Home Reizen van Jan en Carla

Albanië

 

Land van de Witte Bergen

 


28 mei – 11 juni 2016

 

 

Waarom naar Albanië

Vanwege andere prioriteiten maken we in 2016 geen verre reis, maar kiezen we weer eens voor Europa. Albanië lijkt ons een aantrekkelijk reisdoel vanwege de mooie combinatie van natuur en cultuur en, ook niet onbelangrijk, het mediterrane klimaat. Bovendien is het land lang afgesloten geweest van de buitenwereld en we verwachten dat het daardoor nog niet heel erg toeristisch zal zijn.  

Algemeen

 

 

Beknopte geschiedenis

 

Het land kent een zeer roerige geschiedenis. Verschillende volkeren hebben hun sporen nagelaten in het gebied dat nu Albanië heet.
In de oudheid werd het geregeerd door Illyriërs en Thraciërs. De eerste kolonisatie kwam op gang in de 7e eeuw v.Chr. toen Grieken uit Korinthe en Corfu langs de kust neerstreken en steden als Durrës, Apollonia en Butrint stichtten.
In de 2e eeuw v.Chr. werd het een Romeinse kolonie en later ging het deel uitmaken van het Byzantijnse Rijk. Achtereenvolgens beheersten Bulgaren, Noormannen, Sicilianen en Serviërs voor korte tijd het gebied.
In de eerste helft van de 15e eeuw vielen de Turken Albanië binnen. Ondanks het verzet van de Albanezen onder leiding van de volksheld Skanderbeg, werd het land vanaf 1478 officieel Turks gebied. De Ottomaanse overheersing zou vijf eeuwen lang duren. Veel Albanezen bekeerden zich in deze tijd tot de islam.

Na de Balkanoorlogen en de Eerste Wereldoorlog raakten de Ottomanen vrijwel alle Europese gebieden kwijt, ook Albanië.
In 1912 kreeg Albanië de eerste vorm van zelfbestuur en werd het voor zeer korte tijd een koninkrijk. In de jaren erna bleef er veel politieke onrust en in 1925 werd de republiek Albanië uitgeroepen.
Grieken, Italianen en Duitsers bezetten het land in de Tweede Wereldoorlog, waarna de communist Enver Hoxha in 1944 de macht greep. Na de Tweede Wereldoorlog werd Albanië onder druk van Rusland een communistisch land en kreeg het onder Enver Hoxha een dogmatisch communistisch regime. Onder zijn leiding raakte Albanië volstrekt geïsoleerd en verarmd. Dit bleef zo tot de dood van Hoxha in 1985. De verkiezingen in 1992, die gepaard gingen met een grote volksopstand, maakten een eind aan de macht van de Communistische Partij en er werd een democratische overheid gevormd. Langzaamaan werden de contacten met de rest van de wereld hersteld.

Skanderbeg, held van Albanië

Als je in Albanië bent, kom je niet om hem heen: Gjergj Kastrioti, ofwel Skanderbeg, de ‘Vader des Vaderlands’ voor de Albanezen. Hij werd, waarschijnlijk in 1405, in Kruja geboren in een adellijke familie. Zijn vader streed tegen de Ottomanen, maar na een nederlaag nam de sultan zijn vier zoons als gijzelaar mee. Gjergj werd gedwongen te vechten in het Ottomaanse leger, waar hij de hoogste rangen bereikte. Hij kreeg er zijn nieuwe naam İskender (verwijzing naar Alexander de Grote) en werd leider van een afdeling cavalerie. De titel ‘beg’ (prins) verwierf hij in 1438. Hij deserteerde echter vijf jaar later, keerde zich tegen de Ottomanen en vocht voor de vrijheid van zijn geboorteland Albanië. Kruja werd zijn uitvalsbasis. Van de vijfentwing veldslagen won hij er vierentwintig, alleen in Berat verloor hij.

Hij stierf in 1468 een natuurlijke dood (malaria) en werd begraven in de kathedraal van Lezhë. Zijn enige zoon, de twaalfjarige Gjon, was zijn opvolger. Tien jaar later werd Kruja door de Turken heroverd. Lezhë kwam een jaar later ook in Turkse handen, waarbij de kathedraal met Skanderbegs graf werd geplunderd en zijn botten als talisman werden meegenomen. Skanderbeg wordt in Albanië en in Kosovo geëerd met talloze monumenten. In Albanië draagt het voornaamste plein van Tirana zijn naam, de kathedraal in Lezhë is inmiddels omgevormd tot een mausoleum ter ere van Skanderbeg en Kruja huisvest het Skanderbegmuseum, dat in 1982 werd opgericht.

De helm van Skanderbeg
In de strijd tegen de Turken maakte Skanderbeg vaak gebruik van taktische middelen. Op een nacht bevestigde hij brandende kaarsen op de horens van een grote kudde geiten die hij van de top van een berg naar beneden liet drijven. De Turken dachten dat het een aanval van de Albanezen was en trokken ten strijde. Toen ze ver genoeg van hun kamp verwijderd waren viel Skanderbeg aan en versloeg ze. Na deze gebeurtenis liet Skanderbeg op zijn helm een ijzeren geitenkop aanbrengen als herinnering aan zijn geniale taktiek in die bewuste nacht.

Enver Hoxha (1908-1985)

Algemeen: Enver Halil Hoxha was van 1944 tot zijn dood de politieke leider van Albanië. Zijn leiderschap was een meedogenloze dictatuur, waarbij geen ruimte was voor vrije geloofs- en meningsuitingen. Hij elimineerde invloedrijke personen om hem heen, trad keihard op tegen de oppositie in het land door hun families te deporteren naar afgelegen dorpen die strikt gecontroleerd werden door de (geheime) politie, legde lange gevangenisstraffen op en voerde de doodstraf volop uit. Hij richtte zich met succes op de wederopbouw van het land dat in puin lag na de Tweede Wereldoorlog en voerde verscheidene succesvolle hervormingen door. Vanaf 1976 werden atheïsme en autarkie (het economisch streven zo min mogelijk afhankelijk te zijn van andere landen) officiële richtlijnen van de staat. Hierdoor werd iedere religieuze uiting strafbaar en werden handelsbanden met het buitenland beëindigd.

Isolement: Door zijn vriendschap met en bewondering voor Jozef Stalin dreef Hoxha zijn land na Stalins dood in 1953 het totale isolement in. In 1948 al had Hoxha alle banden met Joegoslavië verbroken vanwege de breuk tussen Tito en Stalin. Toen Chroesjtsjov na Stalins dood kritiek op Stalin uitoefende, keerde Hoxha zich ook van de Sovjet-Unie af en stapte zelfs uit het Warschaupact. In de jaren ‘60 klopte hij aan bij de Chinese leider Mao. Toen China, na  Mao's dood in 1976, eveneens probeerde het land economisch naar het westen te openen keerde Hoxha zich ook van China af met als gevolg dat Albanië het meest geïsoleerde land in Europa werd. Zonder ‘grote broer’ die het land voorzag van hulp, grondstoffen en technologie kwam Albanië in economische moeilijkheden terecht. Hoxha bleef echter de communistische lijn doorvoeren.
Hervormingen: Toen Hoxha aan de macht kwam aan het einde van de Tweede Wereldoorlog lag het land in puin, was de levensverwachting in Albanië slechts 40 jaar en was 80-85% van de bevolking analfabeet. Er bestond vrijwel geen industrie en ziekten zoals malaria en tuberculose, elders vrijwel uitgeroeid, waren wijdverspreid. Ook de kindersterfte was extreem  hoog. Onder Hoxha's dictatuur werden veel hervormingen doorgevoerd. Zo daalde het analfabetisme tot 31% en werd de eerste universiteit van Albanië opgericht, steeg de levensverwachting sterk en kregen vrouwen gelijke rechten en werd haar positie verbeterd. D.w.z. onder Hoxha was de vrouw niet langer het eigendom van de man, maar van de staat. Dat gaf haar meer vrijheid en mogelijkheden tot studie, maar er werd wel verwacht dat zij ruimhartig bijdroeg aan de demografische groei van de natie. Abortus en voorbehoedsmiddelen waren dan ook verboden. De economische strategie van Stalin en Mao volgend, ondernam Hoxha een grootschalig programma van industrialisatie en vernietiging van de feodale verhoudingen en werden landhervormingen doorgevoerd. Tegen 1980 vormde de industrie een zeer aanzienlijk deel van inkomsten van Albanië, was het platteland  voorzien van elektriciteit en de landbouw in handen van de overheid. Mede om deze redenen geniet Hoxha nog steeds een zekere populariteit onder Albanezen, bijvoorbeeld in Kosovo. Op sommige plaatsen, zoals de bazaar van Kruja, worden zelfs souvenirs met Hoxha's beeltenis verhandeld.
Godsdienst: In 1967 proclameerde Hoxha Albanië tot de eerste atheïstische staat ter wereld. Tussen 1967 en 1990 was het verboden om welke godsdienstuitoefening dan ook uit te oefenen. Alle moskeeën en kerken in het land werden gesloopt of ergens anders voor gebruikt, gelovigen werden tijdens het regime van Enver Hoxha streng vervolgd en geestelijke leiders werden gedwongen de uitoefening van hun ambt op te geven.
Bunkers: Hoxha stond erop dat de onafhankelijkheid van zijn land zeker gesteld zou worden en liet daarom ongeveer 700.000 (!) bunkers bouwen. Toen Hoxha in 1985 stierf was er op iedere vier inwoners één bunker. Ze stonden op elke plek die maar enigszins van strategisch belang was: van bergpassen tot afgelegen stranden en van havenmondingen tot aanvliegroutes. De resten hiervan vind je nog steeds door het hele land want de bunkers zijn moeilijk te slopen. Er zijn nu nog steeds gemiddeld vierentwintig bunkers per vierkante kilometer in Albanië te vinden. Een onvoorstelbaar aantal. Sinds zijn dood en de val van het communisme zijn de bunkers een symbool geworden voor de uitspattingen van stalinistische regimes in het algemeen en de paranoia van Enver Hoxha in het bijzonder.

Overlijden: Na zijn dood werd in Tirana een piramidevormig mausoleum annex museum voor hem gebouwd, ontworpen door zijn dochter en schoonzoon, maar zijn stoffelijk overschot heeft daar niet lang gerust. Enkele jaren later sloot ook het museum zijn deuren en kreeg het gebouw een andere bestemming.


