soms is het zó nauw dat je er zijwaarts, ontdaan van rugzak enz., nauwelijks doorheen kan. Het is zeer indrukwekkend.

Via ijzeren trappetjes kun je op een klein platform komen en kijk je uit over dit stenen spijkerbed. Als we daar staan zien we weer de wolken insecten. Het zijn er vele, vele malen meer dan twee dagen geleden. De lucht is op sommige plaatsen bijna zwart. Onze gids kijkt met stomme verbazing: dit heeft hij niet eerder gezien. Het is beklemmend en tegelijkertijd heel uniek dat wij dit nu voor de tweede keer zien! De beesten komen heel dichtbij en zijn wel tussen de vijf en tien cm groot.

In de verte zien we overal vuurtjes waarmee de mensen de insecten hopen te verjagen. Ook rennen ze met stokken schreeuwend heen en weer, maar tegen deze overmacht van ontelbare beestjes is niets bestand. Het is heel triest voor de bevolking die hier van hun akkertjes moet leven. We staan minstens een half uur naar dit fenomeen te kijken, ze blijven maar komen!Later gaan we naar het bosachtige deel van de kleine Tsingy.

Hier zien we o.a. paddestoelen, een mierennest in de boom en fossiele resten van koraal en schelpen. En dan komt het cadeautje: we zien een lemuur, bruin van kleur. En een eindje verder een sifaka-familie. Deze dieren zijn wit met zwart op de kop. Prachtig om te zien en schitterend hoe ze van boom naar boom springen.

Na vierenhalf uur zijn we weer bij de auto’s. ’s Middags lekker relaxen zodat we straks weer opgeladen zijn voor de avondwandeling. Eerst is er nog wat gesteggel over de prijs want volgens de reisleidster is die veel te hoog, maar uiteindelijk gaan we gewapend met zaklantaarn en camera het bos in. Als eerste zienwe een muislemuur.

Dit beestje past in de palm van je hand en weegt maar veertig gram en verder o.a. een paar kameleons, een grote zwart-witte spin, een paar mini-mini kikkertjes en een nachtvlinder. Voordat we gaan eten zien we een slang in de tuin van het hotel, die vrij rustig blijft liggen. De volgende dag wordt de huid van de slang gevonden. Wellicht was het dier daarom zo apathisch.

dinsdag 27 juli Bekopaka > Morondava
We vertrekken om kwart voor zeven want we willen bij zonsondergang de ‘Avenue des Baobabs’ zien. Bij het pontje is het meteen raak: er staat een lange rij auto’s te wachten en er kunnen er maar drie tegelijk op, dus … anderhalf uur wachten.

 

Dann rijden we weer dezelfde weg terug als twee dagen eerder: vier uur lang diepe kuilen en sleuven. Na het middaguur komen we weer in Belo, een plaatsje van niks, maar waar ze wel een voortreffelijk restaurantje hebben. Wat te denken van gebakken zeboelever met een honing-gembersaus, gamba’s en een warme fruitsalade? En alles ook heel mooi opgemaakt. Dat verwacht je hier niet. Eigenlijk vinden we dat we het ook wel een beetje verdiend hebben na zo’n barre rit!Nog een klein eindje rijden en dan moeten we op een grotere bac. Hij ligt al klaar, dus … Maar nee, er staat al een jeep op de pont en dan kunnen wij niet met nog eens vier jeeps plus passagiers erbij. Er wordt wat onderhandeld maar de eerste jeep blijft natuurlijk staan waar hij staat. Uiteindelijk wordt alle bagage overgeladen in één jeep en worden met behulp van matrasjes nog wat extra plaatsen achter in de drie overgebleven jeeps gecreëerd. En dan is het wederom vier uur schudden en hobbelen over een zelfde soort weg als in de ochtend. Het lijkt wel of de sprinkhanen ons achtervolgen, want een kleine hoeveelheid zwermt nu rond de bus. Rond vier uur zien we de ‘heilige baobab’ die al achthonderd jaar oud zou zijn en even later twee enorme in elkaar gedraaide baobabs die de ‘Baobab Lovers’ genoemd worden.

.

En uiteindelijk, tegen half zes, zijn we bij de beroemde Avenue des Baobabs.

We zijn hier zeker niet alleen. Jammer, maar wel te verwachten. Wanneer de zon echt onder is rijden we naar Morondava waar we zullen overnachten. Vrij snel na de Avenue komen we op een asfaltweg en het is dan nog slechts veertien km rijden. Maar te vroeg gejuicht: er zitten grote gaten in het asfalt en dat is bijna nog erger dan rijden op de onverharde wegen. Het is zigzaggen en regelmatig wordt er ook naast de weg gereden. We kunnen ons niet herinneren het ooit zo meegemaakt te hebben.

Toch weer een uur rijden naar de plaats van bestemming. Zo alles bij elkaar zijn we ruim twaalf uur onderweg geweest. Eerst douchen, want het rode stof zit overal, dan eten en naar bed.

dinsdag 27 juli Morondava
Morondava schijnt een heerlijk klimaat te hebben: het is er tien maanden per jaar vrijwel altijd zonnig en een zeewindje zorgt ervoor dat de temperaturen niet al te hoog oplopen. Helaas zullen we hier weinig van mee krijgen want de bagage moet al weer om kwart over zeven  buiten staan. We zien nu pas goed waar we logeren: rietgedekte bungalowtjes direct aan het strand onder de palmbomen. Op de rimpelloze zee zien we talrijke zeilbootjes. Met een rammelend busje en een aparte pick-up voor de bagage gaan we naar het vliegveld waar we om acht uur aankomen. Uiteindelijk moeten we naar Tuléar, maar omdat het vluchtschema veranderd is vliegen we via Tana naar Tuléar. Zoals we inmiddels weten gaat niets in dit land zoals je zou verwachten want om half elf komt het bericht dat de vlucht gecanceld is. Gelukkig staat de reisleidster als eerste bij de balie om een hotel te regelen. De al ingecheckte bagage wordt weer opgehaald en dan weer terug naar de stad in een zelfde rammelend vehikel. Maar nu wordt ook de bagage erbij gepropt en zitten we als haringen in een ton. Helaas kunnen we niet naar hetzelfde hotel van de afgelopen nacht. We lunchen bij een Italiaan waar het eten goed en de porties groot zijn en nemen daarna met Linda en Ruben een taxi naar de bank om geld te wisselen. En dat is ook niet mis: check, check, dubbel check. De paspoortgegevens worden nauwkeurig overgenomen en na ondertekening van een groot papier krijgen we een indrukwekkende stapel Malagassy ariary mee. Weer terug bij het hotel pakken we de badkleding en zoeken het strand op, waar overigens geen mens te zien is. Het water ziet er niet erg schoon uit, dus dat vergeten we maar even. Er staat een heerlijk briesje en wat lezen en schrijven is ook fijn. 

woensdag 28 juli Morondava > Tuléar
Nieuwe dag, nieuwe kansen: we gaan wéér proberen om in Tuléar te komen. Deze keer lukt het wel, en om tien uur komen we via een rechtstreekse vlucht in Tuléar aan. Bagage in de bus en dan rijden we al weer over een piste (=onverharde weg) naar Ifaty, een klein vissersdorpje. De weg loopt evenwijdig aan de kustlijn en het landschap is hier totaal anders dan dat van de vorige dagen. Het is erg droog, veel cactussen en agaves. Bomen ontbreken. Het is vooral stekelig struikgewas.

Op de hobbelweg komen we ook regelmatig de taxibrousse tegen: een vrachtwagen met aan de zijkant spijltjes. Erin zitten de mensen dicht op elkaar gepakt en op het dak ligt een hoge berg bagage vastgebonden. Dit is het vervoer tussen de dorpen en steden.

Rond het middaguur komen we bij het hotel dat ook hier bestaat uit huisjes dicht aan het strand. Omdat er verandering van weer op komst is kan morgen de boottocht om walvissen te kijken niet doorgaan. In de maanden juli en augustus zwemmen migrerende walvissen door de straat van Mozambique. Enkele groepsleden kiezer ervoor om te gaan duiken of snorkelen. Later horen we dat de onderwaterwereld teleurstellend was, dus we hebben niet veel gemist. Wij gaan met Eveline en Chris onder leiding van een gids het ‘spiny forest’ in. Hij wijst ons op verschillende vogels en vertelt over de verschillende bomen, hun specifieke kenmerken en waarvoor ze gebruikt worden.