Verslag van de reis

Dag  1: Amsterdam > Tirana

Dag  2: Tirana

Dag  3: Tirana > Elbasan > Ohrid (Macedonië)

Dag  4: Ohrid

Dag  5: Ohrid > Sv Naum > Korça

Dag  6: Korça, bezoek Voskopoja

Dag  7: Korça > Baramsh pas > Kekyrakloof > Gjirokastra

Dag  8: Gjirokastra

Dag  9 : Gjirokastra > Blue Eye N.P. >  Saranda

Dag 10: Saranda, bezoek Butrint

Dag 11: Saranda > Vlora > Apollonia > Berat

Dag 12: Berat

Dag 13: Berat > Durrës > Shkoder

Dag 14: Shkoder > Kruja

Dag 15: Kruja > Amsterdam

 

We beginnen de vakantie een dag eerder. Een gebroken nacht lijkt ons geen goed begin van de vakantie en aangezien onze vlucht redelijk vroeg vertrekt en de controles vanwege de recente aanslagen in Parijs en Brussel langdurig kunnen zijn, hebben we een ‘Park, Sleep & Fly-arrangement’ genomen in het Ibishotel. Dat wil zeggen dat de auto tijdens de vakantie daar kan blijven staan en we met een shuttlebus naar en van de luchthaven vervoerd worden.

Dag 1, zaterdag 28 mei: Amsterdam – Tirana
We hebben prima geslapen zonder hinder van vliegtuigen of luidruchtige vakantiegangers. Fris en fruitig stappen we ’s morgens vroeg in de shuttlebus. Idelaal: hij rijdt behoorlijk frequent en binnen acht minuten sta je bij de vertrekhal.

Bij het inchecken zien we Janny en Inge, reisgenoten van onze Sundareis in 2013; wat een toeval! De securitycheck is duidelijk verscherpt: het fouilleren gebeurt zorgvuldiger en bij Jan wordt met een stick die op explosieven controleert de rugzak afgetast en vervolgens moet alles eruit. Nog niet eerder meegemaakt. Gelukkig is het niet zo druk en kunnen we nog rustig ontbijten. En dat is maar goed ook, want Austria Airlines is wel heel zuinig: meer dan een keer wat drinken en een mini-zakje zoutjes kan er niet af en de tussenstop in Wenen is te kort om wat te kopen.

ALBANIË
Het aantal vlieguren naar Tirana is ruim drie uur en om 15.00 uur landen we al  op de Moeder-Teresaluchthaven, genoemd naar de grootste beroemdheid in Albanië van de afgelopen eeuw. Het is 29° en de zon schijnt; heerlijk na al die sombere dagen in Nederland.

Tirana is de hoofdstad en ook de grootste stad van Albanië. Er was al bewoning in de Romeinse tijd, maar in de 17e eeuw werd Tirana officieel gesticht. Het bleef een provinciestad tot ze in 1920 werd aangewezen als hoofdstad van de nieuwe republiek Albanië. De laatste 100 jaar is er veel veranderd: Tirana werd een stad met boulevards en pleinen, die in het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw door de Italianen bedacht zijn.

Tirana ligt een kippeneindje van het vliegveld, een goede 15 km. Onze kamer in het hotel is op de 4e etage; geen lift maar de bagage wordt gelukkig boven gebracht. We hebben nog tijd genoeg om even de stad in te lopen, want we zitten een paar minuten lopen van het Skanderbegplein, het centrum van de stad. Het plein is genoemd naar Albaniës nationale held Skanderbeg. Het Skanderbegplein was tot 2010 één grote betonnen vlakte, vergelijkbaar met het grote plein dat wij in Havana op Cuba zagen, maar nu groeit er gras en rijden de auto’s er omheen. Tot het begin van de jaren ’90 stond midden op het plein een tien meter hoog standbeeld van de vroegere dictator Enver Hoxha.  Nu staat op dezelfde plek het beeld van Skanderbeg met ernaast de Albanese vlag. Verder liggen zo’n beetje alle belangrijke gebouwen  aan dit plein, zoals verschillende regeringsgebouwen en het stadhuis van Tirana, het hogeTirana International Hotel, het Nationaal Historisch Museum en het grote Cultuurpaleis waarin de nationale opera en bibliotheek gevestigd zijn. Boven de ingang van het Nationaal Historisch Museum prijkt een gigantisch mozaïek, genaamd ‘De Albanezen’, waarop figuren uit verschillende lagen van de bevolking te zien zijn. Zij zouden Albanië in de afgelopen eeuwen groot hebben gemaakt.

De Et’hem Bey-moskee (1821) staat ook aan het plein, een van de oudste gebouwen in Tirana en al meerdere malen gerestaureerd. De moskee heeft bogen aan de buitenkant en de gebedsruimte is mooi beschilderd. Vanaf 1967 werd onder het regime van Hoxha de moskee gesloten, maar in 1991 opende de moskee ondanks een verbod van de overheid haar deuren. De politie greep niet in toen honderden moslims de eerste gebedsdienst sinds tientallen jaren bijwoonden, gesteund door naar schatting vijftienduizend mensen buiten de moskee. Daarmee werd de kiem voor vrijheid van godsdienst weer gelegd.

We lopen de nieuwe (2012) orthodoxe kerk met ernaast de aparte toren in en na een kop koffie op een terras gaan we terug naar het hotel, waar we in de tuin eten terwijl een paar studenten van het conservatorium voor ons pianospelen en zingen. Het eten is smakelijk, maar wel veel, heel veel vlees. 

Dag 2, zondag 29 mei: Tirana
Het is mooi zonnig weer en vandaag gaan we Tirana eens uitgebreid bekijken. Na het ontbijt lopen we weer naar het Skanderbegplein en gaan nu bij het Nationaal Historisch Museum met het grote mozaïek naar binnen. Aangezien Albanië een arm land is had ik een heel sober museum verwacht, maar tot onze verrassing is het een erg mooi en modern museum en vooral de afdelingen van de prehistorie tot de middeleeuwen zijn indrukwekkend met schitterende stukken uit de Griekse, Romeinse en Byzantijnse tijd. Het bekijken van de Albaniës geschiedenis maakt dorstig dus drinken we koffie op het terras van het Cultuurpaleis en kunnen zo mooi het grote plein overzien. Tirana is tijdens de Tweede Wereldoorlog door Italië bezet geweest en dat is nog goed te zien aan de stijl van de regeringsgebouwen. Zo werd de grote en brede Boulevard van de Martelaren destijds aangelegd door Mussolini, omdat hij een goede plek nodig had voor zijn fascistische parades!
De moskee hebben we gisteren al bekeken en we lopen verder naar het Rinia Park met het Taiwan complex, een populair uitgaanscentrum en waarvan de naam herinnert aan de vriendschap die er ooit met China was. Het is druk in het park en er hangt een zondags sfeertje: veel ouders met kleine kinderen, jongeren liggend op het gras en ouderen kletsend op bankjes. Verder staat er een goudkleurig rechthoekig monument met veel handtekeningen. Later wordt het ons duidelijk dat dit is neergezet ter gelegenheid van honderd jaar onafhankelijkheid.

Wanneer we een grote winkelstraat inlopen valt ons op dat de mode uit het midden van de vorige eeuw lijkt te komen en dat er nergens prijzen in de etalages te vinden zijn. Het kost dus geen enkele moeite om de knip op de beurs te houden.
We steken de Boulevard van de Martelaren over naar het voetgangersgebied waar nog een restant van een fort uit de 6e eeuw zou zijn. Wij zien alleen een oud stuk muur van enkele meters hoog. In een parkje, hangplek voor oude mannetjes, wordt fanatiek gekaart en domino gespeeld en natuurlijk maakt Jan er contact.

Niet ver hier vandaan is de Tabaksbrug of Looiersbrug. Een brug zonder water, want de rivier de Lanë is gekanaliseerd en ligt aan de overkant van de straat. Deze smalle, stenen voetbrug was in de Ottomaanse tijd de belangrijkste schakel tussen Tirana en het achterland. Hij werd door boeren gebruikt om waren naar de markt te brengen. Na de verlegging van de Lanë in 1930 werd de brug overbodig en verwaarloosd, maar is nu gerestaureerd.

We zoeken een bezienswaardigheid die in onze reisgids genoemd staat, maar voor ons niet te vinden is. En zo kan het gebeuren dat we in een bloemenwinkeltje belanden waar foto’s hangen van kinderen met het Syndroom van Down. Ze zijn geportretteerd als in oude schilderijen van bijv. Picasso of Velasquez; het zijn mooie, aandoenlijke foto’s. Bij navraag blijken deze kinderen hier naar reguliere scholen gaan.
Aan de overkant van de Lanë zijn verscheidene flats ooit kleurig beschilderd. Dit is te danken aan de voormalig burgemeester en kunstenaar, Edi Rama. Toen Albanië bevrijd werd van het communisme was er geen geld voor allerlei verbeteringen. Rama vond dat veel grauwe en deprimerende flats in zijn stad wel een opknapbeurt konden gebruiken en met het beschilderen van de gebouwen zorgde hij ervoor dat met weinig geld de grijze stad toch nog een beetje vrolijkheid kreeg. Edi Rama is nu premier van Albanië. Inmiddels zijn de kleurtjes behoorlijk verbleekt en ondanks de poging de stad aantrekkelijker te maken kan de armoede hier toch niet weggepoetst worden.

    

Intussen zijn we nog steeds op zoek naar dat Ottomaanse huis uit onze reisgids. Uiteindelijk vragen we het aan een paar oudere mannen op een terras. We hebben de indruk dat ze het aanvankelijke niet helemaal met elkaar eens zijn over wat we precies bedoelen. Als er overeenstemming is wil een van hen ons er wel naar toe brengen. Heel vriendelijk, maar zoals we al dachten: daar was het niet. We laten het maar voor wat het is en gaan lunchen op een schaduwrijk terras.
Hierna lopen we verder naar de gloednieuwe katholieke St. Pauluskathedraal waar paus Franciscus al in de glas-in-loodramen is afgebeeld. Moslims, orthodox-katholieken en rooms-katholieken leven hier probleemloos naast elkaar.
Dan naar een markant punt in de stad, de Piramide van Tirana, ontworpen door Hoxha’s dochter en schoonzoon. Het gebouw werd in 1988 neergezet ter ere van de voormalige dictator Hoxha. Een korte periode na de opening van de piramide diende het gebouw als mausoleum, zodat bewoners van Albanië er de overleden dictator konden bezoeken. Later werd het lichaam van Hoxha weer weggehaald en was het een museum over Hoxha. Na de val van het communistische bewind in 1992 heeft het gebouw verschillende bestemmingen gehad.  In 2010 werd besloten de piramide af te breken om op dezelfde plek het nieuwe parlementsgebouw te bouwen. Een storm van protest volgde tegen deze beslissing met als argument dat de geschiedenis, hoe zwart ook, niet uitgewist mag worden Nu is het gebouw zwaar vervallen: de marmeren platen zijn eraf gesloopt en de betonrot is duidelijk zichtbaar.

Voor de piramide is een pad met loopbrug met in het midden een grote bronzen klok, de ‘Klok van de Vrede’. De klok werd gefinancierd met de verkoop van lege patroonhulzen die de kinderen van Tirana hadden verzameld na de schietpartijen tijdens de opstand van 1997.
We steken de brede boulevard weer over naar een gedeelte van het centrum dat de bijzondere naam Blloku (Het Blok) heeft. Tijdens de communistische periode was de wijk totaal afgesloten: grote hekken er omheen met daarop heel veel prikkeldraad zorgden ervoor dat onbevoegden niet naar binnen konden. Een stadsdeel voor de upperclass, d.w.z. iedereen die iets had te vertellen in de communistische partij had hier een woning/appartement. Toen de wijk in 1991 na de val van het communisme werd opengesteld voor de ‘gewone’ Albanees stroomden de mensen toe om zich aan de weelde te vergapen.Ter herinnering aan die tijd is er een klein monument neergezet, ‘Checkpoint’ genaamd. Hier staan drie overblijfselen uit de communistische tijd bijeen: een stuk van de Berlijnse muur (een geschenk van de stad Berlijn), een typisch Albanese bunker en drie betonnen stutten van de mijn in het beruchte werkkamp Spaç. Nu is de wijk openbare ruimte met veel terrasjes, restaurants, parken en dure auto’s: een yuppenwijk.

Een ijsje geeft ons energie weer verder te gaan naar het Moeder Teresaplein, waar het beeld van haar òf is verdwenen òf misschien zelfs nooit gestaan heeft. Wij zien het in elk geval niet. Wat er wel staat is het hoofdgebouw van de universiteit van Tirana.
En dan hebben we het wel gehad: we zijn gewoon moe! We lopen nog langs het Qemal Stafa Stadion, maar hebben geen puf meer om ook nog eens naar de grote oorlogsbegraafplaats te lopen. Dus terug naar het hotel, waar we ons na 6½ uur slenteren bij een temperatuur waaraan we nog niet gewend zijn de 76 (!) treden naar onze kamer opslepen. Pfff …
’s Avonds eten we in een typisch Albanees restaurant dat gerund wordt door moeder en dochter. We zitten in een klein kneuterig kamertje vol gehangen met oude familiefoto’s op ongemakkelijke krukjes, maar het eten is fantastisch: verschillende kleine Albanese gerechtjes. Daarbij een paar glazen goede rode wijn en als afsluiting overheerlijk gebak dat druipt van de honing: smullen!

Dag 3, maandag 30 mei: Tirana – Elbasan – Ohrid (Macedonië)
Vandaag gaan we naar Ohrid, in Macedonië. Maar eerst maken we nog een korte stop op een heuvel aan de rand van Tirana. Hier ligt de begraafplaats voor gevallenen in de Tweede Wereldoorlog en nog een paar belangrijke personen. Aanvankelijk was Hoxha hier begraven nadat hij uit de Piramide verwijderd was, maar inmiddels is hij ook hier weer verdwenen. Het is de plek waar we gisteren van afzagen om nog naar toe te lopen. Op de begraafplaats staat een enorm standbeeld van ‘Moeder Albania’ symbool voor Albanië, zoals Marianne het nationale symbool voor Frankrijk is.

We maken een koffiestop in het stadje Elbasan (el Basan=het fort), waarvan het oude centrum binnen stadsmuren met kronkelstraatjes en keiensteegjes ligt.

 Een deel van de route van vandaag en de gerestaureerde hoofdstraat van Elbasan maken deel uit van de beroemde Via Egnatia.

 De Via Egnatia is een Romeinse weg die rond het jaar 146 v.Chr. is aangelegd. Ze was genoemd naar Gaius Egnatius, de opdrachtgever. De weg was het tweede belangrijke stuk op de route die liep van Rome naar Constantinopel: van Rome naar Brindisi liep de Via Appia en aan de overkant van de Adriatische Zee ging de weg verder als Via Egnatia, van Durrës naar Constantinopel. Dat komt overeen met de huidige landen Albanië, Griekenland, Macedonië en Turkije.
De Via Egnatia werd door de tijd heen vele malen hersteld en uitgebreid. Eeuwenlang ging bijna alle handel met West-Europa die over land ging (o.a. de Zijderoute) langs deze weg. Ook was de weg lange tijd van groot strategisch belang voor het Byzantijnse Rijk. Ten tijde van de kruistochten volgden ook veel legers deze weg naar Constantinopel.

Binnen de wallen (15e eeuw) liggen de Koningsmoskee en de orthodoxe Mariakerk. De moskee mag dan wel een van de oudste van het land zijn, maar er is weinig van die ouderdom te zien.
Dan is het even zoeken naar de Mariakerk, die is gebouwd met en op de overblijfselen van een eerdere kerk. Ze ligt in een ommuurd hofje, vandaar dat het even zoeken was. Het kerkje heeft mooie zijgevels met bogen. Helaas gesloten, maar de priester die buiten loopt wil hem wel openen en de lichten aandoen. Zo goed en zo kwaad als het gaat vertelt hij e.e.a. Het interieur heeft een opvallend blauw geverfde trap naar de kansel. In 1976 is de kerk gespaard gebleven van vernietiging omdat Hoxha’s bullduzers de nauwe straatjes niet in konden komen, maar werd toen wel gebruikt als wapendepot.

Buiten de stadswallen drinken we koffie en gaan dan verder richting Ohrid.
Bij een prachtig plekje aan de rivier lunchen we. Altijd leuk om te eten met het geruis van stromend water op de achtergrond.

MACEDONIË
Aan het eind van de middag arriveren we bij ons hotel in Ohrid. Onze hotelkamer heeft een zit- en slaapgedeelte en een luxe badkamer, compleet met bubbelbad. Maar schijn bedriegt: uit de douchekop komt een miezerig straaltje.

Ohrid ligt in Macedonië aan het Meer van Ohrid, op de grens met Albanië. De plaats is één van de oudste nederzettingen in Europa. Ohrids belangrijkste periode begon vanaf de 9e eeuw, toen de Bulgaren de stad veroverden en het zich ontwikkelde tot hoofdstad en bisdom. In later eeuwen bleef het een cultureel centrum en voegden de Byzantijnen en Serviërs hun kerken aan de stad toe. Ohrid schijnt over 365 heilige plekken te beschikken en wordt daarom ook wel het Jeruzalem van de Balkan genoemd. De inwoners van Ohrid konden zo op iedere dag van het jaar op een andere plek bidden! Tegenwoordig zijn nog maar 66 gebedshuizen echt in gebruik.
Hier is ook het Cyrillische schrift ontstaan, dat nu nog in de hele Slavische wereld gebruikt wordt.
Waar Ohrid ook om bekend staat is de speciale bouw van huizen, die smal van onder en breed van boven zijn en de Ohridparels.

We pinnen voor een paar dagen wat Macedonische dinars en lopen het toeristische plaatsje in, waar je struikelt over de winkels met ‘Ohridparels’. Maar omdat het zomerseizoen nog moet beginnen is het er (nu nog) min of meer gezellig. Opvallend: het is er vergeven van de Nederlanders! Overal om je heen hoor je ze. Men spreekt je vaak aan in het Nederlands, er zijn Nederlandse reisbureautjes, etc. Niet echt iets wat wij nu leuk vinden en we kunnen ons nauwelijks voorstellen dat dit alleen aan de schrijver A. den Doolaard te danken is, die een boek schreef dat in Ohrid speelt. Tijdens dit wandelingetje stuiten we op het middeleeuwse St. Sophiakerkje, dat gebouwd werd in de 9e eeuw. Op dit moment is het gesloten. We hebben niet zo’n zin in een goedkope snelle hap, zoals pizza of hamburger waar de grote massa kennelijk gek op is, en na even zoeken vinden we een restaurant waar we forel eten.

Dag 4, dinsdag 31 mei: Ohrid
Vanaf een dorpje, hoog tegen de bergwand geplakt, hebben we een mooi zicht op Ohrid met het indrukwekkende fort.

Het leven op het platteland is nog zoals lang geleden bij ons: geen geavanceerde landbouwwerktuigen, maar men gebruikt de zeis en ezeltjes zorgen voor het vervoer. 

Terug in Ohrid lopen we vanaf het Fort van Samuel naar beneden, want een fort ligt nu eenmaal altijd hoog. Toen tsaar Samuel (958-1014) zijn residentie van Bulgarije naar Ohrid verplaatste liet hij de aanwezige Byzantijnse vesting en de stadswallen versterken. De oude stadsmuur bestaat nu nog uit 18 torens en 4 poorten, in totaal is de muur 3 km lang en 16 meter hoog.
Niet ver van dit fort ligt het antieke Griekse theater (200 v.Chr.) met een oppervlakte van ongeveer 4000 m². Hoeveel zitplaatsen dit theater had is onduidelijk, omdat alleen het onderste gedeelte bewaard is gebleven. Jaren werd het als afvalberg gebruikt, maar na de ontdekking in de 20e eeuw wordt het weer gebruikt waarvoor het ooit bedoeld was: namelijk een plaats om mensen te vermaken.    

Na een kop koffie lopen we naar de Sophiakerk, die we gisteravond al zagen. De fresco’s in de kerk verkeren volgens de kenners nog in goede staat. Wij hebben een wat andere mening want ze zijn behoorlijk beschadigd, alleen in de apsis zijn ze nog redelijk intact. Maar ja, wat weten wij nu van fresco’s?

In de kerk oefenen kinderen voor een muziekfestival. We wachten het eerste nummer dat ze spelen af en lopen dan verder Ohrid in.