En baobabs zien we in alle vormen en maten. De sponsachtige stam van de boom bevat een grote hoeveelheid water, dat afgetapt kan worden via een gat in de stam. Sommige dertig meter hoge soorten zouden wel zestig duizend liter vasthouden. De meeste bomen worden een paar honderd jaar oud en gaan niet dood als ze ontdaan worden van hun bast en ze zijn ook bestendig tegen vuur. De stam wordt gebruikt voor dakbedekking of als trog voor het vee. De vruchten van de baobab bevatten olie waarin gebakken wordt en de harde ronde schil wordt gebruikt als waterkom.

vrijdag 30 juli Ifaty
Er staat duidelijk meer wind vandaag, dus snorkelen is nu echt niet mogelijk. Na het ontbijt lezen en schrijven we even op het bankje voor ons huisje. Daarna lopen we met Eveline en Chris een heel eind langs het strand. Veel kinderen die ons kralenkettingen proberen te verkopen, of schelpen. Vrouwen proberen geld te verdienen door pareo’s of honing te verkopen die ze in flessen op hun hoofd dragen. Of ze willen je een massage geven. De smalle vissersbootjes liggen op het droge en de sleepnetten worden het strand opgetrokken.

Achter het strand ligt een gebied met cactussen en andere woestijnachtige planten. Ver voorbij het wat toeristische deel (hoewel dit ook niet veel voorstelt en meer dan een handjevol toeristen zien we niet) drinken we wat. Dan lopen we weer een eind terug en zien jongetjes spelen met zelfgemaakte bootjes, die er precies zo uitzien als die van hun vader: één zeil en één drijver.

Bij een ander restaurantje nemen we een lichte lunch en lopen dan van het strand af, richting het dorp om daar eens rond te kijken. Het is een echt Afrikaans dorp en bestaat volledig uit rieten hutjes. De tijd lijkt hier stil te staan. Aangezien alle wegen zandwegen zijn en het kurkdroog is vliegen de stofwolken je om de oren. Het aanbod op de markt is niet erg groot: voornamelijk aardappelen, tomaten en cassave. En alles in kleine hoeveelheden. Verder nog wat huishoudelijke artikelen, houtskool en heel weinig kleding.

Met een omweg lopen we terug naar het strand waar het niet stoffig is en er een heerlijk windje waait. Naast ons hotel is een restaurant en daar gaan we al vast het menu voor vanavond bestellen. Als je dit niet doet heb je kans dat de kip nog niet is geslacht of dat andere ingrediënten nog elders vandaan gehaald moeten worden. Eind van de middag zijn we weer terug.’s Avonds willen we over het strand naar het restaurant maar het is inmiddels vloed en we moeten over de balustrade klimmen omdat het trapje naar het restaurant niet meer bereikbaar is; een weinig gebruikelijk manier om een restaurant te betreden. Een paar uur later trekt het water zich al weer terug en komen we met droge voeten thuis.  

zaterdag 31 juli Ifaty > Isalo Nationaal Park
Helaas pindakaas: geen water uit de kraan vandaag. We rijden het eerste stuk weer over de piste naar Tuléar. Hier zoeken we naar een winkeltje om wat voor de lunch in te slaan. Het eerste stukje kaas dat Jan uit de koeling haalt is Maaslander! Toch maar voor een stuk Franse kaas gekozen. Verse stokbroodjes halen we bij een onooglijk loketje, maar ze zijn wel heerlijk vers. Na deze weinig prozaïsche inkopen strijken we op een terras neer voor een kop koffie en een sapje en rijden vervolgens over een ordentelijke asfaltweg verder. Van een bijna woestijnachtig droog landschap komen we door steppelandschap en zien in de verte de bergen. De huizen van de dorpen langs de weg zijn niet meer van takken en gras gemaakt; nu zijn het lemen huisjes. Onderweg zien we de graftombes van de Mahafaly-stam. Bij een soort wegrestaurantje eten we onze spullen op en aan het eind van de middag komen we in een gebied met prachtige rotsformaties. We rijden naar ‘la Fenêtre d’Isalo’ (het venster van Isalo), een rotsformatie met een groot gat erin. De kleuren en vergezichten bij ondergaande zon zijn prachtig.

Dan nog een klein stukje rijden naar het dorp Ranohira, dat aan de voet ligt van één van de meest bijzondere nationale parken van Madagaskar: Isalo. Rond half zeven  komen we bij het hotel waar uitleg wordt gegeven over de mogelijkheden van de morgen te maken trekkings.                                                                                                                                

zondag 1 augustus Isalo Nationaal Park
Het zielige straaltje wat uit de kraan/douche komt mag werkelijk geen naam hebben. Ons maar verder niet druk gemaakt. Om half acht vertrekken we naar Isalo N.P. Eerst halen we de lunchpakketten op en rond half negen beginnen we aan de trekking.

Isalo is een groot beschermd gebied rondom een reusachtig Juramassief waar endemische planten, ringstaart- en bruine lemuren en sifaka’s voorkomen. Isalo is heilig voor de Bara-stam die hier in de omgeving woont. De Bara gebruiken de grotten en inhammen in de rotsen al honderden jaren als begraafplaatsen.

Het gebied heeft valleien, watervallen en canyons, maar ook varens, bamboe en palmen: kortom een paradijsje.In de kliffen en rotsen zijn vaak verborgen Sakalava tombes. Het is fady (taboe) hiernaar te wijzen. Als je toch wil wijzen doe je dat met een gekromde wijsvinger. De herbegrafenis of ‘Famadihana’ is in Madagaskar een bekend en belangrijk ritueel. Het is voor de mensen de meest directe manier om in contact te komen met overleden voorouders. Na een uitgebreide maaltijd van rijst en vet opent men de familietombe. Alle doden worden te voorschijn gehaald. Tijdens een danspartij proberen alle levenden de doden aan te raken. Er wordt veel gelachen en gehuild. Onvruchtbare vrouwen eten vaak een stukje van de lijkwade. Vervolgens voorziet men de doden van een nieuwe lijkwade terwijl men ze het familienieuws van de afgelopen tijd vertelt. Soms verschijnt een overledene in een droom en zegt dat hij het koud heeft. Dat is ook reden voor een herbegrafenis. Voorouders zijn dus erg belangrijk. Dit is ook een reden waarom er nooit een massale trek naar de steden plaatsgevonden heeft, want er moet altijd een deel van de familie achterblijven om op het graf te passen. De grootste straf voor een Malagassy is om te worden uitgesloten van het familiegraf. Zo’n familiegraf bouwen kost vaak meer dan de bouw van een huis. Er ligt een berg stenen op ons pad. Een lokale traditie vraagt een steen te plaatsen en dan een wens te doen of te vragen om een veilige doorgang. Men zegt dat als je wens uitkomt je moet terugkeren naar deze plaats om te dankzeggen. We zoeken ons een ongeluk naar een wandelende tak die op een struik moet zitten. Pas na veel wijzen van de gids zien we het beest. Ongelooflijk wat een schutkleur- en vorm. Ook zien we de olifantsvoet (een plant) die water vasthoudt en mooie gele bloemen heeft.

Hoog op de rotsen ontwaren we ringstaartlemuren. Na anderhalf uur lopen en een pittige afdaling kunnen we onze ogen niet geloven: een watervalletje tussen varens en palmen. Erg bizar want even hiervoor liepen we nog door kurkdroog gebied. Het watervalletje stort zich in de ‘Piscine Naturelle’, een kraakheldere natuurlijke zwempoel. Een paar dapperen, waaronder ik ook mezelf mag rekenen, waagt het om in het ijskoude water te gaan zwemmen. Na een tijdje went de temperatuur enigszins, maar erg lang houden we het toch niet uit.

Na dit zwemfestijn lopen we in een klein uur naar een supereenvoudige campsite waar we ons lunchpakket zullen opeten. De weg hier naar toe is stijgen en dalen, maar we lopen ook over een groot plateau. Kort voordat we bij de campsite zijn zien we weer een aantal ringstaartlemuren.

En op de camping zelf lopen bruine lemuren. Ze zijn erg brutaal en als ze de kans krijgen grissen ze je lunch weg.

Een deel van de groep blijft hier achter, een deel loopt verder. Wij horen bij de laatste. We lopen noordwaarts en de kale rotsen hebben nu plaats gemaakt voor weelderige jungle langs diepe kloven. We volgen de loop van het riviertje en het is onbeschrijflijk mooi. We spotten een paar sifaka’s, die prachtige witte dieren. Een pittige klim over stapstenen, maar ook klauterend over grote rotsblokken brengt ons bij de Nymphe waterval.