Onderweg naar het plein kijkt Jan nog naar een demonstratie van handgeschept papier, ons inmiddels wel bekend, terwijl ik bij het Den Doolaardmuseum naar binnen loop. Het stelt weinig voor: verschillende uitgaven van zijn boeken en that’s it. We zoeken een plekje om te lunchen en na het eten maken we een kort boottochtje, waarbij je Ohrid met het kasteel en het kerkje van Jovan Kaneo mooi vanaf het water kunt zien liggen.
Hierna gaat Jan naar het hotel en ga ik met reisgenote Renske op zoek naar het St. Clemensklooster. We lopen grotendeels over een pad pal langs het meer naar het kerkje van Jovan Kaneo, genoemd naar het vissersdorp Kaneo, maar eigenlijk gewijd aan Johannes de Evangelist. Het ligt waarschijnlijk op de mooiste plaats van Ohrid, namelijk op een klip die ver in het meer steekt, waardoor de kerk op drie plaatsen omgeven is door water. De Sveti Jovan Kaneo behoort dan ook tot de meest gefotografeerde bezienswaardigheden van Ohrid. Over hoe oud dit kerkje precies is bestaat geen zekerheid, aangenomen wordt uit de dertiende eeuw. Het speelt ook een rol in het boek ‘De bruiloft der Zeven Zigeuners’ en op een oudere uitgave van het boek is deze kerk dan ook afgebeeld.

Het klooster van St. Clemens moet volgens de plattegrond hier niet al te ver vandaan liggen. Vanuit het eerder genoemde kerkje volgen we een pad omhoog door een mooi stuk bos en dan zien we de heuvel Plaošnik liggen, waar aanvankelijk een vroegchristelijke basilica uit de 5e eeuw stond. Er wordt hier al enige tijd archeologisch werk verricht, waarbij o.a. een doopkapel tevoorschijn kwam. In de mozaïeken waarmee de vloer is versierd zijn o.a. dieren en swastika’s (hakenkruizen)  te zien.

     

Wat verderop zien we eindelijk het St. Clemensklooster liggen dat al in de 9e eeuw wordt genoemd in de geschiedenisboekjes. Deze Clemens, een Bulgaarse heilige, was een belangrijk geestelijk schrijver die in het klooster één van de eerste universiteiten van deze regio opzette. Nadat St. Clemens en St. Naum in de leer waren geweest bij de monnikenbroeders Cyrillus en Methodius, ontwikkelden zij in het klooster het Cyrillische schrift dat gebaseerd is op het alfabet van genoemde monniken. Dit schift wordt tot op de dag van vandaag nog in een aantal landen gebruikt. Later maakten de Ottomanen van kerk en klooster een moskee. Hiervan is niets over. Wel zijn de graftombe van de heilige en graven van andere monniken teruggevonden. In de gereconstrueerde kerk (2002) hebben deze overblijfselen alsnog een plekje gekregen.

Aan het eind van de middag lopen we terug naar het hotel waar we Jan al op het terras zien zitten.
Een uur later gaan we een boulevardje pikken. Hier geen aaneenschakeling van winkeltjes, terrassen en hotels; nee, gewoon een wandelpromenade. We passeren het standbeeld van de grondleggers van het Cyrillische schrift en lopen tot aan het monument van de Nederlandse schrijver A. den Doolaard. Dit lijkt in eerste instantie een beetje vreemd maar als je beseft dat Den Doolaard erg belangrijk is geweest voor het toerisme in Macedonië dan verklaart het een hoop. Een van zijn bekendste werken ‘De Bruiloft der Zeven Zigeuners’ speelt zich voor een groot deel in Ohrid af. In 2006 werd het monument voor Den Doolaard onthuld en ook het parkje waarin dit staat is naar hem vernoemd.

Weer terug in de stad drinken we wat op een terras en gaan dan op zoek naar een restaurant waar wat volk zit en dat geen pizzatent is.

Dag 5, woensdag 1 juni: Ohrid – Sv Naum – Korça (Albanië)
Het is de eerste dag dat de zon niet schijnt en het is behoorlijk fris: 16º. In de loop van de dag zal de temperatuur oplopen naar 23º, maar het blijft zwaar bewolkt met heel af en toe een klein spatje regen.
We rijden langs het Ohridmeer en zien beneden ons een klein openluchtmuseum liggen, dat bestaat uit een aantal paalwoningen die gebouwd zijn op dezelfde manier zoals het waarschijnlijk ook is gedaan in de tiende eeuw v.Chr. toen zich op deze plaats de eerste mensen vestigden. Duikers hebben hier in het meer een dorp op palen aangetroffen dat al 3200 jaar oud moet zijn.
We rijden verder naar het klooster van Sveti Naum, een orthodox klooster in Macedonië ongeveer 30 kilometer ten zuiden van Ohrid aan de andere zijde van het meer en dat o.a. bekend is van de pauwen die er rondscharrelen.
Het klooster werd in 905 opgericht door St.-Naum  en was destijds gelegen in het Bulgaarse Rijk. St.-Naum is begraven in de kerk en volgens de lokale bevolking kun je de hartslag van de heilige nog horen als je een oor op zijn tombe legt. Hier is het dus niet ‘eerst zien …’ maar ‘eerst horen en dan geloven’. De oorspronkelijke kerk van Naum met daarin zijn tombe werd verwoest door de Ottomanen, maar de tombe werd teruggevonden bij werkzaamheden onder de huidige kerk, die uit de 16e eeuw stamt. Het kerkje is klein, maar wel heel hoog en van onder tot boven versierd met fresco’s. Er hangt een heel bijzondere sfeer.

    

De pauwen maken een vreselijk lawaai en het blijft toch altijd weer bijzonder als een pauw zijn staartveren spreidt. Nog indrukwekkender is het als een witte pauw dat doet. Als de staart niet overeind staat lijkt de witte pauw een bruid met een lange sleep (ik word er bijna lyrisch van!).

    

Aan een prachtig watertje drinken we koffie met gebak erbij.

ALBANIË
Net over de grens in Albanië in het stadje Pogradec is er een korte stop om te lunchen. Aangezien we geen aangename eetgelegenheid zien kopen we wat yoghurt en fruit. En hier vergissen we ons weer: als Jan de verkoopster vraagt of ze ook een lepeltje heeft schudt ze heftig van nee. Jammer, dan maar zien hoe we het opeten. Maar vervolgens komt ze met twee plastik lepels aan …?? In Albanië betekent neeschudden ja, en knikken is nee! Dat wisten we eigenlijk wel, maar automatisch reageer je toch op je eigen gewoonten. We eten op een bankje aan het Ohridmeer, waar Renske net komt aanlopen met broodjes en kaas. We delen de lunch.

Even verderop worden foto’s van een bruidspaar gemaakt, compleet met een hele serie bruidsmeisjes en -jonkers. Vermakelijk om te zien.

Halverwege de middag arriveren we in ons hotel in Korça.

Korça ligt zo’n twintig kilometer van de Griekse en Macedonische grens. De stad  is sinds 1913 Albanees, maar is tijdens de Balkanoorlogen in 1912, en later in 1940-1941 door Griekenland bezet geweest, omdat dat land er aanspraak op maakte. De metropoliet (aartsbisschop) van de Orthodoxe kerk in Albanië heeft er zijn thuisbasis. Verschillende kerken in Korça en omgeving hebben de communistische beeldenstorm  overleefd; de kathedraal van Korça werd echter vernietigd.

Via een brede wandelpromenade lopen we naar de nieuwe kathedraal. Ondanks de nieuwigheid maken de iconen en vooral de enorme houtgesneden lamp veel indruk.

Hierna lopen we het oude wijkje achter de kerk in met veel oude en verwaarloosde Ottomaanse huizen. Teruglopend komen we langs het Museum voor Middeleeuwse Kunst, dat een heel beroemd iconenmuseum schijnt te zijn. Niet dat wij verstand hebben van iconen, maar als het zo beroemd is willen we zo toch wel even zien. Het museum is een troosteloos gebouw en gesloten met een groot roestig hangslot: dat is tenminste duidelijk, ook voor mensen die geen Albanees spreken zoals wij.
’s Avonds willen we in een restaurant eten dat in mijn reisgids wordt aanbevolen, maar je blijkt er alleen buiten te kunnen eten en dat is ons te koud bij dit regenachtige weer. We komen in een restaurant terecht waar een groot deel van de groep al zit. Het eten is goed, het is er warm en gezellig.

Dag 6, donderdag 2 juni: Korça, excursie Voskopoja
De zon schijnt weer volop en we gaan naar Voskopoja, een dorpje 18 km verderop.

Voskopoja is een heel klein dorp. In de 17e eeuw was dit echter na Istanboel de grootste stad van de Balkan en een cultureel en commercieel centrum. Een belangrijke handelsroute van West-Europa naar Constantinopel liep via de stad. De welvaart en het inwonertal namen als gevolg hiervan explosief toe; op het hoogtepunt in de 18e eeuw woonden er mogelijk zo’n 60.000 mensen en waren er 24 kerken! In 1788 werd de stad compleet verwoest door de Turken. Deze klap kwam de plaats niet meer te boven. De twee wereldoorlogen in de twintigste eeuw zorgden voor het verdere verval. Vandaag de dag is Voskopoja een schilderachtig gehucht waar naar schatting nog tussen de 700 en 1000 mensen wonen.

We komen met name voor de Sint Nicolaaskerk (1722). Het grootste gedeelte van de kerk bleef overeind bij de brand die werd gesticht door de Italianen in de Tweede Wereldoorlog. Bovendien is het de enige kerk die in het communistische tijdperk van Hoxha gespaard is gebleven. Alle andere kerken zijn in die periode gebruikt als militaire barakken, opslagplaatsen en zelfs als stal.

De overdekte galerij is prachtig versierd met fresco’s, maar die zijn aan alle kanten beschadigd: soms zijn de ogen uitgekrabd (door de Turken) maar er zijn ook vernielingen van recenter datum.

     

Het interieur is in een veel betere staat dan buiten. De iconostase is oorspronkelijk, maar de iconen zijn nep; de echte bevinden zich in het Museum voor Middeleeuwse Kunst in Korça.

De klokkentoren staat los naast de kerk. Dat komt omdat in de 18e eeuw kerken vaak verborgen moesten worden voor de Ottomanen. Dat is ook de reden waarom veel kerkjes in de omgeving er uitzien als boerenschuren. Vaak is de toren er pas in later jaren bijgebouwd.
Nadat we het kerkje bekeken hebben wandelen we op ons gemakje naar nog een paar oude ‘schuurkerkjes’. Het lijkt of de tijd in dit dorp heeft stilgestaan: auto’s zie je er niet en het is er doodstil. Door een parkje lopend zien we daar vier vrouwen picknicken en we worden onmiddellijk uitgenodigd om erbij te komen en mee te eten. Het zijn een moeder en dochter (studente) en twee schoonzussen/tantes. We krijgen kersen, cola, koekjes en byrek (een soort koek van filodeeg) gevuld met witte bonen. Ik zie ook nog stukken kip en worst liggen, maar die kunnen we afslaan. Omdat de studente goed Engels spreekt en als tolk optreedt zitten we een tijd lang met elkaar te praten. Wanneer we uiteindelijk vertrekken krijgen we nog een stuk van de byrek mee, gewikkeld in een servetje. Het afscheid is heel hartelijk. Gelukkig hebben we nog precies vier paar Hollandse klompjes in de tas en de klapzoenen zijn niet van de lucht! Wat een leuke ontmoeting, echt weer zo’n cadeautje dat bij toeval op je pad komt.

Wanneer we even later op een terras een kop koffie drinken zegt iemand aan een ander tafeltje “Welcome to Albania”. Dat klinkt erg aardig en ik geloof niet dat wij dat in Nederland zouden doen.
Op de terugweg naar Korça eten we vers gevangen en in een primitief keukentje gegrilde forel in de tuin van de forellenkweker.

Weer terug in Korça lopen we nog even over de heel simpele groentenmarkt waar we een van de ‘picknickdames’ van vanochtend tegen het lijf lopen: een enthousiaste herkenning volgt. De zo lief aan ons gegeven bonenkoek, die we eigenlijk niet zo lekker vonden, hebben we inmiddels geruisloos laten verdwijnen; ze moest eens weten!!
Aan het eind van de middag gaan we langs bij het Museum voor Educatie. Het stelt weinig voor: vooral veel foto’s van ons onbekende mensen; waarschijnlijk oud-onderwijzers en -onderwijzeressen. Wel raken we daar in een leuk gesprek met een Duitse kloosterlinge, die er een project doet met kansarme kinderen. Vervolgens lopen we nog maar eens naar het Museum voor Middeleeuwse Kunst, waar in de boeken zo lyrisch over gesproken wordt. De deur staat nu open, maar verder dan de hal komen we niet want er is niemand te zien en de volgende deur zit stevig op slot. Dan maar even in het kerkje ernaast kijken, dat onder hetzelfde dak huist. De pope denkt dat we verdwaald zijn en maakt ons op nogal norse wijze duidelijk dat het museum ernaast is. En aangezien deze man geen woord Engels spreekt (of doet alsof) laten we het maar zo. Na wat rondlopen en een drankje eten we heel aardig en aangenaam in de tuin van het restaurant waar we gisteren eigenlijk wilden eten.

Dag 7, vrijdag 3 juni: Korça – Barmashpas – Kekyrakloof – Gjirokastra
Wederom prachtig weer. Het wordt vandaag een lange rit dus we vertrekken om 08.00 uur. De eerste anderhalf uur rijden we wel over een vlakke rechte weg, maar vanwege werkzaamheden is de snelheid tussen de 10 en 20 km/uur. Dat schiet niet op. Vervolgens rijden we over een slechte weg met natuurlijk veel bochten door een schitterend en afwisselend berggebied. Op een bepaald moment stopt de bus en vraagt de reisleider ons om allemaal een bloem te plukken ..??? Nou, die staan er genoeg. Niet veel later wordt het ons duidelijk: we rijden door een streek waar in de Tweede Wereldoorlog hevig is gevochten tussen Duitsers en Partizanen. Terwijl de laatsten in de bergen waren hebben de Duitsers in het dorpje Barmash alle vrouwen en kinderen doodgeschoten. We bezoeken het monument en het grafveld dat daaraan herinnert. De bloemen zijn bedoeld om bij de graven te leggen. De paaltjes her en der in het gras zijn van ongelijke hoogte en we kunnen erop lezen dat hoe kleiner het paaltje, hoe jonger het kind. Indrukwekkend.

Bij een Grieks restaurant drinken we koffie en de eigenaar wil wel een paar deuntjes zingen terwijl hij zichzelf op de gitaar begeleidt.
We vervolgen onze rit via een prachtige route door de Witte Bergen over de 1157 m hoge pas met uitzicht op de bergketen die de grens vormt tussen Albanië en Griekenland. De toppen zijn het grootste deel van het jaar met sneeuw bedekt.

Door het oponthoud aan het begin van de rit, de fotostops en de zeer slechte bochtige weg is het al bijna 15.30 uur als we in het plaatsje Përmet lunchen. En als klap op de vuurpijl rijdt de chauffeur daarna verkeerd, waardoor we nog eens 50 km omrijden! Dan rijden we door de Kelcyrakloof naar Gjirokastra, waar we aan het begin van de avond arriveren.
Het hotel ligt aan de rand van de oude stad. Op zoek naar een restaurant lopen we ’s avonds door de sterk hellende straatjes geplaveid met ongelijke stenen en komen daarbij langs het huis waar Enver Hoxha ooit geboren werd.

We vinden een leuk restaurant waar we buiten eten. Het was een lange dag, maar ook schitterend mooi.

Dag 8, zaterdag 4 juni: Gjirokastra
Gjirokastra is tegen een steile heuvel aangebouwd en ligt in het zuiden van het land tegen de Griekse grens. Waarschijnlijk in de twaalfde eeuw gesticht door de Byzantijnen op een heuvel, die reeds eeuwen werd bewoond, en strategisch gelegen langs de route van de Ionische Zee naar Griekenland. Hierdoor ontwikkelde de plaats zich al snel tot een handelscentrum. Rond 1420 namen de Ottomanen de stad in. Ondanks deze bezetting ging het de stad economisch voor de wind, waardoor deze steeds verder werd uitgebreid. De Ottomanen bleven tot 1912, het moment dat Albanië onafhankelijk werd. Eerdere Griekse pogingen de stad te heroveren liepen op niets uit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam de stad voor even wéér in Griekse, en daarna in Duitse handen. Sinds 1944 is de stad onafgebroken Albanees.
Gjirokastra is de geboortestad van dictator Enver Hoxha en van de schrijver Ismail Kadare. Ze speelt een belangrijke rol in veel van Kadare's boeken, onder andere in ‘Kroniek van de Stenen Stad’.

Na het ontbijt lopen, of beter klimmen, we naar de machtige burcht die het stadje domineert. Hij werd gebouwd al voor de 12e eeuw en uitgebreid na 1812 door Ali Pasja, de Ottomaanse heerser over Albanië en Epirus (nu Griekenland).

 

 

In het kasteel is een militair museum en dat heeft absoluut niet onze interesse dus daar lopen we snel doorheen. Maar de grootte en restanten van het bouwwerk zijn erg indrukwekkend.

 

Binnen de muren is ook een oude kerk. Edelen kwamen te paard naar boven en reden vervolgens de kerk in. Deze ‘paardentrap’ is goed bewaard gebleven.

 


Na lange tijd rondgekeken te hebben lopen we via allerlei keiige straatjes en steegjes naar beneden en drinken buiten een kop koffie. Het kost allemaal niets: drie koffie voor 150 Lek (= €1,08). Ook voor het eten hoef je niet diep in de buidel te tasten; we zijn zelden boven de €12,50 voor ons samen uitgekomen.
Dan lopen we naar het etnografisch museum dat gevestigd is in het geboortehuis van Enver Hoxha, de voormalige dicatator van Albanië. Overigens is hier niets te vinden wat naar Hoxha verwijst, hooguit een gekladderde graffitytekst op de muur.
Schuin aan de overkant ligt het Skenduli-huis, dat na de val van het communisme weer in handen van de oorspronkelijke familie is gekomen. Het is te bezoeken dus dit pakken we er even bij. Het is mooier dan het etnografisch museum. Op de derde etage, die grotendeels open is zodat er frisse wind kan waaien, woonde men in de zomertijd. De tweede etage was meer voor in de winter, en ook de oudere familieleden leefden meer aan de warmere binnenkant van het gebouw. Hoe meer schoorstenen een huis had, hoe rijker de familie. Vooral de bruidskamer is interessant. Alleen en de bruidegom met mannelijke bezoekers en de gesluierde bruid zaten daar. Op de vide, achter tralies (nu glas) mochten de ongetrouwde vrouwen naar de mannen kijken, die op hun beurt door de tralies de meisjes niet konden zien. Getrouwde vrouwen zaten in een ander vertrek. De schoorsteenmanel is o.a. beschilderd met granaatappels, symbool voor (huwelijks)geluk.

Onbedoeld komen we bij het Kadare-huis terecht. In dit gebouw zou de beroemde schrijver Kadare gewoond hebben. Nu is het een museum waar hedendaagse plaatselijke kunstenaars exposeren. Vervolgens slenteren we door het oude stadje, raken de weg kwijt en begrijpen nu waarom Gjirokastra de bijnaam ‘Stad met de 1000 trappen’ heeft. Het is behoorlijk zwoegen, want de temperatuur is inmiddels opgelopen tot rond de 30°. Lunchen doen we dan ook aan de overkant van ons hotel, heerlijk in de schaduw.
Halverwege de middag gaan we naar het dorpje Dhoksat, een Albanees boerendorp met een oude wasplaats, een verwaarloosd schooltje en wat leuzen uit het Hoxhatijdperk. En dat was het wel.

Bij de eigenaar van ons hotel, die daar woont, worden we onthaald op wijn en hapjes. ’s Avonds gaan we eten met Renske. Later schuift nog iemand van de groep aan; gezellig.

Dag 9 zondag 5 juni: Gjirokastra – Blue Eye Nationaal Park – Saranda
Ondanks de wat sombere weersvoorspellingen is het weer een stralende dag. We verlaten Gjirokastra en gaan op weg naar Saranda. Bij Syri i Kaltër Nationaal Park maken we een stop. Het is een schitterend natuurgebied. Syri i Kaltër (het Blauwe Oog) is een karstverschijnsel. Hier is een zoetwaterbron die mogelijk meer dan vijftig meter diep is en waar per seconde, onder hoge druk, 6 m³ helder mineraalwater naar boven komt. De kleuren zijn om sprakeloos van te worden: onvoorstelbaar blauw en groen.

En blauwe libellen overal. Op een terras boven het water drinken we koffie. Het is een heerlijke plek om even te verblijven.
Niet ver voor Saranda, bij het gehucht Mesopotam (tussen twee rivieren), gaan we nog even van de weg af om een heel oud Byzantijns  kerkje te bekijken, dat gewijd is aan St. Nicolaas van Myra. Helaas is het hek op slot. Om het kerkje staan de resten van een oude muur en toren. Op die muur liggen wel een paar sleutels, maar die passen jammer genoeg niet op het hek. Net als we onverrichterzake verder willen gaan komt door de omliggende velden een man aangerend; jawel, met de juiste sleutels.