Even verderop liggen ‘le Lac Bleu’ en ‘le Lac Noir’, een lichtblauw en een zwart meertje. Schitterend, schitterend! Dan klauteren en klimmen we terug naar de campsite en vervolgens naar de uitgang van het park waar de bus op ons wacht. Inmiddels loopt het tegen vijven. Het was een hele, hele pittige tocht en onvoorstelbaar mooi. We hebben er intens van genoten en hadden hem, ondanks de grote inspanningen, niet willen missen. Maar ik weet ook weer waarom we dit soort landen nu moeten bezoeken, want over een paar jaar kunnen we dit niet meer. Over zessen zijn we weer bij het hotel en bestellen het eten voor vanavond: ik ga me aan het krokodillenvlees wagen. Op de kamer gekomen geeft de kraan nog steeds een miezerig straaltje, maar we voelen ons vies na zo’n inspannende dag dus proberen we ons zo goed en zo kwaad als het gaat nog te wassen. De krokodil valt een beetje tegen: smaak is goed, maar wat aan de droge kant.

maandag 2 augustus Isalo Nationaal Park > Ranomafana Nationaal Park                
Een vroegertje vandaag: zes uur ontbijt en half zeven weg. We beginnen met het ophalen van de bestelde  lunchpakketten en rijden dan lange tijd over het plateau met grasland en  veel zeboes. De Bara hechten zoals vele andere stammen grote waarde aan het bezit van de zeboe (de Indiase koeien met hun grote vetbult op hun rug die je overal in Madagaskar ziet). Samen met de lemuur, de kameleon en de reizigerspalm is de zeboe een van de meest bekende symbolen van Madagaskar. Een zeboe staat voor rijkdom en status en ze worden geofferd bij ceremonies, per twee aan een juk gezet voor wagens met houten wielen of op de rijstvelden voor de ploeg gebruikt. Zeboes worden op grote schaal gehouden door de Bara en andere zuidelijke stammen. Volgens de traditie moet een jonge Baraman zichzelf bewijzen door een zeboe te stelen om op die manier een gewenste partner te krijgen. Als hij gevangen wordt gezet voor het ritselen van een zeboe verhoogt dit zijn aantrekkelijkheid in de ogen van zijn beoogde bruid en haar familie. Zeboes hebben grote wiebelende bulten op hun rug en flappen losse huid die triestig bungelen van hun keel. De flappen maken meer oppervlak en daardoor is de hitte beter te reguleren en de bulten zijn een vetopslag voor slechte tijden. Deze eigenschappen maken de zeboes goed toegerust voor hun zware leefomstandigheden. Het is nu ook duidelijk waarom Madagaskar wel ‘het rode eiland’ wordt genoemd, want de aarde is roodbruin van kleur.

Langzaam wordt het landschap steeds overweldigender en rijden we langs granieten rotsformaties; de grootste wordt ‘de bisschopshoed’ genoemd.

In het plaatsje Isohy wordt er getankt en in de tussentijd lopen wij het stadje in om later weer door de bus opgepikt te worden. Erg leuk om te zien waar men zoal mee bezig is.

.

Dan rijden we verder naar een klein natuurpark met de naam Anja, waar we een korte wandeling van ongeveer één uur zullen maken. Op de rotsen zien we een aantal ringstaartmaki’s. We moeten over een paar hele grote rotsblokken klimmen, maar dan kunnen we ze ook fantastisch zien. Het weer is wat wisselvallig vandaag, maar als de zon gaat schijnen gaan de dieren er eens goed voor zitten. Het is een ontzettend grappig gezicht: ze gaan breeduit rechtop zitten met de voorpoten gespreid, zodat ze zo veel mogelijk zon kunnen vangen.

Verderop zien we twee kameleons in de takken van een struik: een groene en een met veel geel en donkerbruin op de rug.

De gids plukt een klavertjevier voor ons waarmee hij ons een goede reis wenst. Hierna eten we ons eigen lunchpakket op bij het restaurant waar we iets te drinken bestellen. Onvoorstelbaar in Nederland!In het dorpje Ambalabao, met veel houten balkonnetjes, maken we een stop om te zien hoe het bekende Antaimoro-papier gemaakt wordt. Dit  papier wordt versierd met gedroogde bloemen. Arabieren die zich zo’n zeshonderd jaar geleden in Madagaskar vestigden brachten de techniek mee en gebruikten dit papier om hun koran op te schrijven. Dit Arabische schrift was lange tijd het enige geschreven schrift dat bekend was in Madagaskar totdat Britse missionarissen, zo’n vijfhonderd jaar later, in 1818 het Malagassy op papier zetten door gebruik te maken van de Romaanse letters. Antaimoro papier wordt gemaakt van de bast van de Avoha boom die in de oostelijke bossen groeit. Nadat de bast geplet en zachtgemaakt is wordt deze uitgesmeerd op linnen doeken en te drogen gelegd in de zon. Tijdens dit drogen worden gedroogde bloemen in het natte papier gedrukt om het papier verder te verfraaien.

In Ambalabao kopen we twee hoedjes voor de verzameling: van de Betsileo- en de Antadroystam die daar in de omgeving leven. Daarna is het landschap weer schitterend mooi: bergachtig en veel rijstterrassen. Maar er is ook veel kaalslag. Ieder jaar na de oogst worden het dorre gras en oude gewassen in brand gestoken. Na de brand groeit er weer nieuw gras voor de grazende zeboes. Naar schatting gaat er jaarlijks een kwart van Madagaskar in vlammen op. Na het afbranden verliest de grond ook steeds een vruchtbare laag. Regen en zon zorgen voor oplossing van mineralen en droogte. Zodra de grond niets meer oplevert wordt een volgend stuk afgebrand. Het trieste is dat de grond minimaal honderd jaar nodig heeft om weer een laag vruchtbare grond te produceren. Daarbij komt dat overal op het platteland op hout of houtskool gestookt wordt. Als gevolg van de ontbossing ontstaan regelmatig aardverschuivingen. Inmiddels is al tachtig procent van het originele bos in Madagaskar door de kap en verbranding verdwenen. Onderweg maken we nog een paar foto’s, o.a. van de fabricage van bakstenen.

Onze laatste stop vandaag is in het stadje Fianarantsoa dat op heuvels is gebouwd. We stoppen bij een fotozaak annex expositieruimte van de beroemde fotograaf Pierrot Men (wij kenden hem overigens niet). Hij maakt inderdaad schitterende foto’s. Er naast is een salon de thé waar we een lekkere pittige kop koffie drinken met een paar samosa’s erbij. Ook het laatste traject vandaag is erg mooi met leuke dorpjes. Het is nog dertig kilometer naar Ranomafana, maar de weg is erg bochtig en we doen er dan ook zo’n dikke twee uur over. Ook hier bestaat het hotel uit huisjes en … hoera, weer eens een echt warme douche! Het weer verandert en ’s avonds valt er een bui. De rivier loopt vlak achter onze kamer en we slapen heerlijk bij het geluid van het snelstromende water.

dinsdag 3 augustus Ranomafana Nationaal Park
Jans 67e verjaardag. Mijn cadeautje krijgt hij als we weer thuis zijn, maar voor de leuk toch maar een boek voor hem meegenomen. Het ontbijt is om zeven uur. Een minuut of vijf daarvoor wordt er aan de deur geklopt en daar staan twee jongens van het hotel met een ontbijtje voor ons tweeën op een blad, een klein vaasje met bloemetjes en een brandend kaarsje terwijl ze ‘happy birthday to you’ zingen. Wat een verrassing!

Aan de struiken voor onze kamer hangen ballonnen. We nemen het blad toch maar mee naar de eetzaal want op bed is het toch wel erg ongemakkelijk. En daar is een stoel met ballonnen versierd. Het ontbijt was geregeld door de reisleidster, de ballonnen door Linda de jongste van het gezelschap. De lieverd is er extra vroeg voor opgestaan. Aan tafel wordt Jan toegezongen; helemaal jarig dus. Ranomafana betekent ‘heet water’. Na de ontdekking van de heetwaterbron een eeuw geleden bouwde een Fransman een kuuroord annex hotel op deze plek. Rond het hotel vestigden zich mensen en al spoedig was het dorp Ranomafana daar. Het hotel staat er nog altijd, maar is dringend aan een renovatie toe en als kuuroord is het allemaal een beetje vergane glorie. In 1986 ontdekte men de gouden bamboelemuur in het nabijgelegen woud en in 1991 werd besloten het gebied rond het dorp Ranomafana tot nationaal park te verklaren. In dit park komt de zeldzame grote bamboelemur ook nog voor. Er zijn er hiervan nog slechts dertig geteld en daarmee staan ze helaas hoog op de lijst van uitstervende diersoorten. We gaan met de bus naar de ingang van het Ranomafana N.P., zeven kilometer verderop, en om kwart over acht beginnen we aan de wandeling. Het is weer heel anders dan in het vorige park. Nu is het bergachtig met tropisch regenwoud.