Het kerkje lijkt groot maar is in werkelijkheid piepklein en wordt momenteel binnen gerestaureerd waardoor er geen elektriciteit is. Het is er dan ook  aardedonker. Er wordt een kaars aangestoken, maar je loopt min of meer op de tast. Aangezien de muurschilderingen door de duisternis echt niet te zien waren heb ik op goed geluk een paar foto’s gemaakt. In de muren aan de buitenkant zijn afbeeldingen van enkele van de vier evangelisten te zien.

Rond 13.00 uur komen we aan in Saranda bij ons hotel dat niet ver van de boulevard af ligt.

Saranda is een stad aan de Ionische Zee en is een van de belangrijkste badplaatsen. Saranda ligt niet ver van de Griekse grens en nog dichter bij het toeristische Griekse eiland Corfu (zo’n 10 km). De stad is dan ook een belangrijk centrum van de Griekse minderheid in Albanië. Afhankelijk van wie er over de stad heerste had de stad een andere naam. Zo werd tijdens de Italiaanse bezetting in de Tweede Wereldoorlog de naam door  Benito Mussolini veranderd in ‘Porto Edda’, ter ere van zijn oudste dochter. Na de proclamatie van de Albanese onafhankelijkheid kreeg de stad zijn definitieve naam: Saranda.

We hebben even geen zin in een warme maaltijd. Dus na het inchecken kopen we bij een bakker twee byreks, broodjes van filodeeg, een met schapenkaas en een met spinazie. Op een bank in het plantsoen eten we onze lunch op. Daarna lopen we een eind langs de boulevard. Naarmate we verder lopen zien we steeds meer eindeloze rijen appartementenblokken, die voor een aanzienlijk deel leeg staan. We worden er bepaald niet blij van.

We strekken de benen op een terras en weer in de buurt waar we met de wandeling begonnen gaan we op zoek naar het archeologisch museum. Eerst lopen we er finaal langs aangezien het er niet als museum uitziet. Als we het uiteindelijk gevonden hebben blijkt het gesloten! Verder zijn er nog de resten van een 15e-eeuwse synagoge, maar van de steenresten kunnen we geen chocola maken, laat staan er een synagoge in herkennen. En dat waren zo ongeveer de bezienswaardigheden van Saranda!
Weer terug bij het hotel zien we, heel onopvallend zo ongeveer tegen het hotel aan, een bunker die wit gekalkt is met een potplant erop. Dat noem je ‘van het kwaad een deugd maken’.
’s Avonds eten we bij een visrestaurant een vissoort die op sardines lijkt; simpel maar erg lekker.

Dag 10, maandag 6 juni: Saranda, bezoek aan Butrint

Het wordt saai: al weer stralend en zonnig. Vanmorgen gaan we naar Butrint, 20 km ten zuiden van Saranda.

 

Butrint ligt het uiterste zuiden van Albanië op een schiereiland, tegenover het Griekse eiland Corfu.
De betekenis van de naam Butrint zou staan voor ‘gewonde stier’, gebaseerd op een Griekse mythologische legende waarbij het offeren van een stier op Corfu mislukte. De stier ontsnapte en zwom naar de overkant. Dit werd opgevat als een teken van de goden en de plaats Butrint werd door Griekse kolonisten opgericht.
Geschiedenis in het kort: Butrint was een stad uit de Griekse en Romeinse oudheid. De Grieken waren er vanaf ongeveer de 6e eeuw v.Chr., en in 228 v.Chr. namen de Romeinen het roer over. De Grieken bouwden er een tempel, een marktplein  en een theater.

De Romeinen voegden daar een aquaduct, een paleis, baden en huizen aan toe.

Voor hen was de stad echt bedoeld als kolonie, als plek om te leven voor soldaten die trouwe dienst hadden gedaan. Daarna werd de stad nog even Byzantijns, en er werden een doopkapel en een vroegchristelijke basiliek neergezet.

Daarna raakte de stad in verval en kwam pas weer in de aandacht in 1928, toen archeologen de plek ontdekten en deze blootlegden.

Bij de archeologische site is het weldadig rustig, vrijwel geen toerist te zien en onder de bomen is het heerlijk koel. Dat mag ook wel, want het is vandaag 32°. De overblijfselen van deze oude stad, hoewel niet altijd goed herkenbaar, zijn indrukwekkend. En ook het kleine museum is erg mooi. We brengen er de hele ochtend door.
Weer terug in Saranda lunchen we heerlijk met gebakken mosselen. En aangezien men in Albanië ’s middags siësta houdt en Saranda voor ons niet erg uitdagend is brengen we de middag door met slapen, puzzelen, yathzee en maar weer wandelen. De boulevard hebben we inmiddels vijf keer gezien en van de straten erachter worden we ook al niet opgewonden. Op eerdere vakanties hebben we het ook al gemerkt: kustplaatsen zijn voor ons niet aantrekkelijk. Hoogste tijd om morgen te vertrekken.

Dag 11, dinsdag 7 juni: Saranda – Vlora - Apollonia – Berat
Er wordt al dagen aangekondigd dat er regen komt, maar het lijkt er nog steeds niet op: strakblauwe lucht en tropisch warm. Vandaag gaan we verder naar Berat. De grote, lege flatgebouwen laten we achter ons en we volgen aanvankelijk de kustweg. De vegetatie bestaat vooral uit olijfbomen en droog struikgewas en natuurlijk is er het ‘overstekende wild’ in de vorm van schapen, geiten, honden, ezels of paarden. Af en toe een koe en ook een schildpad. Een paar kilometers voor Himarë maken we even een fotostop als we het kasteel van Porto Palermo zien liggen. Het lig heel strategisch op een schiereiland en werd gebouwd door Ali Pasja in de 18e eeuw.

Iets verderop zien we een verlaten schuilplaats voor onderzeeboten in de rotswand, gebouwd tijdens de communistische periode.

Bij het plaatsje Dhërmi drinken we koffie, hoog boven het strand.

Na Himarë verlaten we de kustlijn van de Albanese Rivièra en rijden over een weg met diepe afgronden naar de Llogarapas. Hier gaat het weer veranderen: zware, donkere bewolking belooft niet veel goeds. Maar een aantal kilometers verder aan de andere kant van de pas schijnt de zon weer en niet ver van Vlora staat een aantal mannen in Malissoren klederdracht midden op de weg, die de bus naar hun restaurant proberen te dirigeren.

We lunchen op een beschaduwd terras aan de kustweg en rijden dan verder naar Vlora voor een korte stop. Hier werd in 1912 tijdens de Eerste Balkanoorlog de onafhankelijkheid van Albanië uitgeroepen. We bekijken het onafhankelijkheidsmonument met een aantal bekende Albanese vrijheidsstrijders en een heroïsche figuur die de Albanese vlag plant. Zoals de meeste monumenten hier is het gemaakt in socialistisch-realistische stijl.

Niet ver hier vandaan staat een mooi oud moskeetje. De buitenkant is aanzienlijk mooier dan de binnenkant.

Na Vlora wordt het landschap totaal anders: een kustvlakte met veel tuinbouw. Een tiental kilometers buiten de stad Fier liggen de resten van de oude stad Apollonia.

Apollonia was een Griekse kolonie en oude Romeinse stad en werd in 588 v.Chr. gesticht ter ere van de Griekse god Apollo. Hij was een van de belangrijkste godheden die in de Griekse mythologie voorkwam. Keizer Augustus, die in Apollonia had gestudeerd (en toen nog Octavianus heette), bepaalde dat de griekstalige stad werd vrijgesteld van belastingen, en verleende Apollonia een hoge mate van zelfbestuur. Het was vanuit Apollonia dat Augustus zich - na de moord op Julius Caesar in 44 v.Chr. - naar Rome spoedde om daar de macht te claimen en de eerste keizer van Rome te worden.
De kolonie groeide al snel uit de tot de belangrijkste en grootste stad in de regio en vormde tijdens de oorlog met Pompeii het bolwerk van Julius Ceasar. De stad behield haar machtspositie tot in de 3e eeuw.

Eerst bekijken we de oude Byzantijnse kerk met klooster uit de 14e eeuw en een klein, maar fraai museum. Het kerkje is mooi bewaard gebleven.

Op loopafstand liggen de opgravingen. M.n. het bouleuterion, het administratieve centrum van de stad, valt meteen in het oog; van de façade uit de 2e eeuw staan nog zes kolommen overeind. Maar, zoals dat bij oudjes vaak gaat, wel gesteund.

Verder zien we een groot deel van het originele odeon (theater). En ook de overblijfselen van de stoa, de zuilengang uit de vierde eeuw v.Chr. zijn origineel. En wat is het heerlijk dat er ook hier verder geen toeristen zijn.
Dan rijden we het laatste stukje naar Berat, waar het nu echt gaat regenen.
’s Avonds eten we met een paar anderen bij het beste restaurant ter plaatse en waar je zeker zou moeten reserveren. Wij kunnen er echter zo terecht en eten heel smakelijk met een lekker wijntje en koffie met nagerecht inderdaad heel erg duur: wel voor €8,00 per persoon!

Dag 12, woensdag 8 juni: Berat
Berat is gebouwd op de flank van een berg. In de 18de eeuw was Berat een belangrijke Albanese stad binnen het Ottomaanse Rijk. Vroeger was het een knooppunt van handelswegen en de heerschappij over Berat betekende meteen de controle over de handel op de Balkan. Berat wordt nu ‘Stad met de Duizend Vensters’ genoemd, vanwege de vele ramen met uitzicht op de Osumrivier. Berat was vooral een stad van ambachtslieden en handelaars. De traditionele woningen met de vele ramen, en dus veel daglicht voor de handwerkers, zijn voornamelijk gebouwd in de 18de en de 19de eeuw.

Het oude centrum van Berat is in drie wijken onderverdeeld:
Kalaja of de citadel ligt op een heuvel en is oorspronkelijk gebouwd in de 4de eeuw v.Chr. Na te zijn platgebrand door de Romeinen in 200 v.Chr., werd het versterkt in de 5e eeuw, 6e en 13e eeuw.De Kalaja is een aparte stadswijk met haar eigen bewoners. Het oppervlak dat het kasteel omvat maakte het mogelijk om er een aanzienlijk deel van de stedelingen te huisvesten. De gebouwen binnen het fort werden in de 13e eeuw gebouwd. Omdat de bevolking van het fort christelijk was waren er ongeveer 20 kerken. Daarnaast waren er enkele moskeeën voor de Turkse garnizoenssoldaten.
Mangalem de islamitische wijk. In de moslimwijk aan de voet van de kasteelheuvel ligt een aantal moskeeën zoals de Vrijgezellenmoskee, de Loodmoskee en de Koningsmoskee.
Gorica de christelijke wijk. Deze ligt aan de overkant van de rivier.
De islamitische en christelijke wijk worden (net als in de Bosnische stad Mostar) van elkaar gescheiden door een rivier, de Osum. Deze deling is het geval sinds de Ottomaanse overheersing in 1417. De twee wijken zijn met elkaar verbonden door de Goricabrug. Oorspronkelijk een houten brug maar rond 1920 vervangen door een stenen brug met zeven bogen.

Wat een geluksvogels zijn we toch: de zon schijnt weer volop. Vandaag naar de citadel. Alvorens hier naar toe te gaan bekijken we ook hier het etnografisch museum dat gevestigd is in de oude islamitische wijk Mangalem. Het is toch dezelfde kant op! De buitenkant van het traditionele Ottomaans huis is het bekijken al waard, maar ook binnen valt het helemaal niet tegen. Het geeft een prima impressie van de leefomstandigheden in de 18e eeuw.

Vervolgens gaan we verder met de klim naar de citadel. We hebben besloten om niet met de groep per bus naar boven te gaan en met een gids de citadel te bekijken, maar doen het liever op eigen houtje. Het is inmiddels al knap warm, zo’n 32°,  en langzaam maar gestaag zwoegen we over de ongelijke keien naar boven. Stevige wandelschoenen zijn hier zeker niet overbodig.

Maar als we boven bij het kasteel komen blijkt alle inspanning de moeite waard geweest te zijn.

Eigenlijk is het ommuurde stadsdeel een citadel (deel van een vesting). De muren en de poort van het kasteel zijn indrukwekkend en de smalle straatjes en steegjes zijn schilderachtig met ruwe stenen, oude kerkjes, witte huizen en bloemen.
We hebben dorst gekregen van de warme klim en na een drankje en lang rondkijken in dit mooie stadsdeel proberen we het Onufri-museum te vinden, dat voor een deel in een Grieks-orthodoxe kathedraal gevestigd is. Wij stellen ons bij een kathedraal een indrukwekkend bouwwerk voor, maar dit kerkje ligt verscholen achter een muurtje. Onufri was een beroemde iconenschilder. Met iconen hebben we niet zo veel, maar het kerkje is werkelijk schitterend.

Na nog wat rond slenteren en hier wat kijken en daar wat neuzen lunchen we op een piepklein, knus balkonnetje van een restaurant; superkneuterig met kanaries in kooitjes, potplanten, enz. en met uitzicht op de oude pannendaken van de citadel. Dan lopen we weer rustig de lange weg naar beneden naar het hotel.
Na een paar uurtjes rust gaan we op zoek naar het St. Spyridonklooster. Dit ligt in de christelijke wijk en we moeten dus eerst de oude brug over. Als we bij het klooster komen is het nog gesloten (siësta!). Aan de overkant van de rivier, ergens halverwege de islamitische wijk en het kasteel zien we tegen de berg een orthodox kerkje geplakt. Je vraagt je af waarom ze kerken altijd op zulke onmogelijke plaatsen bouwden. Inmiddels is het dreigend donker geworden en horen we het onweer in de bergen. We besluiten daarom terug te gaan en wat meer in de buurt van de terrassen en het hotel te blijven want we hebben geen regenkleding of paraplu bij ons. De Koningsmoskee blijkt ook nog gesloten, evenals een oude medressa. We scharrelen nog even door de oude wijk en gaan terug naar het hotel: noodgedwongen ook een siësta.
Het onweer is uiteindelijk overgedreven en aan het begin van de avond doen we nogmaals een loopje, nu de flatwijken in. Een beetje deprimerend: eenvormig, zeer slecht onderhouden, kortom armoedig.

We wagen nog een poging bij de Koningsmoskee en jawel, nu is hij open. Hij dateert al van het eind van de 15e eeuw en werd later gerenoveerd. Een vrouw probeert ons in half Italiaans half Grieks wat over de moskee te vertellen. We begrijpen haar redelijk, want met handen en voeten komen we een eind. In zijn algemeenheid zijn moskeeën hier uiterst eenvoudig, maar bij deze is het vrouwengedeelte erg mooi versierd met houtsnijwerk.

De vrouw loopt ook mee naar de Helveti teqe achter de moskee, een ruimte voor samenkomsten van de Helveti. Zij behoren tot een derwisj sekte. Dit gebouw heeft een mooi plafond, dat speciaal zo gemaakt is voor de akoestiek in de ruimte. De vijf marmeren zuilen aan de voorkant van het gebouw zouden afkomstig zijn uit Apollonia. Leuk om deze bouwwerken nog van binnen gezien te hebben.
’s Avonds eten we bij een restaurant aan de overkant van de rivier in de christelijke wijk en zien de zon achter de bergen ondergaan. In tegenstelling tot Saranda vinden we Berat een leuke stad om te verblijven.

Dag 13, donderdag 9 juni: Berat – Durrës – Shkoder
Vandaag rijden we van Berat naar Shkoder. Onderweg kijken we nog even rond op een streekmarkt en zien er de handel zoals op de meeste plattelandsmarkten, maar altijd weer leuk. Wel opvallend is dat je hier je koffiebonen kunt laten malen. En daar wordt behoorlijk gebruik van gemaakt.

Af en toe zie je aan huizen poppen of beren, en op het platteland ook wel groentenstrengen, ramshorens of bloemen hangen. Door het ophangen van deze voorwerpen hoopt men de aandacht af te leiden van het huis en de bewoners. Zo kan het Boze Oog nooit de vrede in huis verstoren! 

In de stad Durrës stoppen we wat langer.

Durrës is Albaniës belangrijkste havenstad en hier komen ook de veerboten uit Italië aan. Durrës heeft een lange geschiedenis: deze oude Griekse stad werd gesticht in 627 v.Chr. Daarna regeerden de Romeinen en Byzantijnen. Van de 1ste tot de 3de eeuw was de stad een belangrijke haven op de ‘Via Egnatia’, de handelsroute tussen Rome en Byzantium. Vervolgens had de stad diverse overheersers. De Italianen noemen de stad Durazzo en onder die naam is Durrës gedurende een groot deel van de 20e eeuw bekend gebleven. Durrës is ook enkele jaren de hoofdstad van het onafhankelijke Albanië geweest.

We lopen eerst naar het amfitheater dat werd gebouwd ten tijde van keizer Hadrianus (2e eeuw n.Chr.). Het zou het grootste amfitheater van de Balkan zijn met plaats voor 15.000 mensen. In de middeleeuwen werden er gebouwen gezet op het theater en pas in de 20e eeuw werd bij het aanleggen van een wijnkelder het amfitheater bij toeval weer ontdekt. Vervolgens is het opgegraven en opengesteld voor publiek. Nog niet alles is blootgelegd omdat er huizen op zijn gebouwd. Het ziet er niet aantrekkelijk uit en nodigt niet uit om een kijkje te gaan nemen in de tunnel en catacomben die je kunt bezoeken.
Duidelijk zijn de oude Byzantijnse vestingmuren van de stad nog te zien, evenals de Venetiaanse toren.

Natuurlijk moeten we ook even een foto maken van generaal Thomson. Dezelfde Thomson als die van het Thomsonplein in Den Haag, waar Jan als kind in de buurt woonde.

De Nederlandse held van Durrës: Lodewijk Thomson.
Hij stierf op 15 juni 1914 in Durrës tijdens een vredesmissie onder aanvoering van Nederland.
In 1912 braken de Balkanoorlogen uit en  werden de Turken verdreven. In het machtsvacuüm dat ontstond braken conflicten uit tussen de nieuw gevormde landen op de Balkan. Om de orde in Albanië te handhaven werd het neutrale Nederland gevraagd in Albanië een gendarmeriekorps op te zetten. Uiteindelijk duurde de Nederlandse militaire aanwezigheid slechts twee jaar. Na de dood van Thomson en het begin van de Eerste Wereldoorlog een paar weken later, trok Nederland zich terug uit Albanië.
Nadat Thomson, die zowel bij zijn manschappen als bij de bevolking zeer geliefd was, door een schotwond was overleden werd hij aanvankelijk in Durrës begraven. Kort erna werd zijn lichaam overgebracht naar Groningen, waar voor hem een standbeeld werd geplaatst. Een replica hiervan staat in Durrës.  Dit borstbeeld is voorzien van zowel Albanees als Nederlands onderschrift dat luidt: “Hulde aan de Nederlandse held van Durazzo” (Durazzo is de Italiaanse benaming van Durrës). Het plantsoen en erachter liggende eetcafé met terras dragen Thomsons naam. In 2000 werd hij alsnog tot ereburger van de stad benoemd. Postuum kreeg Thomson in 2003 de hoogste Albanese onderscheiding, de ‘Gouden Adelaar’, toegekend en het Albanese parlement gaf toestemming om de nieuwe militaire academie in Tirana naar deze Nederlander te vernoemen.

In een klein winkeltje koop ik twee paar oorstekers en bij het zaakje waar we een espresso drinken kopen we een plak noga met amandelen. Nog even lopen we naar de boulevaard, waar een heerlijk windje waait, want het is weer bloody hot.
In de loop van de middag komen we in Shkoder aan.

Shkoder  is een oude en belangrijke stad en ligt aan het Meer van Shkoder, dat deels in Montenegro ligt. De stad kent een roerige geschiedenis en is minimaal zeven keer in handen van verschillende machten gekomen.

 

Het hotel is een heel oud, mooi gerenoveerd houten gebouw, dat je niet in een stad midden tussen de hoge gebouwen verwacht. De kamers hebben houten balkenplafonds en ruw gepleisterde muren. Het is erg mooi en met gevoel voor detail gerestaureerd.

 

We lopen Shkoder in, pikken een terrasje in het voetgangersgebied en kunnen daarna niet vinden wat in de reisgids beschreven staat en wandelen dus maar wat rond. Grote tegenstellingen: gloednieuwe hotels, een mooi theater, de duurste mercedessen, maar ook grauwe verveloze wijken waar je niet dood gevonden wilt worden.We verdwalen een beetje, maar na niet al te lange tijd zien we toch weer een herkenningspunt.