We boffen want het is nog droog, maar er hangt een dikke lage bewolking tussen de bergen. Aanvankelijk is het ook behoorlijk koud. Onze gids (verplicht) vertelt ons interessante dingen over de verschillende planten en bomen. Het is weer klimmen en dalen, maar dit keer is het ook spekglad door de vele regen van de afgelopen week. We slingeren als apen van boom naar boom om overeind te blijven. Dan wordt de gouden bamboelemuur gesignaleerd. Dat is heel bijzonder. Om hem te kunnen zien moeten we dwars door struiken, planten, lianen. Met onze rugzakken blijven we regelmatig achter takken e.d. hangen.  Het dier is mooi om te zien. Wat later zien we ook de gewone bamboelemuur, de bruine lemuur en de rode-buiklemuur. Je moet goed zoeken, maar dan is het prachtig. Het is alleen erg moeilijk om ze op de foto te krijgen. De tocht is behoorlijk zwaar vooral door de vette modder. Ik zal niet zeggen dat we er tot onze enkels in zakken, maar het komt toch aardig in de buurt.

Bij een uitkijkpunt eten we onze meegebrachte lunch. Daar zien we een paar groene gekko’s en twee ringstaartmangoesten, de laatste zijn prachtig kastanjebruin met een bruinzwart gestreepte staart.

’s Middags klauteren, glibberen en dalen we naar een waterval. Erg mooi zo in het regenwoud.

Uiteindelijk, na zeven uur, zijn we weer terug bij het punt waar we de wandeling begonnen; moe maar voldaan. In de bus trakteert Jan op stroopwafels voor zijn verjaardag. Dat wordt na zo’n intensieve dag door de anderen zeer gewaardeerd. Ook de gids en de chauffeur vinden het Nederlandse koekje wel lekker. Er is een mogelijkheid om anderhalf uur na terugkeer nog een wandeling van ruim een uur te maken, om in het donker op zoek te gaan naar muislemuren, kikkers en kameleons. Maar, net als wij, vinden de meesten dit toch wat te veel van het goede.

woensdag 4 augustus Ranomafana Nationaal Park > Ambositra
Vlak bij het dorp is een uitkijkpunt bij de waterval/stroomversnelling in de rivier Namaruna, dus even een fotostop. Ook vandaag is het regenachtig. Dan rijden we naar Ambositra. Onderweg stoppen we bij een dorpje dat bekend is om het maken van scheppen. Maar niet vandaag. Elke dag van de week heeft een kleur met een bepaalde betekenis en vandaag is de kleur bruin en die schijn niet zo gunstig te zijn om te werken. Dus werken we niet! Het is echter wel een goede dag voor (her) begrafenissen en om te trouwen. Je moet het maar weten!

Het landschap is mooi en afwisselend, de weg erg bochtig. Er worden onderweg nog een paar fotostops gemaakt, maar omdat het vandaag zwaar bewolkt is komt het landschap niet helemaal tot zijn recht. Gelukkig zijn er altijd nieuwsgierige kindjes voor een mooi plaatje.

In deze streek wordt veel honing verkocht en we stoppen bij een kraampje waar de chauffeur voor thuis een paar flessen inslaat. Zijn kinderen krijgen elke dag een lepeltje, zoals wij vroeger de levertraan. Voor de verkoopsters een beetje sneu, want verder koopt er niemand honing. Deze wordt namelijk verkocht in oude plastik flessen van frisdrank, zowel kleine als anderhalf-literflessen. En dat ziet er niet reisbestendig uit. Ambositra ligt tussen de heuvels en staat bekend als het kunst- en nijverheidsdorp en dan vooral houtsnijwerk. Bij een werkplaats zien we een man bezig met rozenhout. Deze houtsoort, die de kleur van gekookte rode kool heeft, is erg duur en zeer geliefd in China.

Een andere man is bezig met uiterst simpel gereedschap een houten pot te maken. We kopen een paar doosjes, versierd met inlegwerk, voor de al eerder gekochte vanillestokjes en drentelen door de hoofdstraat van het stadje waar langs de kant van de weg weer van alles verkocht wordt. In het Grand Hotel strijken we neer om wat te drinken en hier is het erg gezellig want er wordt muziek gemaakt en gezongen. We logeren buiten het centrum in gloednieuwe huisjes met een goede badkamer met warm water. De aanwezigheid van warm water lijkt inmiddels de maatstaf te zijn voor een goed hotel! Hier ga ik eerst de smerige broekspijpen wassen van de dag ervoor. Het is goed te merken dat we hoog zitten want tegen de avond is het nog maar 14° in de kamer. En verwarming? Daar doen ze hier in het algemeen niet aan. Het restaurant van het hotel is, heel on-Afrikaans, gezellig aangekleed en lekker warm door een open haard. Hier blijven we dus lang zitten.

 

donderdag 5 augustus Ambositra > Antsirabe
Omdat het maar een paar uur rijden is van Ambositra naar Antsirabe vertrekken we vandaag eens wat later. Vooral in het begin van de rit rijden we door een magnifiek landschap. Helaas kan de bus hier niet stoppen voor foto’s want de weg is smal en zeer bochtig. Wat verderop zien we veel mensen die op weg zijn naar een markt van de Batsileo-stam.

Eenmaal in Antsirabe rijden we naar een werkplaats waar ze (half)edelstenen verwerken. Een aantal van deze stenen wordt in Madagaskar gedolven. We krijgen uitleg over de verschillende steensoorten en zien versteende boomstronken van miljoenen jaren oud.

Op een binnenplaatsje ligt een grote berg kleine stenen, waarschijnlijk restafval van de verwerking. Iedereen mag hier een paar ruwe stenen uitzoeken. Er komt een medewerker naar me toe, die voor mij een aantal stenen uitzoekt. Ik ben verbaasd. Dan doet hij wat geheimzinnig en haalt van achter een muurtje een stukje ruwe toermalijn en een stukje amethist te voorschijn. Hij geeft deze steentjes vervolgens aan mij met een gebaar van ‘mondje dicht’. Geen idee waar ik deze voorkeursbehandeling aan te danken heb. Wellicht is het mijn uiterlijk: de man in kwestie is duidelijk van Indonesische afkomst en misschien zag hij in mij een soortgenoot? Vervolgens gaan we naar een kleine werkplaats waar uit de hoorns van de zeboe allerlei voorwerpen gemaakt worden. Ook hier een demonstratie met uitleg. Ongelooflijk wat ze allemaal kunnen maken met zelf gemaakt gereedschap (het motortje van de slijpmachine is afkomstig van een wasmachine). We kopen, als dank voor de uitleg, een hoornen opscheplepel voor rijst. Antsirabe (‘plaats met veel zout’) is de op twee na grootste stad van Madagaskar en ligt in het midden van het land op 1540 m hoogte. Antsirabe was tot begin jaren '70 van de 19e eeuw een klein boerendorp waar zout werd verkocht. In 1872 kwam een Noorse missionaris naar de plaats en liet er een thermisch bad bouwen bij de warmwaterbronnen nabij de stad. Daarnaast werden er een kerk en een instelling voor de verzorging van leprapatiënten gebouwd. Hierop groeide Antsirabe uit tot een bekend koloniaal kuuroord in de tweede helft van de 19e eeuw. Onder de Europese vakantiegangers, die er massaal naar toe gingen, werd de plaats vanaf toen bekend onder de bijnaam "Vichy Malgache" (Malagasisch Vichy). De stad kreeg daardoor een koloniaal karakter wat goed te zien is aan ons hotel. Het is een enorm wit ouderwets gebouw wat tijdens de Franse overheersing dienst heeft gedaan als rusthuis. Het heet heel toepasselijk Hotel La Residence. We hebben een soort suite: zitkamer met tafel en makkelijke stoelen plus schrijftafeltje en een heel klassieke slaapkamer. Het ziet er op het eerste gezicht allemaal erg chic uit, maar van de luiken bladdert de verf af. We gaan het centrum van de stad maar eens verkennen. Buiten het hotel staat al een hele rij pousse-pousserijders klaar, die zich verdringen om een vrachtje te krijgen. Een pousse-pousse (push-push) is een kleurrijke loopriksja en je ziet er hier heel veel van. Helaas voor hun gaan wij liever lopen. Bovendien voelen we ons niet prettig om door een man, rennend op zijn blote voeten, rondgereden te worden. We passeren een aantal gebouwen die nog duidelijk uit de Franse tijd zijn, o.a. het stationnetje.

Bij een patisserie/salon de thé lunchen we. Stel je hier niet te veel van voor: het heeft iets van een erg ouderwetse kantine met de betonnen vloer, witte tegels tegen de wanden, TL-licht en plastic kleedjes op tafel. Aan de overkant is de kathedraal. Het is geen bijzondere kerk, maar wel goed onderhouden en dat is toch wel iets bijzonders voor dit land. We lopen verder het centrum in maar worden hier niet echt vrolijk van: wat een armoe en treurigheid. En overal smerige kindjes met snotneuzen. Er wordt veel gebedeld, met name door de kinderen wordt er om brood gevraagd; erg triest. We zien een schooltje en lopen er binnen. Het blijkt een privé kleuterschooltje te zijn. Ondanks de vakantie zijn er toch mensen aanwezig. Een vrouw laat ons de twee lokaaltjes zien en geeft antwoord op onze vragen. Ook hier is het armoe troef.

En dan is dit nog een privé school waar ouders voor moeten betalen. We kunnen ons er nauwelijks een voorstelling van maken hoe een publieke school er dan wel uit moet zien. Wat verderop is eveneens een particulier schooltje, maar dan voor 7- tot 12-jarigen en ook daar praten we met de daar aanwezige medewerkers van de school. Deze gesprekjes maken wel duidelijk hoe het hier met het onderwijs gesteld is. Snel iets voor de lunch van morgen kopen in een kleine supermarkt. En weer ligt er in de schappen naast Franse kaas de Nederlandse: Leerdammer, Goudse en Edammer! We lopen kort over de markt, maar die is niet erg uitnodigend en gaan dan weer richting hotel, wat een half uur lopen is. Het is weer ijzig koud op de kamer. Met extra dekens en sokken aan kruipen we ons bed in.

vrijdag 6 augustus Antsirabe > Antananarivo
Vandaag gaan we weer terug naar Tana en slapen in hetzelfde hotel als aan het begin van de reis. Omdat het hotel nogal ver van het centrum ligt rijdt de bus ons direct naar het station, midden in de stad. Wat een afschuwelijk drukke stad is dit. We worden van alle kanten gewaarschuwd op je spullen te letten, want de stad is berucht om de zakkenrollers. De bagage is deze dag dan ook niet òp, maar ìn de bus gegaan! De bus wordt neergezet bij het station op een bewaakte parkeerplaats omgeven door hekken. Als tegenprestatie moeten we bij het stationsrestaurant wat gebruiken. We hebben een aantal uren om de stad te bekijken. Jan voelt zich rillerig en heeft last van zijn maag en gaat dan ook, samen met Rob, met de taxi naar het hotel. Zoals gezegd is het razend druk, dus hand op je tas en geen fototoestel of andere spullen bij je. Daarbij worden we voortdurend aangeklampt om iets te kopen of wordt er gebedeld. Omdat de stad op tien of twaalf heuvels is gebouwd (wie let er op een heuveltje meer of minder?) lopen er hoge trappen van de benedenstad naar de bovenstad. Ik loop met vier anderen een trap op. Als je boven bent is het wel een leuk gezicht: al die mensen daar beneden die dan een eind verderop de andere trap weer opgaan. Je kunt goed de stad tegen de heuvels zien liggen, evenals de Rova (spreek uit: Roef), die op een hoogte boven de stad ligt.

Het is nu een ruïne van wat ooit een imposant paleis van de koningin is geweest. Bij rellen in 1995 werd het door brand verwoest. Ze zijn inmiddels bezig het paleis te herstellen. Beneden aan de andere kant van de heuvel van de bovenstad ligt het Lac d’Anosy. We zagen dit al toen we naar het centrum reden. Op een eiland in het meer staat een typisch Frans monument ter herinnering aan de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog. In de bomen rond het meer nestelen veel zilverreigers. In Madagaskar maken ze veel speelgoed van oude blikjes en m.n. de deux-cheveauxtjes zijn in trek. Maar ik zoek een Renault-4. En na enig zoeken heb ik hem. Pure nostalgie, want we hebben er destijds met ons gezin drie versleten. Trouwens de taxi waarmee Jan naar het hotel ging was ook een Renaultje-4. Vrijwel alle taxi’s hier zijn Renault-4tjes of lelijke eenden.

We vermoeden dat de afgedankte Europese auto’s hier nog goede diensten doen. Na een bezoekje aan de bank belanden we in een tearoom waar we samosa’s (die vinden we lekkerder dan zoetigheid) bestellen en ik een drankje van een voor mij onbekende tropische vrucht drink. De boekwinkel die gespecialiseerd is in boeken over Madagaskar is helaas gesloten. Weer terug bij het station horen we dat twee stellen van de groep zich behoorlijk bedreigd gevoeld hebben. Gelukkig is er niets gebeurd. We vinden Tana een zeer onaantrekkelijke stad. Dan rijden we naar de Marché Artisinale de la Digue, die drie kilometer buiten de stad richting hotel ligt. Ik was niet van plan wat te kopen maar … Ik houd me wel aan onze code (behalve het autootje dan): alleen iets kopen wat praktisch te gebruiken is. Het wordt dus een zakje met kerriepoeder en een broodmandje van raffia met veel felle kleurtjes. In het hotel aangekomen blijkt Jan bijna de hele middag geslapen te hebben. Tijdens het eten zegt een oudere medewerkster van het hotel mij dat ze vindt dat ik op een Malagassy lijk en ook vindt ze dat wij op elkaar lijken, we konden wel zusters zijn (!) (zie ik niet zo). Deze vrouw is wel duidelijk van Aziatische afkomst. Ik lijk het goed te doen hier!!

zaterdag 7 augustus Antananarivo > Andasibe
We verlaten Tana weer en dat vinden we helemaal niet erg. Het duurt bijna twee uur om de stad uit te komen en in welk deel van de stad we ook rijden, het krioelt er van de mensen en de stad lijkt wel één grote sloppenwijk; op elke vierkante meter staat een huis of wat daar voor moet doorgaan en het is werkelijke één groot troosteloos oord. In een smal stijgend straatje krijgt een busje motorpech. Passagiers eruit en dan wordt het busje bij gebrek aan ruimte dwars geparkeerd. Maar onze bus kan er niet langs en achteruit is ook al geen optie. Dan wordt er door een aantal mannen langdurig vergaderd over een oplossing. Uiteindelijk wordt het busje het behoorlijjk stijgende straatje opgeduwd (!), net zo lang tot wij en het overige verkeer er langs kunnen. De dag leek mooi te beginnen, maar in de loop van de ochtend gaat het regenen. We bezoeken een klein natuurparkje: Madagaskar Exotic, waar we een korte wandeling maken en deze keer in het bijzonder voor de reptielen gaan.

In het plaatsje Moramanga drinken we koffie en koopt Jan een leuke geruite raffia boodschappentas voor mij. Dit soort tassen wordt hier heel veel gebruikt. Rond vijf uur arriveren we in Andasibe. Onze huisjes liggen aan de rand van het oerwoud. Het is koud en erg nat, met als gevolg dat de huisjes erg vochtig zijn. Wij hebben een groot huisje met twee losse bedden beneden en een tweepersoonsbed boven. Sommigen hebben zó’n klein huisje dat ze maar bij anderen gaan slapen. Aangezien de huisjes niet verwarmd zijn en de grote huisjes meer bedden hebben wordt er druk met dekens gesleept, zodat iedereen een extra deken op bed kan leggen. Rillend kruipen we ’s avonds in het koude, klamme bed.

19. zondag 8 augustus Andasibe
Vanmorgen rijden we naar Reservé Spéciale d’Analamazaotra, dat door de Fransen ook wel Périnet genoemd wordt. Aangezien het er erg grijs en regenachtig uitziet en met de twee zware tochten van de afgelopen week nog vers in het geheugen, besluiten we voor de wandeling van vier uur te gaan, in plaats voor die van zes uur. En dan blijkt dat we goed gegokt hebben. Na korte tijd begint het te regenen en dat zal zo blijven tot we al hoog en breed terug bij het hotel zijn. Dit Nationale Park is het thuis van de Indri; de grootste lemurensoort. Het dier heeft een zwart-witte vacht en het oorverdovende geluid dat een indri maakt is onvergetelijk. Een legende vertelt over zijn bloedstollende roep. “Mens en indri waren oorspronkelijk familie van elkaar. Zij leefden in het bos, totdat de ene broer het land ging bewerken en buiten het bos ging leven. Hij werd mens. De andere broer bleef in het bos, hij werd indri. Tot op de dag van vandaag neemt de indri het zijn broer kwalijk dat deze hem verliet, hij laat zijn gehuil horen om zijn gevoel van verlies te uiten.” Het geluid draagt mijlenver en is bedoeld om het territorium af te bakenen. Soms hoor je wel tien verschillende families, sommige veraf, andere dichtbij. Het geluid lijkt op een lange fluittoon die van laag naar hoog en weer terug gaat. Als eerste zien we een bladstaart gekko, zo genoemd naar de vorm van zijn staart. Hij is vrijwel niet te zien door de sublieme schutkleur.