’s Avonds eten we in een goed en gezellig restaurant. We kunnen nog net een plaatsje aan de rand van het balkon bemachtigen en hebben zo een mooi uitzicht op het flanerende publiek op de wandelpromenade.

Dag 14, vrijdag 10 juni: Shkoder – Kruja
Dit keer maar één nacht in het hotel want vanmiddag gaan we naar Kruja, de laatste plaats op deze reis. Maar eerst ontbijten, en wat voor ontbijt! Om te beginnen lijkt de eetzaal wel een museum. En nu eens geen buffet, maar een zeer verzorgd ontbijt aan tafel. Naast de gebruikelijke broodjes, eieren, tomaten, enz. enz. drie verrukkelijke zelfgemaakte jams. Nog nooit zulke heerlijke vijgenjam geproefd! Daarnaast een aantal voor ons onbekende plaatselijke verse kazen en tot slot heerlijk zoete aardbeien. Het is een feestje om te zien en te eten.
Daarna bezoeken we een kleine fabriek/atelier waar ze maskers maken voor o.a. de carnavals in Venetië en Rio de Janeiro. De maskers zijn ware kunstwerkjes en alle met de hand gemaakt. Ze mogen dan ook een lieve duit kosten en sommige hebben een prijs waarvan wij erg leuk op vakantie kunnen gaan. Beneden is de showroom en boven is de werkplaats waar, helaas, niet gefotografeerd mag worden. Hier werken twaalf vrouwen die de meest fraaie maskers maken. Ze worden beschilderd, met bladgoud versierd, met veren beplakt, enz. Maar de verf- en lijmlucht waarin ze werken is uiterst ongezond. Ze dragen geen beschermende mond- en neuskapjes en er is geen afzuiging. Alleen een paar kleine open ramen, die ’s winters gegarandeerd dicht zijn.

Even buiten Shkoder ligt een prachtige oude brug. Het is een oude stenen boogbrug die in 1768 door de Turken werd gebouwd.  De brug heeft 17 bogen , is ongeveer 110 m lang en ongeveer 3,5 m breed en maakte vroeger deel uit van de grote handelsroute vanuit Constantinopel naar o.a. Kosovo. 

Wanneer Jan over de brug loopt probeert hij een praatje te maken met een paar kinderen die aan het spelen zijn. Een van hen, een jochie van een jaar of tien, spreekt hem in vlekkeloos Nederlands aan. Hij blijkt een half jaar in Deventer gewoond en op school gezeten te hebben; de wereld blijkt weer klein te zijn!

In plaats van koffie te gaan drinken lopen we in Shkoder over een markt met streekprodukten. Bij een kaaskraam zie ik kaas liggen met iets donkerroods erin; het heeft wat van Stiltonkaas met port, maar toch anders. Vanwege de taalbarrière wordt ons niet duidelijk wat het precies is. Ik ben nieuwsgierig en de kaas is geseald, dus ik koop een stuk en zal het in Ruurlo gaan proeven. Later blijkt het (schapen?)kaas met bosbessen te zijn. Een ongebruikelijke combinatie, maar wel erg lekker! Verder koop ik voor mijn wandelvriendinnen het gebruikelijke kleine presentje: een paar stukjes zeep, gemaakt van olijfolie. Ook zien we een man die aan het borduren is en een vrouw in Malissorendracht.

Het was dus de moeite waard om de koffie even over te slaan. Dan rijden we naar Kruja, waar we vroeg in de middag aankomen.

Kruja ligt op een berghelling rond een typische oosterse bazaar. De citadel van de stad is voor de Albanezen een nationaal heiligdom; hier ontstond het eerste verzet tegen de Ottomaanse overheersing. Kruja was de legerbasis van Gjergj Kastrioti, beter bekend als Skanderbeg - de Willem van Oranje van Albanië. Het fort van Kruja ligt strategisch op een rotsplateau en viel dan ook perfect te verdedigen tegen de Turkse vijand. Van hieruit wist Skanderbeg Albanië gedurende 25 jaar uit handen van het Ottomaanse Rijk te houden. Het is dus bepaald geen toeval dat hier ook het Skanderbeg Museum is.

Ons behoorlijk luxe hotel ligt hoog op de berg, dus met mooi uitzicht. Maar ook direct aan de oude middeleeuwse bazaar met souvenirs. De bazaar ligt buiten de muren van het fort, want in de Ottomaanse tijd mochten de christenen niet buiten de stadsmuur komen en de Turken wel. De houten winkeltjes zijn in de jaren zestig van de vorige eeuw opgeknapt en gerestaureerd, bedoeld om de bezoeker een authentiek beeld te geven van de Ottomaanse tijd. Het ziet er inderdaad leuk uit. De souvenirs zijn, zoals overal, overwegend troep met een hoog ‘made-in-Chinagehalte’. Mokken met de beeltenis van Moeder Teresa en de dictator Enver Hoxha staan gezellig naast elkaar, raki wordt aan de man gebracht als was het cognac en er zijn asbakjes te koop in de vorm van bunkers; hoe verzin je het! Maar als je goed zoekt zijn er ook wel aardige dingetjes te vinden heb ik begrepen, want zelf hebben we deze handel gelaten voor wat het was.  

We lunchen uiteraard buiten en lopen dan verder naar de ruïnes van het kasteel. Bij de imposante poort gaat mijn fantasie op hol: ik stel me voor hoe onneembaar dit bouwwerk geweest moet zijn en zie de paarden voor me als ze de poort binnen rijden! Ik maak voor een aardig jong stel een foto van hun samen. Later kom ik ze nog eens tegen en ze blijken uit Brazilië te komen, dus even een leuk gesprekje. Inmiddels hebben we al een aantal etnografische musea gezien, maar deze hier is toch weer anders en ook heel mooi. We moeten even zoeken naar een oude hamam die gesloten blijkt en via een klinkerpaadje vinden we in een uithoek van de citadel een bijzonder godshuis,  de Dollma Teqe. Dit is geen traditionele moskee, maar een huis van samenkomst voor aanhangers van het Bektashisme. In de atheïstische tijd werd het met fresco’s gedecoreerde gebouw uit 1789 gebruikt als opslagplaats, maar nu is het weer een plek voor rust en bezinning. De teqe is vernoemd naar de familie Dollma, die het gebouw nog altijd beheert.

We besluiten het Skanderbegmuseum te bewaren voor onze laatste ochtend.
Eten doen we ’s avonds met een paar reisgenoten in het hotel: prima en gezellig.

Dag 15, zaterdag 11 juni: Kruja - Amsterdam
En zoals we gewend zijn en stieken ook verwachtten kunnen we bij een heerlijke temperatuur op het balkon van het hotel ontbijten met een mooi uitzicht. Hoezo, vakantiegevoel?
Zoals we ons voorgenomen hadden gaan we nu het Skanderbeg Museum bekijken. Het gebouw is ontworpen door de dochter en schoonzoon van Enver Hoxha. De witte constructie, die aan een fort doet denken werd gebouwd naast de ruïnes van het oude kasteel. En hoewel het wat pompeus is past het wel in de omgeving.

De tentoonstelling geeft een beeld van de Albanese geschiedenis (en dan met name het verzet tegen het Ottomaanse gezag) in al haar glorie. Je zou het ook verheerlijking kunnen noemen.  Maar het interieur en de manier waarop de dingen getoond worden zijn erg mooi.

Hierna lopen we terug naar beneden, kuieren nog wat rond in Kruja en zien als laatste cadeautje nog een oude man in Malossorendracht.

Na een espresso gaan we naar de kamer om onze tassen klaar te maken voor de terugreis en dan stappen we in voor onze laatste rit met onderweg nog een korte stop voor de blijkbaar noodzakelijke groepsfoto.
Ruim op tijd zijn we bij het vliegveld, waar we onze laatste Leks opmaken aan koffie, chocola en byrek met witte kaas. We houden zegge en schrijve 100 Lek (=€072) over.

De vlucht gaat voorspoedig. In Wenen hebben we ruim de tijd en aangezien we in het vliegtuig niets te eten krijgen nemen we een hapje op het vliegveld.
Nadat we in Amsterdam geland zijn gaan we met de shuttlebus weer naar het parkeerterrein van het hotel, waar onze auto keurig op ons staat te wachten. De zondag is pas een uur oud als we in Ruurlo de sleutel in het slot steken en daarmee is deze mooie en relaxte vakantie definitief voorbij!

 Algemene indruk van Albanië
Albanië is duidelijk een land dat nog ver af staat van onze welvaart. Maar ik vind het indrukwekken wat het land na het lange isolement onder Hoxha sinds midden jaren ’90 van de vorige eeuw (einde van het communisme) in twintig jaar heeft weten op te bouwen.
In de steden troosteloze verveloze wijken met flatgebouwen, rijp voor de sloop. Maar ook mooie nieuwbouw en gebouwen die voortvarend opgeknapt worden. Kortom: nog veel tegenstellingen. Verder een record aantal terrasjes en deze zitten altijd vol met mannen.
’s Middags is het doodstil op straat en is alles gesloten: siësta. Tussen 18.00 en 21.00 uur flaneren hele families op straat en is het gezellig druk. Daarna verdwijnen de vrouwen, waarschijnlijk om voor het eten te zorgen.
Het eten in Albanië is eenvoudig, maar smakelijk en voor ons spotgoedkoop. Om een idee te geven onze lunch die we gebruikten in Kruja: 1x soep, 1x tsaziki met brood, 1 grote portie frites, 1x paprika gevuld met schapenkaas, 2x frisdrank en 1x witte wijn. Dit kostte ons in totaal ± €7,50.
Op het platteland geen moderne landbouwmachines, wel vervoer per ezel en herders met kuddes schapen en geiten. Het is ook een prachtig land: erg mooie berglandschappen en heel veel wilde bloemen.
De wegen zijn afwisselend goed met heel veel benzinestations (tussen de grote steden) tot slecht zonder tankmogelijkheden (in de berggebieden). Verder opvallend veel mercedessen, van oude barrels tot de allerduurste nieuwe modellen.

Overal zie je moskeeën en orthodoxe kerkjes in het land. En hoewel het grootste deel van de bevolking moslim is hebben we geen vrouwen met hoofddoek gezien en ook de ramadan is voor ons niet merkbaar geweest, naar onze indruk werd er onverminderd gegeten en gedronken.
Natuurlijk zijn er de bunkers uit de Hoxha tijd; overal (resten van) bunkers.
En tot slot veel overblijfselen/bezienswaardigheden uit de turbulente geschiedenis.

 Djoser

 

Home Reizen van Jan en Carla