Vervolgens een hele kleine kameleon en een kogelronde termietenheuvel.

Inmiddels hebben we de indri’s al gehoord. We zien er een paar in de boomtoppen zitten. Het zijn prachtige grote halfapen. Maar omdat ze zo hoog in de boom zitten zijn ze erg moeilijk te fotograferen (gebladerte en/of tegenlicht). Maar gewoon naar ze kijken is al prachtig. Je kunt vaak verbazingwekkend dicht bij de dieren komen zonder dat het ze lijkt te storen. Ze gaan gewoon door met hun ochtendritueel. Helemaal imponerend is het wanneer ze van de ene boom naar de andere gaan. Het zijn formidabele sprongen. Onderin een boom zien we een bijennest, zoals dat beschreven wordt in de boeken van Bruintje Beer. Verder een gekko op een agaveblad en de bruine lemuur. Omdat het al een paar dagen regent is het erg glad en modderig, maar gelukkig is het minder klauteren dan enkele dagen geleden. ’s Middags is het heel even droog en dan begint het weer te regenen. In het huisje is het inmiddels steenkoud en vochtig. Dan maar even naar het restaurant om een kop warme thee te drinken. Maar daar is het leeg, donker en vooral koud; niet erg aangenaam dus. We zijn versteend en dat komt mijn humeur bepaald niet ten goede. Dus uiteindelijk gaan we maar een hele tijd onder de warme douche staan en daar worden we dan ten slotte wel weer warm van. Wat een zegen dat we hier warm water hebben! Eerder al had Jan voor een avondwandeling ingeschreven. De regen komt nog steeds bij bakken naar beneden, desondanks gaat de wandeling door.

Z…nat komt hij terug. Wat een vreselijk deprimerend oord is dit! Morgen ben ik de eerste die in de bus zit om hier weg te gaan…

maandag 9 augustus Andasibe > Ankanin’ny Nofy
Het is droog, maar daar is ook alles mee gezegd. De vegetatie onderweg is nu tropisch: bananenbomen, palmen, bamboe, enz. Waren de huisjes eerst van riet en later van leem, nu zijn ze van bamboe of hout met een dak van palmblad. In het plaatsje Antsapanama kijken we even rond op de markt. Het is een levendig stadje waar veel tropisch fruit te koop is.

Bij een gehuchtje wordt rond half twaalf gestopt omdat we op de 4x4-drives moeten wachten waarmee we verder zullen reizen. Maar na een klein uur rondhangen blijkt de 4x4 een klein gammel vrachtwagentje te zijn. Achterin liggen een paar balen met onduidelijke inhoud, daarbij komt alle bagage en dan is het de bedoeling dat de hele groep (zestien, inclusief reisleidster) met de dagrugzakken er ook nog in moet. Jan en Rob zitten naast de chauffeur krap, maar uiteindelijk nog het meest comfortabel. De rest wordt er letterlijk in gestouwd.

De achterklep laat aan één kant los en bij elke kuil vrees ik dat de zijkant eruit ligt. De weg is heel erg slecht. Bij een wel erg gammel bruggetje van planken moet iedereen eruit om na het bruggetje weer in te stappen.

En even later gebeurt er wat je had kunnen voorspellen met zo’n zwaar beladen wagentje: we lopen vast in een minstens twintig centimeter dikke modderlaag. De chauffeur doet met behulp van een aantal sterke jongens manmoedig pogingen eruit te komen en … het lukt. Niet te geloven!

Maar niet veel verder loopt het karretje weer vast in een nòg dikkere laag rode prut en dan besluiten we maar de laatste paar kilometers verder door die modder te gaan lopen: glibber, glibber, sommigen op blote voeten! Ten slotte komen we bij het meer van Ampitabe waar we met twee boten in een uur naar het hotel varen, dat dicht bij het dorpje Ankanin’ny Nofy ligt, aan de mond van het Canal des Pangalanes. Het is een wonderschoon plekje en we hebben een huisje direct aan het strand.

Hier geen kinderen die kralenkettingen of houten muziekinstrumentjes willen verkopen, maar wel een huislemuur!

21. dinsdag 10 augustus Ankanin’ny Nofy
Ankanin'ny Nofy betekent 'Huis van Dromen' en ligt met witte zandstranden prachtig aan het meer van Ampitabe. Na het ontbijt (het is prachtig weer) varen we in ongeveer één uur naar een privéreservaat: Palmarium.

Ze hebben hier o.a. acht soorten lemuren, die zich goed laten fotograferen. Dus eindelijk de dieren zichtbaar op de foto.

We zien de vanille- en cacaobonen groeien, de bruine en zwarte lemuur, de prachtige wit met bruine sifaka’s en de indri’s. De laatste lijken wat grootte betreft op de sifaka’s, alleen hebben de indri’s geen lange staart. Een van de indri’s heeft een jong bij zich: snoezig.

En verder worden we getrakteerd op piepkleine kikkertjes, waaronder een hemelsblauwe, een slang, een gekko, een flinke hagedis, vleesetende planten, een grote wandelende tak, paddenstoeltjes, allerlei medicinale planten, een grote spin, enz. enz.

Het is een prachtige wandeling van ruim vier uur en dit keer geen geglibber. Rond half drie zijn we weer terug en nemen onze verlate lunch. Daarna ga ik nog even zwemmen. Jan waagt zich hier niet aan. De temperatuur van het water valt wat tegen, maar als je er niet al te lang in blijft is het lekker. Maar het allerheerlijkst is … de rust.

22. woensdag 11 augustus Ankanin’ny Nofy
Rustig ontbijten en daarna relaxen: wat lezen, wat puzzelen, de reistas weer eens reorganiseren, enz. Aan het eind van de ochtend maken we met Eveline en Chris een lange strandwandeling.

We zitten op een schiereiland met verschillende baaien, dus elke keer als we op de punt zijn is er weer een nieuw stuk strand. In het water liggen prachtig rood en goudgeel gemarmerde stenen, maar bij nadere beschouwing blijken ze van klei te zijn; de ‘stenen’ verpulveren tussen je vingers.

En, o wat heerlijk, we komen er geen mens tegen. In de loop van de middag gaan we naar een dorpje via het Canal des Pangalanes. Dit is een 650 km lang kanaal uit de koloniale periode. Het kanaal verbindt een natuurlijk stelsel van kreken, meren en lagunes langs de oostkust van Madagaskar met elkaar. Het was gegraven voor transport van goederen, aangezien de zee langs de oostkust van het eiland meestal te ruw is voor kleine transportschepen. Op sommige plaatsen worden de Pangalanes slechts door een 100 meter brede strook gescheiden van de zee. Ondanks het feit dat de transportfunctie van de Pangalanes is verdwenen worden de smalle kanalen, welke zich opeens verwijden tot grotere meren, nog steeds gebruikt door kleine pirogues van lokale vissers. Hier vind je vissersdorpjes, waar de vissers bij mooi weer op zee vissen en, als die te ruig is, op zoetwatervis en krabbetjes jagen in de wateren van de Pangalanes. Wij gaan dus naar zo’n dorpje dat aan de ene kant aan het Canal des Pangalanes, en aan de andere kant aan de Indische Oceaan ligt. De zee gaat hier ontzettend te keer met grote golven. We mogen het schooltje zien.

Jan koopt bij het dorpswinkeltje kleine pakjes met zoute koekjes en vervolgens koopt hij bij een meisje een klein rieten tasje waar hij de koekjes in doet. Het geheel geeft hij aan de dorpsonderwijzer die het spulletje uitdeelt aan de kinderen. Inmiddels is het weer totaal omgeslagen. Ook op het meer van Ampitabe zijn behoorlijke golven, het waait hard en de lucht is erg dreigend. En nu maar hopen dat het morgen beter is, want dan moeten we ons een heel eind met de boot verplaatsen.

donderdag 12 augustus Ankanin’ny Nofy > Mahambo
Het is vannacht vreselijk te keer gegaan. Als we opstaan komt er helemaal geen water uit de kraan. Ook blijkt het voeteneind van het bed nat te zijn: het dak van palmblad heeft gelekt. Kortom: tijd om te vertrekken. Om kwart voor acht stappen we in de boten. Een kwartier verderop gaan we, gehuld in poncho, eerst de door ons gesponsorde boompjes planten.

Spontaan laten zich daar twee zwart-witte lemuren zien. Om half negen varen we verder over het Canal des Pangalanes. Onze boot heeft behoorlijke problemen met de motor, die met enige regelmatig afslaat. Op een gegeven moment dobberen we stuurloos op de golven van een meer en aangezien het hard waait golft het heftig. Dit is even geen fijn moment. Het regent en iedereen zit met fleece, windjack en poncho aan te bibberen. We zien weinig van de omgeving want de zeilen opzij van de boot zijn naar beneden om wind en regen enigszins tegen te houden. Lunchen doen we in de boot met een sandwich.

Na zeven en een half uur varen komen we bij Tamatave. Ongeveer 200 m voor de eindbestemming is bij de andere boot de benzine op! Dus onze boot moet weer terug om wat over te hevelen. Tamatave is nu een badplaats voor de welgestelde Malagassy en tevens is het een van de belangrijkste havens van het land. Hier stappen we weer over in onze bus. Nog een paar kleine boodschapjes en dan rijden we in drie en half uur naar Mahambo waar we zullen logeren. De weg is weer dramatisch slecht.

vrijdag 13 augustus Mahambo > Ile Sainte Marie
Vrijdag de 13e en het blijkt weer te kloppen! Om half acht zitten we in de bus op weg naar de boot die ons naar Ile Sainte Marie zal brengen. In het plaatsje Fénérive stoppen we en krijgen daar te horen dat de boot vandaag niet gaat vanwege harde wind en hoge golven: te gevaarlijk. We maken van de gelegenheid gebruik om hier even rond te kijken.

Vervolgens keren we weer terug naar het hotel, waar we weer dezelfde kamers betrekken. Nu kun je je een slechter oord voorstellen om te verblijven. Het hotel is het meest luxueuze tot nu toe en bestaat uit verschillende gebouwen, vrijwel direct aan het strand, verspreid over een groot terrein met verschillende tropische planten en versieringen van houtsnijwerk. Deze tuin wordt ook erg goed onderhouden. Tevens is er een gezellige gelegenheid aan het strand om wat te drinken. We zullen ons hier wel vermaken. Bovendien schijnt de zon en lijkt het weer beter te gaan worden. Na een kop koffie maken we een wandeling langs het strand. Geen souvenirverkopers, alleen zand, zee, zon en wind: zalig.

Dan nog wat lezen, enz. en in de namiddag lopen we naar het dorpje. Kinderen zitten met een scherp takje te tekenen in het harde zand en wat verderop hebben ze van een lege plastik waterfles een deel van de bovenkant weggesneden (laadbak), een paar wieltjes eronder, touwtje eraan en je hebt een prima speelgoed vrachtwagen. Hier geen Wii of andere elektronische spelletjes.

Tijdens het avondeten komt een groepje tieners voor ons dansen. Niet voor het geld, maar omdat ze het leuk vinden, want voor we het weten zijn ze weer verdwenen.                                                                                   

zaterdag 14 augustus Ile Sainte Marie
Vandaag een nieuwe poging om Ile Sainte Marie te bereiken. We vertrekken om half zeven met de bus en rijden in twee uur naar Soanierana, van waar de boten vertrekken. Het is een onooglijk plaatsje. Weer worden alle paspoorten gecontroleerd, adressen en namen van ouders opgeschreven (nu verzint de reisleidster deze ter plekke!). Dit duurt ongeveer één uur. Maar dan ben je er nog niet, want bij een ander loket wordt alles nog eens dunnetjes overgedaan. Al met al weer bijna anderhalf uur. De boot zal om tien uur vertrekken, dat wordt dus ook weer bijna een uur later. Bagage, mensen, kippen, brandstof, alles moet mee.

En dan krijgen we een vreselijke oversteek naar het eiland, die ruim een uur gaat duren. Hoge golven en het slingert geweldig. Ik heb ervoor gekozen om buiten te zitten zodat ik nog wat frisse lucht krijg. Ik heb mijn poncho aangetrokken tegen opspattend water, maar desondanks ben ik nat tot op mijn huid. En ondanks de frisse lucht maak ik dankbaar gebruik van het emmertje dat in mijn buurt staat. Inmiddels maakt Jan zich grote zorgen omdat hij bang is dat ik met dit geweld overboord zal slaan. Een van de anderen is zo beroerd dat ze hevig is gaan hyperventileren en wordt bij aankomst op Ile Sainte Marie door een paar sterke mannen naar een havengebouwtje gedragen! Daarna nog twintig minuten hobbelen en we zijn bij het hotel (huisjes) aan zee. Eerst droge kleding aan. Helaas is ook de grote tas nat geworden, dus niets is meer echt droog. Bah, bah en nog eens bah. Van juli tot en met september is de kans groot dat je bij Ile Sainte Marie walvissen ziet. Elk jaar komen er honderden bultruggen van de Zuidpool naar het warme water rondom het eiland om te paren en te jongen. De bultrug is één van de grootste walvissoorten ter wereld en ze zijn vooral bekend vanwege hun spettersprongen en hun staart die daarna boven het water uitsteekt. De bultrug is heilig voor de inwoners van Sainte Marie, ze geloven dat ze boze geesten verjagen. Overmorgen is er de laatste mogelijkheid om deze walvissen te spotten, maar gezien de ervaringen van deze ochtend zie ik weer een boottocht op ruwe zee niet zitten.De officiële naam van Ile Sainte Marie is Nosy Boraha. Sommige Europese bronnen denken dat de naam ‘Eiland van Ibrahim of Abraham’ betekent en waarschijnlijk gegeven is door joden of Arabieren die zich daar ooit vestigden. In theorie is dit mogelijk. De bewoners zelf brengen de naam in verband met de legende van een visser, Boraha genaamd, die van verdrinking werd gered door een walvis. De Franse naam Ile Sainte Marie komt van Santa Maria, de naam die oorspronkelijk door Portugese zeilers werd gegeven in de 16e eeuw. Men zegt dat het eiland de vorm heeft van een vrouw die net zwanger is. Het eiland werd begin september 1619 aangedaan door de Nieuw Hoorn onder schipper Bontekoe. Het ligt 8 km voor de oostkust van Madagaskar, is 57 km lang, 5 km breed. Op het eiland liggen enkele plantages voor kruidnagel en vanille. Madagaskar is de grootste vanilleleverancier ter wereld: 80% komt hier vandaan. Op Ile Sainte Marie vind je de oudste katholieke kerk van Madagaskar, die dateert van 1857. De kerk was een gift aan het eiland van keizerin Eugenie van Frankrijk.

zondag 15 augustus Ile Sainte Marie
Met z’n negenen hebben we geregeld dat de baas van het hotel met nog een andere chauffeur ons met 2 pick-ups naar de punt van het eiland rijdt. Daar worden we met piroques overgezet naar het eilandje Ile aux Nattes. Het ziet eruit als een bounty eiland: witte stranden met wuivende palmbomen.

Op een aardig terras trakteren we de anderen op een kopje koffie want vandaag vierenveertig jaar geleden trouwden we officieel voor de wet.

De uitbater is een Zuid-Afrikaan, een soort hippie met een ruige baard en lange haren, die in het Zuid-Afrikaans gezellig met ons kletst. We lopen eerst een stuk dwars over het eiland. Onderweg kopen we bij een klein winkeltje pinda’s in gebrande palmsuiker, van die brokken waarvan je kiezen aan elkaar blijven plakken, maar o zo lekker. Verder zien we koffiestruikjes in bloei. Hadden we nooit eerder gezien. Vervolgens steken we weer door naar het strand en lopen langs de vloedlijn terug naar de punt van waar we begonnen. De zee heeft de prachtigste tinten blauw en op het strand liggen mooie schelpjes en stukjes aangespoeld koraal. We zoeken de Zuid-Afrikaan weer op en eten daar een goede pizza. Hij komt met een biertje in de hand gezellig bij ons zitten. Tegen vier uur varen we weer met de piroques naar de overkant waar de auto’s al weer op ons wachten. We blijven weer een keer steken in de modder, maar daar worden we nu niet meer warm of koud van.

Het was een heerlijke dag. Terug bij het hotel begint het zachtjes te regenen en zie ik een mooie dubbele regenboog boven zee.

maandag 16 augustus Ile Sainte Marie
Vanochtend gaat het grootste deel van de groep walvissen kijken. Het is wisselvallig weer: af en toe een bui en ook vaak zon. Dan is het ook meteen goed warm. In de vroege 17e eeuw werd Ile Sainte Marie het hoofdkwartier van piraten. Madagaskar, en Ile Sainte Marie in het bijzonder, was een ideale basis om handelaren die zeilend rond Kaap de Goede Hoop tussen Europa en het Verre Oosten voeren (m.n. de schepen van de VOC), in een hinderlaag te lokken. De Franse piraat la Bigorne kreeg het eiland rond 1750 als geschenk van koning Ratsimilaho, nadat hij met diens dochter was getrouwd. Nakomelingen van dit huwelijk zouden nog op het eiland rondlopen. Beruchte piraten als William Kidd, Thomas White en David Williams zouden hier hun geroofde schatten begraven hebben. Op een bepaald moment was de piratenpopulatie opgelopen tot duizend en er gaan verhalen dat in de buurt van het plaatsje Ambodifotatra een piratenrepubliek, Libertalia genaamd, zou hebben bestaan. Er ligt ook een piratenkerkhof. Wij gaan dit kerkhof maar eens met een bezoekje vereren. Het is een uur lopen naar het stadje en dan via twee dammen over het water nog een half uur. Eerst moeten we kaartjes kopen. Voorheen schijnen er grafstenen gestolen te zijn dus nu staat het kerkhof onder bestuur van een stichting en krijg je een gids mee. Een vrolijke tandeloze man geeft ons een keurige kwitantie met 3 stempels erop en dan gaan we met een piroque naar het pirateneilandje.

Eerst moeten we een glibberige heuvel op. Er is geen hard bewijs dat dit kerkhof van de piraten was, ofschoon er een steen is met het doodshoofd en de gekruiste beenderen.

De grote zwarte tombe in het centrum van het terrein is de veronderstelde laatste rustplaats van William Kidd, begraven in een staande positie als symbolische straf voor zijn misdaden. Helaas is de koperen plaat die dit zou kunnen bevestigen enige tijd geleden gestolen. De graven zijn verwaarloosd en liggen schots en scheef over het eilandje verspreid.

Het blijkt maar een deel te zijn van het oorspronkelijke kerkhof: bij een cycloon (die in dit gebied veelvuldig voorkomen) is een deel van het eilandje weggeslagen, inclusief de graven. Het is allemaal niet zo indrukwekkend, maar aardig om te zien. De gids vertelt een paar wetenswaardigheden en als we het steile pad weer terug gaan naar het bootje krijgen we een stok als hulpje aangeboden. Kennelijk vindt hij dat die grijze hoofden dat wel kunnen gebruiken. Onze tandeloze gids blijkt precies zo oud als onze Stef te zijn, niet te geloven. Maar vrolijk is hij wel en heeft ook zo zijn mening over de verdeling van de welvaart in zijn land. We lopen terug via het stadje (twee straten, meer is het niet) om wat te eten. Zodra we zitten barst de regenbui, die we al lang aan zagen komen los. Hierna lopen we weer naar het hotel. Tegen drieën zijn we weer terug en hebben dan zo’n veertien km gelopen.

dindag 17 augustus Ile Sainte Marie > Antananarivo
Om zeven uur vertrek naar het vliegveldje van Sainte Marie. We vliegen met een tussenstop in Tamatave naar Tana, waar we rond elf uur landen.

Eerst brengen we de bagage naar de bus en dan lopen we terug om in de hal van het vliegveld een broodje te eten. We hebben nog anderhalve dag in deze onaangename stad, dus is er besloten vanmiddag een excursie te maken naar het paleis van een vroegere koning. Maar eerst rijden we langs het hotel om de bagage op de kamers te zetten en al vast door te geven wat we vanavond willen eten. Met de bus rijden we dan naar Ambohimanga, ongeveer 22 km buiten Tana. Ambohimanga is een voormalige hoofdstad van de Merinakoningen in Madagaskar, nu is dat Antananarivo. Bij de ingang van het dorp is een grote poort (één van de zeven). Aan één kant staat een grote platte ronde steen. Bij dreigend gevaar werd de steen voor de poort gerold door veertig slaven. Wat hoger ligt de Rova, het fortpaleis van koning Andrianampoinimerina (en nu nog een keer snel zeggen!), een koninklijke begraafplaats en een geheel van  nu nog  steeds heilige plaatsen.

Het woord paleis wekt verwachtingen, maar dat valt tegen.  Het is weliswaar een grote, maar ook zeer eenvoudige houten hut en dateert van 1788.

De latere koninginnen zaten er beter bij! Hun onderkomen werd ontworpen door een Fransman en versierd met rood en blauw schilderwerk. Wij hebben een vriendelijke mevrouw als gids die ons wat aardige dingen weet te vertellen. Tegen het eind van de middag zijn we weer terug, dus deze halve dag in Tana was goed besteed. ’s Avonds bij het eten wordt er muziek gemaakt.

woensdag 18 augustus Vertrek Antananarivo > Amsterdam
De laatste dag. Alles op ons gemakje: rustig opstaan, uitgebreid de tijd voor het ontbijt. Voor deze laatste avond is er een tafel besproken bij een restaurant dicht bij het hotel, dus eerst maar weer daar naar toe om onze keuze voor het avondeten door te geven. Als je dit niet doet (en dat geldt voor bijna alle restaurants hier) duurt het een eeuwigheid voor je je eten krijgt. Hierna lopen we nog een eindje om in de buurt van het hotel. Opvallend is dat de kinderen hier niet bedelen om ‘bonbon’.

En dan gaan we met boek en koffie in de tuin van het hotel zitten tot het twaalf uur is en de bus klaar staat voor degenen die naar de dierentuin willen. Nu hebben we niet zo veel vertrouwen in de kwaliteit van deze dierentuin, maar hier is wel de zeer zeldzame aye aye te zien, een nachtlemuur die nergens anders te zien is. Daarbij schijnt zich op het terrein een interessant museum te bevinden met o.a. eieren van de uitgestorven olifantsvogel en er is een expositie over begrafenisrituelen en de stammen van Madagaskar te zien. Zoals verwacht stelt de dierentuin niets voor: een paar vogels, wat reptielen en lemuren. Wat grote dieren betreft: een paar dromedarissen en wilde zwijnen. De botanische tuin, piepklein, is gesloten. Alles ziet er behoorlijk verwaarloosd uit. De lemuren zijn op het eerste gezicht niet te zien want die blijven steeds in hun nachthok. Wat blijkt: hier worden ze verwend met honing. Als je de dieren wilt zien moet je dus naar achteren; uiteraard tegen een forse betaling van de verzorgers. Hetzelfde geldt voor de aye aye. Hier bedanken we dus voor. Het museum is vijf (!) jaar gesloten vanwege renovatie en zal volgend jaar weer open gaan. Het lijkt ons rijksmuseum wel. En we waren eigenlijk gekomen voor de aye aye en het museum! Het is dus een tegenvaller, maar altijd beter dan de hele middag bij het hotel rondhangen. Als troost kopen we dan maar een ansichtkaart van het beroemde beestje.

Op de terugweg rijden we nog eenmaal langs de souvenirmarkt voor degenen die hier maar niet genoeg van kunnen krijgen en dan zijn we aan het eind van de middag weer bij het hotel. ’s Avonds eten we bij de concurrent en dan zijn we om tien uur op het vliegveld waar we even na één uur ’s nachts vertrekken. Onderaan de vliegtuigtrap wordt nog even een laatste bagagecontrole uitgevoerd. Waarom dat nou op een ijzig koud vliegveld moet en niet gewoon binnen kan? Zelfs mijn fototasje wordt binnenstebuiten gekeerd.

donderdag 19 augustus Aankomst Amsterdam
Slecht geslapen in het vliegtuig. De reis gaat zonder vertraging, met in Parijs weer een alleszins redelijke overstaptijd. Wanneer we Schiphol naderen en boven het Noordzeekanaal vliegen zien we beneden ons de prachtige zeilschepen van Sail Amsterdam met talloze boten en bootjes er om heen. Een schitterend gezicht en zo zie je het natuurlijk nooit. Helaas ligt mijn fototoestel in de bagagebak en kost het te veel tijd om het te pakken. We landen even over half drie en ook de bagage hebben we vlot. Stef staat ons al op te wachten. De laatste etappe schiet niet echt op vanwege files. Gauw bij AH wat te eten gehaald en dan zijn we uiteindelijk om zes uur ’s avonds thuis. Stef gaat de keuken in om het eten klaar te maken, echt Hollands: sla, gebakken aardappeltjes en een biefstukje. We praten met z’n drieën nog even na en dan is ook de Madagaskarreis weer voorbij. Conclusie: Madagaskar is een fascinerend land. De wegen zijn erbarmelijk slecht waardoor de reis af en toe knap vermoeiend was en de dagwandelingen logen er ook al niet om. Maar dit alles woog niet op tegen het prachtige landschap en de vrolijke, vriendelijke maar helaas straatarme bevolking. We hadden dit niet willen missen!                                  

Koning Aap

Home Reizen van Jan en Carla